Muzikale Traviata wordt gehinderd door regie

Gehoord: 27 januari 2024, Muziektheater, Amsterdam

Door Peter Schlamilch

 

La Traviata gisteravond: een mislukking. Mijn fout, of die van de zangers? De tijd zal het leren’. Deze bekende, wanhopige woorden schreef Giuseppe Verdi de dag na de première, in 1853. Weinig kon hij toen vermoeden dat La Traviata al snel één van zijn meest gespeelde opera’s zou worden, en meer dan 250 keer zou worden opgenomen op geluidsdragers. Wel was hij er zich goed van bewust dat het verhaal, over het leed van een courtisane die tegelijk begeerd én veracht wordt door een maatschappij met een uiterst hypocriete moraal, heel controversieel was: hij woonde op dat moment immers zelf al zes jaar ongehuwd samen met een operazangeres met wie hij meerdere kinderen had, en kende de afwijzing en dubbele moraal van de samenleving maar al te goed. Hij verachtte ze.

 

Het publiek dat de première bij de Nationale Opera (oké, en Ballet) bijwoonde, kreeg die boodschap ook mee, op nauwelijks mis te verstane wijze: regisseur Tatjana Gürbaca propte de handeling vol met actie, soms zinnige, zoals wanneer Alfredo zijn talloze liefdesbrieven die hij al een jaar aan Violetta schrijft, voor haar uitspreidt om zijn liefde te illustreren, maar meestal hinderlijk, want geen moment is er rust op het toneel. Het lijkt alsof de regisseur sommige aria’s of duetten te saai vindt om tekst en muziek voor zichzelf te laten spreken: alles wordt volgestouwd, op vrijwel elk moment zijn koor of solisten aanwezig, waarschijnlijk om te verbeelden dat de maatschappij altijd meekijkt, je nooit ongezien bent, maar toch altijd eenzaam en onbegrepen door een perverse samenleving. De toeschouwer krijgt daardoor echter niet de kans zich écht met het lot van deze twee dwaze geliefden te verbinden, en blijft te veel ‘buitenstaander’ bij het eeuwige liefdesdrama dat deze opera, hoe gedateerd het verhaal misschien soms ook moge zijn, toch vertelt: de uiteindelijke onmogelijkheid van geliefden om zich werkelijk te verenigen en elkaar echt te kennen.

 

Chemie

Ook de zangers hielpen niet altijd mee om de chemie, zoals dat tegenwoordig heet, op gang te brengen. Er werd grotendeels prachtig gezongen, en vooral de Oekraïens-Russische tenor Bogdan Volkov beschikt over een magisch-gouden stemgeluid dat je maar weinig hoort: zijn lyrische timbre is het prototype van ‘zoetgevooisd’ en oorstrelend, hoewel we ons soms afvroegen of dit wel zijn ideale rol is: Alfredo moet niet alleen jong-naïef kunnen zijn, maar ook vurig en wraakzuchtig, en dat laatste misten we een beetje in zowel zijn spel als zijn zang: het was allemaal enorm knap en geraffineerd, maar af en toe te weinig warmbloedig en wanhopig. Hij vulde in de zachtste registers weliswaar elke hoek van de zaal, maar kwam kracht tekort voor de grote liefdevolle of juist woedende explosies. De geldsmijterij in de derde akte kwam daardoor een beetje machteloos over, mede door de grote regiefout: Violetta wordt de hele akte gepest, geminacht en uitgestoten door haar voormalige ‘vrienden’, maar wordt volkomen abrupt weer door hen in de armen gesloten en verdedigd tegen haar belager. Een compleet onlogische wending die het gevolg is van het laten prevaleren van een regieconcept boven de tekst in het libretto. Ook Alfredo’s aria De’ miei bollenti spiriti kookte en stormde maar weinig, zoals de tekst toch aangeeft, wat niet verwonderlijk is als je van de regie de hele tijd de vloer moet staan vegen.

Het concept is alomtegenwoordig, bijna in your face: mannen met de broek op de knieën illustreren het bandeloze Parijs van de 19e eeuw misschien voorbeeldig, maar na een paar uur weet je het wel en snak je naar wat meer nuance, die echter niet komt. Dan gaat de regie afleiden van de emoties en wordt de muziek ondergeschikt aan een verhaal dat niet dat van Verdi is.

 

Merg en been

 De Roemeense sopraan Adela Zaharia, in de rol van Violetta, zong, hoewel niet altijd vlekkeloos zuiver, de sterren van de hemel. Hoewel ze voor de pauze haar stem misschien wat te veel spaarde (en geef haar eens ongelijk in zo’n zware rol), ging haar beroemde afscheidsaria Addio, del passato door merg en been: het verdriet en de eenzaamheid bezorgden de toehoorder voor het eerst die avond echt kippenvel, en de emoties werden pas toen écht geloofwaardig: haar grote liefde voor Alfredo (en de zijne voor haar, overigens) overtuigden tot op dat moment nog niet helemaal. Jammer dat ook hier de aandacht weer werd afgeleid, ditmaal door Annina, Violetta’s ‘trouwe’ metgezel, die uitgebreid ligt te copuleren met… tja, met wie eigenlijk? Waarom moet dit, waarom niet even een moment aandacht voor de prachtige woorden van Piave en de nog prachtiger noten van Verdi? Zijn die soms niet genoeg meer in dit tijdsgewricht? Het kan, hoor, dat moderne publieken niet meer voldoende hebben aan deze eeuwige muziek, ik heb daar geen verstand van. Maar laten we waken ál te toegeeflijk te zijn aan de tijdgeest: voor je het weet verliezen we het oorspronkelijke kunstwerk uit het oog, of oor.

 

 

Annina werd overigens meesterlijk en rondborstig gezongen door de Russische sopraan Inna Demenkova, die vrijwel de hele avond op het toneel was, hoewel haar rol heel klein is. Bloedirritant luistert ze de hele tijd mee met de intiemste momenten van de hoofdrollen, als een stiekeme intrigante waar je niet vanaf komt, een prima regie-idee, maar ook hier: laat het concept bij wijlen ook even los en gun de zangers even hun vertrouwelijke ogenblikken. Niet alleen zij, maar ook wij hebben die nodig om hun noodlot te kunnen begrijpen en ermee mee te leven.

Bepoteld

 Germont, uitstekend vertolkt door de Roemeense bariton George Petean, zong voluit en leek de regie wat menselijker te willen maken, maar werd ook hier gehinderd, in dit geval door de opkomst van zijn dochter (die eruitzag als 12, maar toch al verloofd scheen te zijn), die eerst op nogal verdachte wijze werd bepoteld door de heren van het koor (die daar geen vocaal aandeel hebben maar u weet inmiddels: ‘de maatschappij kijkt altijd mee’) en daarna in een eindeloze verkleedscène terechtkwam waarin het arme kind (overigens heel goed acterend) van kleding moet verwisselen met Violetta, die daar tijdens de schokkende boodschap van Germont kennelijk toch behoefte toe voelde. Dat ze een meter langer was dan het kind deerde de regie kennelijk niet: het concept gaat immers boven alles.

Over het decor kunnen we kort zijn: dat was praktisch non-existent, op een soort eenvoudig plateau na, waarop en waarnaast zich alles afspeelde. Elke akte was visueel dus even saai, en de toeschouwer zat daardoor tweeënhalf uur naar het zwarte brandscherm te koekeloeren, een oplossing die in het Amsterdamse Muziektheater, het is al vaak gezegd, niet ideaal is: de zang wordt, zonder de nabijheid van een achterwand, niet de zaal in geprojecteerd, die toch al akoestisch niet meewerkt.

 

De belichting van de Zwitserse lichtontwerper Stefan Bolliger was een verademing na alle verblindend-wit uitgelichte producties van de afgelopen tijd. Weliswaar zijn er veel meer lichtstanden mogelijk, maar we zagen tenminste af en toe wat kleur!

 

Helder muzikaal concept  

Het koor, toch een van Europa’s beste operakoren, verraste door niet zijn gebruikelijke messcherpheid aan de dag te leggen, maar de vrij eenvoudige koren, zoals het bekende Libiamo en natuurlijk het begin van de derde akte, een beetje te lyrisch en te wollig te benaderen, waardoor het regelmatig achterliep op het orkest. En dat lag geenszins aan de voortreffelijk dirigerende Italiaan Andrea Battistoni, die alle zeilen bijzette om het koor binnenboord te houden.

Hij dirigeert, in onze ogen, heerlijk ‘traditioneel’ en heeft geen behoefte om de zangersconventies, die, vaak terecht, na ruim anderhalve eeuw in de uitvoeringspraktijk zijn geslopen, te verwijderen of te corrigeren. Battistoni geeft een zeer heldere lezing van Verdi’s prachtige partituur en weet er de nuances van te laten horen, voorwaar geen sinecure bij een dergelijk overbekend werk.

 

 

Zijn slag is altijd op de zangers gericht, die hij volop steun en zelfvertrouwen geeft, en wie hij, in tegenstelling tot toneelbeeld en regie, een helder muzikaal concept voorhoudt, het concept van een intieme, soms haast kamermuzikale benadering, waarbij hij zich geen moment laat afleiden door de overbodige drukte die zich vaak op het toneel afspeelt. Bij sommige passages mocht het voortreffelijk spelende Rotterdams Philharmonisch Orkest van mij wel wat ruiger uitpakken, zoals in het openingskoor, dat door Verdi bewust ‘oppervlakkig-volks’ is gecomponeerd om daarna de eenzaamheid juist duidelijker te schilderen. Maar wie de gediviseerde noten van de eerste en tweede violen in de openingsmaten hoorde, wist meteen: hier speelt niet alleen een toporkest, maar er is ook heel zorgvuldig, liefdevol en loyaal aan de voordracht gewerkt. Die belofte bleek tot en met de laatste maat bewaarheid te worden, ondanks het feit dat het allemaal soms wat explosiever, energieker, verrassender en sprankelender mocht.

Over die slotmaat gesproken: als Violetta dan eindelijk haar laatste adem heeft uitgeblazen (ik wist overigens niet dat men ook staande kon sterven), naar voren geschoven op haar plateau, volgt een indrukwekkende black out, die echter ruw wordt verstoord door het vrij snel weer aangaan van het licht; waarschijnlijk een coördinatiefout in de techniek, want sinds Maria Callas begrijpen we dat zangers én publiek graag even in hun rollen willen blijven en niet meteen willen overgaan tot applaus. Misschien dat de voorstelling de komende weken nog groeit, waarschijnlijk zelfs: met zoveel potentie op toneel en in de orkestbak zullen de komende voorstellingen warmer en soepeler worden.

 

Peter Schlamilch

 

 

 

Info:

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2023-2024/la-traviata

 

De Nationale Opera,
La Traviata,
Guiseppe Verdi,
Libretto : Francesco Maria Piave,
Muzikale leiding : Andrea Battistoni,
Regie: Tatjana Gürbaca,
Decor: Henrik Ahr,
Kostuums: Barbara Drosihn,
Licht : Stefan Bolliger,
Dramaturgie : Bettina Auer,
Instudering regie: Meisje Barbara Hummel,
Violetta Valéry : Adela Zaharia,
Alfredo Germont :
Bogdan Volkov (27 en 31 jan, 3 en 6 feb),
Liparit Avetisyan (9, 12, 15, 18 feb),
Giorgio Germont : George Petean,
Flora Bervoix: Martina Myskohlid*,
Gastone Salvador V

You May Also Like

Katia en Marielle Labeque in magische en holle muziek

Napels – Elektra verzuipt in trage tempi

  Nikola Meeuwsen benadert Mendelssohn als fijnzinnige kamermuziek

Wereldpremière Techno IV – Concert voor Piano en Orkest van Karen Tanaka