Nederlands Kamerkoor brengt opperste vocale verrukking
Het Nederlands Kamerkoor toert deze dagen door ons land met Rodion Shchedrins Russische Liturgie De Verzegelde Engel. Zowel in de pers als in de koorwereld gonzen jubelende reacties op het weinig bekende grote koorwerk. De nu negentigjarige, in München gevestigde componist schreef het in 1988 ter gelegenheid van het duizendjarig bestaan van de Russisch Orthodoxe Kerk.
In het aanzwellende, lumineuze forte op weg naar de culminatie van het negende deel, toonde het Nederlands Kamerkoor zich in alle pracht. Met een rijpe klank, die onder dirigent Peter Dijkstra wel zo zoet en krachtig is geworden, dat de muzikale ontknoping van de liturgie op het woord ‘istinno’ (waarlijk) opperste vocale verrukking ontketende.
De allergrootste meesterwerken hebben nu eenmaal een bedrieglijk eenvoudige opzet. Of het nu Chopins relatief compacte Barcarolle of Mahlers eloquente Negende symfonie betreft – de kunst van de meester is om een dergelijke opzet pas op het laatste moment te ontsluieren, zodat de climax bijna bevrijdend werkt. Het meesterschap van Shchedrin is dat deze ontknoping (de culminerende wending naar een stralend D groot) in feite al sluimert in de opening van het werk, waarin de componist een openingsmelodie introduceert die de luisteraar processiegewijs van statie naar statie voert.
Het bijzondere van die introductie is niet alleen dat ze wordt voorafgegaan door een intonatie, aangereikt door een solo fluit, maar ook dat het koor de melodie eerst met gesloten mond neuriet, om vervolgens via een overgang naar ‘a’ de tekst bloot te leggen. Waarbij hij de eerste verschijning van de tekst ‘Engel Gods, laat je tranen stromen en vergun mij een bezoek’ als het ware uit de hemel laat neerdalen door haar aan de tenor te schenken, terwijl de vrouwenstemmen op dat ogenblik in een relatief laag register zingen.
Dat het hier om veel meer dan effectbejag gaat mag duidelijk zijn uit een videofragment dat op Youtube te vinden is. Hier dirigeert Alexander Svesjnikov, Rodion Shchedrins leraar aan de Moskouse koorschool ondermeer het ‘Tebje pojem’ uit de Liturgie opus 31 van Rachmaninoff – maar de religieuze tekst die onder de Sovjets streng verboden was – wordt niet gezongen. De intensiteit waarmee in het filmpje ‘plaatsvervangend’ wordt geneuried is niettemin des te groter. Dit is dus het Sovjet-Rusland waarin Shchedrin opgroeide.
(Rachmaninoffs Tebje Pojem begint omstreeks 1:51)
Nadat het hele koor in het eerste deel van De Verzegelde Engel ook de tekst beproefd heeft, volgt er nog een verwijzing. De fluit speelt een pastorale improvisatie, op de achtergrond begeleid door een akkoord in het koor. Fysieke en denkbeeldige verten openen zich in een tafereel waarmee de componist jeugdherinneringen ophaalt aan de betoverende avondzang van herdersfluiten boven de rivier de Oka nabij de stad Aleksin. Op dat ogenblik zijn we slechts vier pagina’s gevorderd in de gedrukte partituur en nu al wordt de luisteraar omringd door een muzikale verbeelding van religie tussen vrijheid en onderdrukking.
Shchedrins Russische Liturgie bedient zich – anders dan bijvoorbeeld Rachmaninoffs Vigilie – niet van een geacheveerde, theatrale polyfonie. Shchedrin ensceneert tekstcitaten en flarden kerkzang bijna ascetisch om met minimale middelen, maximale expressie te bevrijden. Exemplarisch is de rauwe manier waarop de componist het in het tweede deel door de mannen voorgedragen kerkgezang ‘Bogospod’ i javisja nam’ als het ware ophangt aan enkele door de vrouwenstemmen geneuriede akkoorden. Of het boze gestampvoet, de klokslagen die de aankondiging van Judas’ verraad begeleiden en uitmonden in de door het hele koor uitgestoten kreet van afschuw.
De kracht van deze compositie schuilt in de heldere organisatie van het diverse materiaal, de afgewogen plaatsing van de terugkerende melodie en de perfecte proporties. Voor een vocaal ensemble op het hoge niveau waarop Peter Dijkstra het het Nederlands Kamerkoor in de afgelopen jaren gebracht heeft, is het niet moeilijk om het publiek met deze dankbare muziek te overrompelen. Fluitiste Ana de la Vega leverde daaraan bovendien een grote bijdrage door heel vrij spel, waarin een welluidende warme klank opviel en ze zich met grote sensitiviteit wist in te bedden in de vocale kleurschakeringen.
Laten we dus hopen dat het Nederlands Kamerkoor de nog volgende concerten – vanavond in de Philharmonie te Haarlem en morgenmiddag in de Grote Kerk van Enschede – niet ziet als een afsluiting, maar als het begin voor een langere relatie met een symfonisch koorwerk waaruit nog oneindig veel meer expressie te putten valt.
Want juist doordat Shchedrin het zozeer laat aankomen op de intensiteit van de tekst zijn er nog veel momenten die je enkel en alleen al door dictie zou kunnen bezielen. Het bloedstollende ‘Pokajanije otvjerzimi dveri’ (Het berouw opene mij de poorten), dat Shchedrin verklankt als vuistslagen op de hemelpoort, zou nog veel diepere wonden kunnen kerven als iedere medeklinker zich daar agressief in bijt. Misschien zou het gebruik van een onschuldiger ‘timbre’ voor de discantsolo het daar tegenover gezochte contrast nog verhogen. Mogelijk zou Peter Dijkstra in het zevende deel zelf nog grotere littekens kunnen slaan door de in lettergrepen opgeknipte passage beginnend met ‘Konjets priblizjajetsja’ echt als één zin te beklemtonen. En als dan ook de eerste sopranen aan het slot van het achtste deel nog zachter – haast gelaten – hun zanglijn ‘da priïdjet tsarstvije Tvoje’ (uw koninkrijk kome) laten neerdalen over de onverbeterlijke, zondige aardse wereld, dan zouden we nog dichter op de lading en de lagen komen die Shchedrin aan zijn Russische Liturgie ‘De Verzegelde Engel’ heeft willen meegeven.
De prestatie die het Nederlands Kamerkoor levert verdient de grootste bijval. En zeker omdat Shchedrins Russische Liturgie het verdient om in de komende jaren door deze sublieme zangers en hun dirigent nog verder uitgedragen en uitgediept te worden.
Elger Niels