NEDPHO en NKO imponeren met topsolisten Marc Bouchkov en Gary Hoffman
Gehoord: 11/10 en 17/10, Concertgebouw Amsterdam
De Belgische violist Marc Bouchkov (1991) maakte onlangs een verpletterende indruk met zijn stoutmoedige en elegante uitvoering van het Eerste Vioolconcert van Prokofiev met het Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Ludovic Morlot, waarna de Canadese cellist Gary Hoffman (1960) het publiek in zijn hart sloot met zijn sonoor en waarachtig zingende lezing van Tjsaikovski’s Rococo Variaties met het Nederlands Kamerorkest o.l.v. Gordon Nicolic, de inspirerende concertmeester en artistiek leider van het kamerorkest, die onlangs voor drie jaar bijgetekend heeft. Beide solisten zijn te eigenzinnig en gevoelig om mainstream te zijn. Ze spelen niet om te scoren of te bekoren, want musiceren is een levenslange zoektocht naar de Heilige Graal. Muziek is voor hen een metafoor van het leven. Elke partituur geeft aanleiding tot analyse, kennisverdieping en zelfreflectie (want hoe kun je de muziek van een ander begrijpen, als je jezelf niet kent…), elke compositie vraagt om ultieme instrumentale vaardigheden. Muziek is een onuitputtelijke bron van betekenissen, schoonheid, bezieling en zeggingskracht. Zowel Hoffman als Bouchkov proberen op een ‘authentieke’ manier de geheimen van de muziek bloot te leggen, de stem van de componist tot leven te wekken, de emotionele lading van de muziek te vertalen in klank en de toehoorders in hun ziel te raken. Ze delen hun virtuositeit, fijnzinnigheid, integriteit en waarachtigheid, maar die uit zich op een volkomen andere manier.
De uit een Canadese muziekfamilie stammende Hoffman – die bij Janos Starker studeerde, al bijna een halve eeuw concerten over de hele wereld geeft en tegenwoordig ook ‘meester in residence’ is van de celloklas van de Muziekkapel Koningin Elisabeth – houdt zich verre van modes en trends. Hij timmert niet aan de weg als een celloster, is relatief bescheiden in het soleren bij orkesten en het geven van kamermuziekconcerten, maar staat met name onder cellisten toch bekend als een van de grote cellisten van deze tijd. Met een volle en diepe toon laat hij zijn Nicolo Amati cello uit 1662, die ooit toebehoorde aan Leonard Rose, zingen in alle registers, waarbij hij een indrukwekkende artistieke gevoeligheid aan de dag legt. Zijn technisch gepolijste en diep doordachte cellospel is genereus, nobel, diepzinnig en gevoelig. Je zou hem de existentialist onder de cellisten kunnen noemen. Van klassieke muziek als entertainment moet hij niets hebben: ‘Voor mij zal de toekomst van de muziek altijd in het teken staan van oprechtheid en eerlijkheid.’ In de muziek wordt Hoffman gedreven ‘door het verlangen om mijn innerlijke gevoelens en gedachten uit te drukken, door de taal van deze grote geesten en zielen, de componisten. Ik wil steeds dieper gaan in wat ik al die jaren heb gedaan, en trouw blijven aan mijn waarden. ‘
Ook Bouchkov trekt zijn eigen plan in de bedreigde wereld van de klassieke muziek. Hij werd in Frankrijk geboren in een Russische violistenfamilie, dacht er als puber over om rockstar te worden, maar koos uiteindelijk toch voor de viool. Na zijn opleiding aan het Conservatoire de Paris, studeerde hij bij Boris Garlitsky en Michaela Martin aan de Kronberg Academy. De afgelopen jaren liet hij zich coachen door Eduard Wulfson, leraar van o.a. Daniel Lozakovich en Kristof Barati, via wie hij een Carlo en Michelangelo Bergonzi viool (1742-22) in bruikleen kreeg. Daarop haalt Bouchkov, die o.a. de Eerste Prijs van het Montreal International Musical Competition Violin 2013 won en die inmiddels ook zelf viooldocent is aan het Conservatoire de Liège en de International Music School in Liechtenstein, met het grootste violistische gemak duizelingwekkende streken uit zonder de grenzen van de goede smaak geweld aan te doen. De nog jonge Bouchkov is dankzij zijn opmerkelijke energie, werklust, intelligentie en muzikale nieuwsgierigheid – ‘Klassieke muziek is niet voor luie mensen’ – een karaktervolle meester in het klassieke vioolrepertoire, maar hij beoefent voor zijn plezier ook andere muziekstijlen, waaronder jazz en pop. Hij deinst er niet voor terug om met topcellist Kian Soltani, met wie hij al jaren bevriend is, in het holst van de nacht te gaan jammen op Bachs Chaconnne voor viool solo met een vrolijke beat eronder, gewoon voor de lol: https://www.instagram.com/p/BUkLG_gDmon/?utm_source=ig_web_copy_link Behalve als solist mét talloze orkesten, heeft Bouchkov ook ìn een orkest gespeeld. Hij componeert af en toe en hij is dol op kamermuziek spelen. Bouchkov: ‘Het is iets heel sociaals om muzikant te zijn. Je hoeft niet sociaal te zijn buiten de muziek om – misschien kun je helemaal alleen zijn en op je eigen plek leven. Maar zodra je het instrument pakt om muziek te maken, moet je sociaal zijn. Zelfs als je alleen bent, moet je sociaal zijn met de atmosfeer om je heen.’
Beide musici betreuren het dat jonge musici steeds meer hetzelfde gaan klinken. Hoffman: ‘Terwijl veel jonge musici nu beter spelen dan ze ooit hebben gedaan, klagen mensen dat spelers de neiging hebben hetzelfde te klinken. Als je alleen al naar de viool kijkt, dan had je op een gegeven moment o.a. Heifetz, Milstein, Grumiaux, Francescatti, Szigeti en Szeryng. Die violisten hadden genoeg rust en ruimte in de wereld om zich heen om hun eigen stem te vinden. Je kunt ze allemaal uit elkaar houden door hun persoonlijke geluid. Wat vandaag de dag lijkt te gebeuren is een beweging naar uniformiteit, naar het vinden van een manier die succesvol is en daarom de beste manier zou zijn. Internet speelt daarbij een grote rol. Daar kun je immers alle grote sterren beluisteren en dan proberen ze te imiteren. Het heeft ook te maken met het feit dat er zoveel jonge mensen zijn die zich allemaal moeten richten op de weinige concertplekken die er nog zijn. Dat levert een moordende concurrentie en veel stress op, zaken die niet goed te rijmen vallen met zelfontplooiing en muzikale verdieping.’
Bouchkov laat zich ook graag inspireren door het krachtige, warme, heldere en zangerige geluid van de grote violisten uit het verleden. Op YouTube zet hij educatieve filmpjes waarin hij mensen uitnodigt mee te luisteren naar het unieke vioolspel van Heifetz, Menuhin, Kresiler, Varga, Prihoda en andere legendarische violisten uit het begin van de 20ste eeuw, de Golden Age van het vioolspel. Net als Hoffman hamert Bouchkov erop dat musici hun individuele geluid moeten zien te vinden: ‘Als ik naar muziek luister, dan probeer ik me altijd persoonlijk tot die muziek te verhouden. Ik relateer de gevoelens die de componisten in hun muziek uitdrukken aan die van mezelf. En ik probeer zoveel mogelijk over de muziek en de componisten die ik uitvoer of waarnaar ik luister te lezen, want dat boeit me. Ik vind het heel ontroerend om me af te vragen hoe een bepaalde muzikale frase in iemands hoofd terecht gekomen is. Waarom schreef hij nu juist deze volgorde van noten en ritmes, en niet een andere? Er zijn zoveel boeken over klassieke muziek geschreven, er zijn zoveel verhalen en zoveel verschillende genres en stijlen. Bach is geniaal, maar dat kun je op een bepaalde manier ook zeggen van Franse componisten als Ravel, Debussy en Messiaen, of van Russische componisten als Tsjaikovski, Rimski-Korsakoff en later Stravinsky, en van alle Duitse componisten … Er is zoveel rijkdom!’ En zo streven de introverte Hoffman en de extraverte Bouchkov in hun krachtige vertolkingen beiden naar de ‘allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’, want alleen zo kan de muziek optimaal tot uitdrukking komen.
Hoe nu klonken deze bijzondere musici als solist bij het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Nederlands Kamerorkest? Bouchkov trok het NedPhO na een wat rigide vertolking van Beethovens Ouverture ‘Leonore’, waarin Ludovic Morlot zó trouw was aan zijn opvatting over de contrastrijke opbouw van dit werk dat hij vergat de teugels te laten vieren, al vanaf zijn ranke, transparant en zilverachtig omhoog meanderende solo inzet naar een hoger plan van muzikale vrijheid en artistieke ruimdenkendheid. Zonder zich te verliezen in effectbejag, maniërismen of geëxalteerdheden, volgde hij met seismografische precisie de harmonische, melodische en ritmische patronen in Prokofievs Vioolconcert, waarbij hij zijn onmiskenbare instrumentale virtuositeit aanwendde om met vlijmscherpe maar tegelijkertijd fijnzinnige fraseringen de prikkelende gemoedsbewegingen in deze betoverende muziek tot uiting te brengen. Bijvoorbeeld door hoog op de g-snaar te kleuren of door het vliegende staccato waar Heifetz zo beroemd om was achteloos uit zijn mouw te schudden, zonder daarmee de muziek te beroven van haar kristallijne karakter. Door de kracht van zijn persoonlijkheid inspireerde Bouchkov ook de dirigent en het orkest om vrijer te musiceren, wat leidde tot sprankelende dialogen tussen solist en orkest. Het resultaat was wonderschoon, waarna Bouchkov als een echte duivelskunstenaar bij wijze van toegift de zaal in vuur en vlam zette met de waanzinnig goed gespeelde Danse Rustique uit Ysaÿe’s Sonate voor viool solo nr. 5 (op de andere concerten speelde hij met evenveel flair en violistisch gemak weer een ander deel uit Ysaÿe’s Zes Sonatas voor viool solo, want Bouchkov houdt van uitdagingen…). Het muzikale vuurwerk van Bouchkov werd voortgezet in een geanimeerde, uitgebalanceerde en tot de verbeelding sprekende uitvoering van Stravinsky’s balletsuite uit ‘De Vuurvogel’.
Gary Hoffman nam na een lichtvoetige maar gepassioneerde uitvoering van Mozarts ‘Jupiter’ symfonie – waarin het zonder dirigent musicerende Nederlands Kamerorkest qua samenspel, articulatie, contrastwerking en klankbalans een topprestatie leverde – deemoedig en een beetje in zichzelf gekeerd bezit van de ruimte met zijn sonoor zingende Amati-cello, die doordrong tot in de verste uithoeken van de zaal. Met onnadrukkelijke virtuositeit en een prettige ‘ambachtelijkheid’ voerde Hoffman de luisteraars mee door de Rococovariaties van Tsjaikovski, die hij al heel vaak gespeeld moet hebben, maar die door zijn oprechte, bezielde en bloedmuzikale benadering toch weer als nieuw klonken. Hoffman ontroerde en ontwapende juist door zijn sobere en ingetogen benadering, waarin het NKO hem op de voet wist te volgen. Daarna schitterde het orkest in Barshai’s bewerking van de aangrijpende, wanhopige, schrijnende, angstaanjagende en hartverscheurende Kammersinfonie in F, op. 73a van Sjostakovitsj, die bij monde van Gordon Nicolic werd opgedragen aan de slachtoffers van de pandemie en geliefde collega’s als de altviolisten Vladimir Mendelssohn en Ron Ephrat, die als gevolg van langdurige ziektes tijdens de pandemie overleden.
Wenneke Savenije
Info:
Steun De Nieuwe Muze! Volg ons, like ons en neem een abonnement!