Sprankelende Mozart door Noa Wildschut en het Concertgebouw Kamerorkest
Zondagochtendconcert, 13/10, Grote Zaal, Concertgebouw, Amsterdam
Ze is pas 18 jaar, maar hoeft zichzelf als Rising Star onder de jongste generatie Nederlandse violisten eigenlijk al niet meer te bewijzen. Noa Wildschut, begonnen bij Coosje Wijzenbeek en Vera Beths, studeert nu bij Antje Weithaas aan de Hans Eisler Musikhochschule in Berlijn. Ze werd nationaal bekend door de documentaire ‘A Family Quartet’ (2017), speelt concerten op de grote internationale concertpodia, krijgt in binnen- en buitenland prachtige kritieken, werd in 2015 de jongste ‘Stipendiat’ ooit van de Anne Sophie Mutter Stiftung, speelt in de Mutter Virtuosi en is sinds 2016 ‘exclusive recording artist’ bij Warner Classics. ‘Grote toon, grote persoonlijkheid. En vooral: een grenzeloze muzikaliteit’, schreef NRC Handelsblad. ‘Een wonder van muzikaliteit, origineel, spontaan, altijd vrij’, oordeelde de Süddeutsche Zeitung.
Al uit de enthousiaste manier waarop de violiste de lange rode trappen afdaalde, viel op te maken dat ze er zin in had. Geen spoor van angst of nervositeit, wel ambitie, gretigheid en bij voorbaat plezier. Noa Wildschut was van plan de bomvolle Grote Zaal op zondagochtend te laten horen hoe verrassend mooi Mozarts Vierde Vioolconcert nog altijd kan klinken. Niet voor niets wijdde ze ook haar debuut cd aan Mozart, door wie ze zich graag laat inspireren. Parmantig en markant zette ze na de gestroomlijnde inleiding door het Concertgebouw Kamerorkest haar solopartij in. Geen spoor van twijfel of aarzeling, alleen even een frons nadat een of twee noten van het eerste thema niet helemaal volmaakt uit haar Italiaanse Giovanni Grancino uit 1714 opstegen. Maar al bijna meteen schudde ze de onwennigheid van zich af en brak ze met haar viool door alle barrières heen: Mozart begon in zijn pikante welsprekendheid en universele schoonheid te spreken en zingen, de dialogen met het soepel en lichtvoetig musicerende Concertgebouw Kamerorkest waren sprankelend, haar toon had de kwaliteit van een fonkelende diamant en haar fraseringen waren origineel en levendig.
Maar in de eerste cadens wilde Wildschut zoveel bijzonders teweeg brengen dat ze met enorme vertragingen, verstillingen en vrijgevochten violistisch ‘stuntwerk’ een beetje haar doel voorbij schoot: het was eenvoudigweg TE mooi voor de spontane muziek van Mozart, die door haar topzware en vertragende solo-intermezzo teveel uit beeld dreigde te raken. Na de cadens pakte Wildschut de draad van Mozart weer op in het fijntjes, innig en zangerig gespeelde Adagio Cantabile, maar nu begon na verloop van tijd op te vallen dat ze met name bij terugkerende thematiek net iets te vaak heen weer pendelde van forte naar pianissimo en van pianissimo naar forte zonder dat Mozarts muziek daar nu direct aanleiding toe gaf. Met als resultaat dat Wildschut door die ‘bedachte’ overdrijving en herhaling af en toe een beetje het contact verloor met de innerlijke dialectiek van Mozart. Zijn muziek heeft immers van nature helemaal geen ‘effecten’ nodig, terwijl Wildschut op zulke momenten neigt naar maniërismen. Dat gebeurde prompt ook weer in de tweede cadens, hoe gaaf en fraai haar vioolspel daarin ook klonk. Maar in het snelle Rondeau: Andante grazioso stoorde dit alles weer minder en zette de violiste overtuigend en met veel plezier de muzikale eindspurt in.
Het is duidelijk dat Wildschut een groot viooltalent met een grote toekomst is, mits ze leert haar innerlijke muzikaliteit, vrijgevochtenheid en spontaniteit te laten prevaleren boven wellicht aangeleerde deviezen (zo niet stilistische dogma’s) op het gebied van articulatie en frasering. Op het enthousiaste applaus volgde nog een indrukwekkende toegift: het Andante uit de Tweede Vioolsonate voor viool solo van Bach, waarin Wildschut volkomen oprecht haar liefde aan Bach verklaarde met een glanzende toon in een ernstig wiegende beweging.
Minstens zo indrukwekkend klonk daarna het Concertgebouw Kamerorkest in het Eerste strijksextet van Brahms, dat met veel gevoel voor vorm en inhoud voor strijkorkest was bewerkt door concertmeester Michael Waterman. Als violist moet hij het stuk vaak hebben gespeeld, want aan de even geraffineerde als subtiele manier waarop hij precies op de juiste momenten de strijkersgroepen afwisselde met passages door individuele solisten uit die groepen viel af te horen dat dit meesterwerk van Brahms voor Waterman geen geheimen kent. De beide strijksextetten van Brahms behoren tot de mooiste stukken uit het complete kamermuziekrepertoire. Het Eerste strijksextet met zijn gulle melodiestromen werd door de componist zelf ooit omschreven als een ‘lang sentimenteel stuk’. Lyriek en volksliedachtige thematiek overheersen en dat bleek de zeer professionele musici van het Concertgebouw Kamerorkest op het lijf geschreven. Niet alleen instrumentaal maar ook muzikaal sprak het stuk dankzij hen op het hoogste niveau tot de verbeelding. Nog versterkt door de prachtige akoestiek van Het Concertgebouw, doemde Brahms op uit zijn meesterlijke partituur als de genereuze, nobele, eigenzinnige en warmbloedige persoonlijkheid die ook uit zijn brieven naar voren komt. Brahms Eerste strijksextet klonk in alle opzichten werkelijk betoverend.
Wenneke Savenije
Info:
http://www.noawildschut.com
https://www.concertgebouwchamberorchestra.com/welcome