Op Janine’s Bach Festival klinkt Bach ontroerend mooi

Janine’s Bach Festival 18-21/3. Janine Jansen & friends spelen werken van Bach. Gehoord: 18/3 en 19/3 Concertgebouw Amsterdam. Volgende concerten: 20/3 en 21/3 aldaar.

Door Wenneke Savenije

 

‘Het oogmerk en de diepste reden van ieder muziekstuk zou niets anders moeten zijn dan de glorie van God en de lafenis van de geest. Als je God niet eert met zijn muziek, is muziek enkel een duivels lawaai en gedreun.’ – J.S. Bach

 

Soli Deo Gloria

Volgens Janine Jansen is Bach de hoogste bergtop in de muziek. Ze leerde zijn muziek al kennen in de buik van haar moeder (sopraan Christine Kooij, zus van Bach-zanger Peter Kooij), want bij haar thuis werd veel Bach gezongen. Vader Jan Jansen, die op het klavecimbel meespeelt in haar Bach-festival, was jarenlang organist van de Utrechtse Domkerk, waar haar grootvader van moederszijde cantor was. Janine en haar broers, die beide ook musici zijn geworden, zongen mee in het kerkkoor of speelden in het orkestje. Met haar vader, die haar veel over Bach heeft geleerd, speelde ze thuis zijn Sonates voor viool en klavecimbel Toen Jansen in 2012 met de Zweedse cellist en dirigent Daniel Blendulf trouwde, zong haar moeder Bach op de bruiloft. Bach spelen is voor Jansen een levenslang zoektocht, die niet onderdoet voor het beklimmen van de Mount Everest. Of misschien beter, voor het omhoog klimmen naar de hemelpoort, want alles wat Bach schreef was ter meerdere eer en glorie van God. Jansen: ‘Dé ultieme Bach-uitvoering bestaat niet. Het is een zoektocht die nooit ophoudt. Dat geldt voor alle componisten, maar voor Bach in het bijzonder.’  Soli Deo Gloria.

 

 

Sion

En nu woont de violiste in Zwitserland, waar ze nog altijd op zoek is naar de heilige graal in de noten van Bach, die volgens zijn zoon Carl Philipp Emanuel zelf een uitstekende violist was. Aan de eerste Bach-biograaf Forkel vertelde hij over zijn vader: ‘In zijn jeugd, en tot het naderen van de ouderdom, bespeelde hij de viool netjes en indringend, en daarmee hield hij het orkest beter op orde dan hij had kunnen doen met het klavecimbel. Hij begreep tot in de perfectie de mogelijkheden van alle snaarinstrumenten, zoals blijkt uit zijn solowerken voor viool en voor cello zonder bas. Een van de grootste violisten vertelde me ooit dat hij geen betere leerschool kende om een goede violist te worden, en dat hij iedereen die graag viool wilde leren spelen niets beters kon aanraden dan de genoemde vioolsolo’s zonder bas.’ Jansen, die in haar vioolkist altijd haar ‘Bach-bijbel’ bij zich draagt in de vorm van een kleine facsimile-uitgave met de 6 Sonatas & Partitas voor viool solo erin, vertelt in Preludium: ‘Met Bach ben je je hele leven bezig. Zijn muziek is perfect, alles klopt, tot in het kleinste detail. Dat zie je nergens anders, behalve in de natuur. Ik ben dol op de Zwitserse bergen, als kind kwam ik er al. Tegenwoordig woon ik er en geef ik les aan het conservatorium in Sion. Misschien daarom vergelijk ik Bach met de hoogste bergtop. Elke kleinere bergtop brengt je dichter bij die top, bij de perfectie. Maar de top zelf, die is onbereikbaar; ik ben geen klimmer. En misschien moet die top ook wel onbereikbaar blijven, en ongrijpbaar. Iets om over te dromen en te fantaseren, inspiratie in te vinden.’

 

 

Solosonate nr. 1 in g

En zo begon Jansen haar Bach-festival als Der Wanderer über dem Nebelmeer, de dolende wandelaar op het bekende doek van Caspar David Friedrich, met een serene en doorvoelde uitvoering van de eerste solosonate uit Bachs bijbel, de Sonate nr. 1 in g, BWV 1001 uit 1720 in de uitverkochte Kleine Zaal van het Concertgebouw. Daarmee trad ze dapper, leergierig en ingetogen in de voetsporen van Bach zelf, in zijn hoedanigheid als componist én violist. Want alleen iemand die zelf als uitvoerder bij de viool betrokken was, kon de mogelijkheden en beperkingen van het instrument zó goed kennen. Bachs solowerken demonstreren een niveau van technisch en muzikaal meesterschap dat zowel eerdere als latere componisten nooit hebben geëvenaard. De stukken behoren nog steeds tot de mooiste werken van de vioolliteratuur, dankzij hun muzikale verscheidenheid en duizelingwekkende reikwijdte, die alles omvat, van dicht bewerkt contrapunt tot elegante hoofse dansen, gecomponeerd in een stijl die wordt gekenmerkt door ritmische en melodische vondsten die worden ondersteund door complexe harmonische wendingen. Het is alsof Bach in deze kosmische solowerken hemel en aarde, met soms een klein uitstapje naar de hel, heeft weten te verzoenen. De specialisten van de authentieke muziekpraktijk hebben Bachs vioolcyclus tot in de kleinste details bestudeerd en van streken, accenten en vingerzettingen voorzien, wat eigenlijk niet in de geest van Bach is, want die liet nu juist met opzet bijna alle aanwijzingen weg om de uitvoerder zo vrij mogelijk te laten zijn.

 

 

En juist dat heeft Jansen heel goed begrepen. Haar Bach is vrij van intellectuele authentieke dogma’s en betweterigheid, al heeft ze daar wel kennis van genomen. Maar ze gaat er losjes mee om en speelt Bach uiteindelijk puur en recht vanuit haar hart, maar wel in het besef van de ingenieuze harmonische en contrapuntische structuur, in mooie natuurlijke tempi en met een warme klank, een smaakvol gedoseerd vibrato, verfijnde versieringen, subtiele accenten, alles zorgvuldig vertaald in persoonlijke en doorleefde fraseringen, waarbij ze erin slaagt Bachs muziek te laten klinken alsof alles met alles samenhangt. Zo maakte ze hoor- en voelbaar wat de filosoof Schopenhauer, voor wie muziek de hoogste taal was, ooit schreef: ‘De componist openbaart het diepste wezen van de wereld en spreekt de diepste wijsheid uit in een taal die zijn rede niet kan verstaan.’

 

 

(Trio)sonates voor viool (en altviool) en basso continuo

Er volgden vier uitstekend uitgevoerde Bach-sonates voor viool, viool en altviool en basso continuo, waarvan sommigen oorspronkelijk voor fluit, viola da gamba of orgel geschreven in bewerkingen waar Bach zelf de hand in heeft gehad en of zijn hand niet voor om zou hebben gedraaid, want (deels) gebruik maken van oudere of andermans composities was in zijn tijd heel gewoon. Jansen begon samen met de geweldige Britse altviolist Timothy Ridout, in alle opzichten haar muzikale geestverwant, haar gedecideerd musicerende echtgenoot Daniel Blendulf op de cello en haar nog altijd energiek en bevlogen musicerende vader achter het klavecimbel aan de Sonate in G, BWV 1027, die als een frisse wind uit de 18e eeuw bezitnam van de Kleine Zaal. De intellectuele ‘geleerdheid’ van de sonate werd gecompenseerd door stijlvolle muzikaliteit en aanstekelijke levensvreugde, waarbij niet alleen Jansen met haar zingende viooltoon en vloeiende stokvoering, maar ook haar vader en in de volgende sonates de andere medespelers muzikaal en instrumentaal alles in de strijd gooiden om de grote Bach eer aan te doen.

 

 

Duidelijk was dat er door alle betrokken musici veelvuldig samen is gemusiceerd, waardoor er als vanzelf een overtuigende balans en samenhang ontstond. Zo ging het in steeds wisselende bezettingen verder, waarbij niet alleen de intellectuele kracht en het sierlijke lijnenspel van de ingenieuze structuren van Bachs muziek tevoorschijn kwamen, maar ook de melodieuze schoonheid van zijn stemmenweefsels en zijn onmiskenbare emotionele en metafysische zeggingskracht.

 

 

Goldberg Variaties

Een dag later verplaatste Jansens Bach-Festival zich naar de net niet helemaal uitverkochte Grote Zaal van het Concertgebouw, waar de violiste samen met altviolist Timothy Ridout en haar cello spelende echtgenoot Daniel Blendulf, alle drie opnieuw gehuld in stemmig zwart, zich zouden gaan wagen aan een avondvullende uitvoering van Bachs Goldberg-variaties BWV 988 uit 1741. Al in 1938 maakte de Poolse componist Józef Koffler, die zes jaar later zou omkomen als slachtoffer van de Holocaust, er een prachtige bewerking voor strijkorkest van. De Russische violist Dmitri Sitkovetsky kwam in 1984 voor het eerst met een bijzonder overtuigende bewerking voor strijktrio van deze ‘Aria mit 30 verschiedenen Veränderugen’ voor klavier en voegde daar in 2009 een nieuwe bewerking aan toe, die het strijktrio Jansen, Ridout en Blendulf voor hun uitvoering zelf weer een beetje, in stijl en met smaak, hebben aangepast naar eigen inzicht. Ook al is het door biograaf Forkel in de wereld geholpen verhaal dat Bach de Goldberg-variaties zou hebben geschreven op verzoek van zijn vriend Hermann Carl von Keyserlink – de Russische gezant in Dresden die aan slapeloosheid leed en dat wilde bestrijden met Bachmuziek, die zijn huisklavecinist Johann Gottlieb Goldberg ‘zacht en levendig’ moest uitvoeren – bijna niet uit het collectieve geheugen van Bachliefhebbers weg te krijgen, de geleerden twijfelen aan deze lezing van het verhaal. Luisterend naar het schitterende, intieme maar monumentale werk, krijg je de neiging de Bachvorsers gelijk te geven, want het laatste wat je doet bij de ingenieus gecomponeerde en zeer gevarieerd opgezette Goldberg-variaties is in slaap vallen. En dat lukt al helemaal niet wanneer het stuk met zoveel ontzag, vuur, inlevingsvermogen en esprit wordt uitgevoerd als door Jansens trio.

 

 

Zachtjes en teder openden Jansen en haar medespelers het werk met de wonderschone Aria, waarbij meteen opviel hoezeer de musici overeenstemden in hun visie en hoe goed ze naar elkaar luisterden. In het vervolg klonk alleen de cello soms net iets te overheersend, maar Jansen en Ridout vonden elkaar in Bach als muzikale tweelingzielen en het trio als geheel overtuigde niet alleen in tempokeuze, articulatie en dynamiek, maar ook in balans en samenklank. Adembenemend mooi waren de expressieve adagio’s, waarin Bach na bijna drie eeuwen nog altijd de adem van de luisteraars kan laten stokken van ontroering. De dansen klonken levendig en onstuimig, de geniale inventies virtuoos en markant en in de canonische delen klonk het contrapunt soms ronduit duizelingwekkend door de ingenieuze kracht en energie ervan. De bloed muzikale Goldberg-variaties van Jansen, Ridout en Blendulf klonk door de enerverende schoonheid ervan als een loflied op de schepping, met de allure van een magische reis door het door trillingen geregeerde universum. Het was prachtig.

Wenneke Savenije

 

 

 

Info:

 

Volgende concerten Janine’s Bach festival:

20/3 en 21/3, Concertgebouw, Amsterdam

Info & Tickets:

www.concertgebouw.nl

You May Also Like

Nguci is een briljant pianiste, Denève is een briljant dirigent en Visman een briljant bewerker

Erik Bosgraaf schittert in Willem Jeths’ blokfluitconcert met De Philharmonie

Mathilde Wantenaar betovert op de Cello Biënnale

Symfonieorkest Bellitoni en pianist Meeuwsen brengen avond op hoog niveau