Parsifal Düsseldorf gaat ten onder aan bloederige regie

 

Door Peter Schlamilch

Gehoord: 29/3, 2024, Deutsche Oper am Rhein, Opernhaus Düsseldorf

Als Parsifal, de hoofdfiguur van Wagners laatste meesterwerk, waarin de componist alles wat hij muzikaal en filosofisch in zich had heeft samengevat, als Parsifal dus, zich al tijdens het Vorspiel in ondergoed aan het publiek vertoont, quasi-diepzinnig heen en weer lopend (ja, ja, de ‘reine dwaas’, we snappen het), dan vrees je meestal wel hoe laat het gaat zijn. Als in de complete vijf uren daarna Gurnemanz, zijn trouwe dienaar, zich onophoudelijk op twee krukken strompelend over het toneel moet voortbewegen van de regisseur, dan weet je het zeker: dit wordt een avondje puur ‘regietheater’, en waarschijnlijk niet één van de beste soort…

Wagners Parsifal behoort tot die opera’s die iets eeuwigs willen zeggen, een oerwaarheid over liefde en lust, zonde en berouw en schuld en vergeving. Parsifal is voor velen een heilig werk en de grootste opera ooit geschreven, in ieder geval is dat voor mij zo. Het is het verhaal van de ‘reine dwaas’ die, onwetend van zijn eigen geschiedenis, door toeval de Graalridders ontmoet, zij die de speer bewaken waarmee Christus aan het kruis werd doorboord, en de schaal waarmee Zijn heilige bloed werd opgevangen: de ‘Graal’ die op Goede Vrijdag wordt onthuld en de ridderschare de kracht geeft om hun beschermende werk te doen en het Christendom voor de eeuwigheid te behouden.

 

 

Extra duidingen

Het toevoegen van allerlei extra duidingen aan dit werk dat door Richard Wagner al zó is volgestouwd met betekenissen en symboliek, die zelfs de grootste kenners na decennia beluisteren nog voor raadsels stellen, is een heikele weg, zeker als die extra betekenissen nergens worden uitgelegd, hun bedoelingen op zijn zachtst gezegd ambigu zijn en de uitvoering ervan spuuglelijk. Regisseur Michael Thalheimer doet desondanks een dappere poging. Die mislukt jammerlijk.

Zo wordt in de strakke, witte decors van Henrik Ahr op geen enkel moment zelfs maar een aanduiding gegeven van de beelden die Wagner zich voorstelde: een lieflijk meertje in een bos, een stervende zwaan, een majestueuze kasteelzaal of een sinister toverslot, laat staan dat we ergens ook maar ergens de Dom van Siena vermoeden, zoals Wagner voorschreef. Sterker nog: het decor bestaat slechts uit wat witte panelen, die wat heen en weer kunnen schuiven en, wie had dat gedacht, een christelijk kruis kunnen vormen. Nou nou, poeh poeh, wát een vondst!

 

 

Zombies

De ridders zelf lijken weinig meer dan zombies, hun zakkige kleding bedekt met bloedvlekken, en het heilige bloed zal ons alle vijf de uren van deze meesterlijke opera blijven afleiden van de boodschap van schuld en vergeving. Alles zit uiteindelijk onder het bloed: de wanden, de gezichten, en er wordt ook nog mee gesmeten uiteindelijk… een weerzinwekkende boodschap wordt hier overgedragen, maar welke precies blijft totaal onduidelijk. Het gaat hier waarschijnlijk meer om het shockerende effect dan om de inhoud ervan, en ook het programmaboek biedt niet meer dan allerlei warrige gedachten en open deuren.

De tweede akte biedt dezelfde troosteloze aanblik: de bloemenmeisjes hebben allen een bochel of ander defect, en Kundry komt op met een pistool, waarmee ze Klingsor (de gemene tovenaar die zélf graag heilig wil worden en de speer heeft gestolen) aan het eind van de akte pardoes doodschiet, een even liefdeloze, ontnuchterende als stompzinnige oplossing voor het bekende ‘speerprobleem’ (want hoe beeld je op het toneel uit dat de speer tijdens zijn vlucht boven Parsifals hoofd blijft hangen?).

Ook de beroemde, lange, transformerende en allesbeslissende kus die ze Parsifal geeft, en waardoor hij het inzicht verkrijgt om zijn hoge taak te volbrengen en het Christendom, en daarmee de wereld, te redden, wordt afgedwongen at gunpoint en verliest daarmee zijn betekenis: liefde is vrij en een afgedwongen kus kan nooit tot heil leiden. Dat doet hij dan ook niet, want als Parsifal uiteindelijk de speer terugbrengt en de Graal zélf onthult, blijven de ridders afwerend staan en is het complete project mislukt: alles was vergeefs; precies het omgekeerde van de hoopvolle boodschap die Wagner wilde overbrengen.

 

 

Kinderachtig onzinverhaaltje

Dat Kundry aan het begin van de derde akte het prachtig-eindeloze duet tussen Gurnemanz en Parsifal van seconde tot seconde verstoorde met het schilderen van woorden op de achterwand (uiteraard met bloed) was een pure belediging voor de uitstekend zingende protagonisten, die in hun dialoog de kern van Wagners filosofische verlossingsboodschap aan het verkondigen waren. Het onbegrip van regisseur Thalheimer bleek eens te meer door het toevoegen van een soort zijlijn aan deze handeling, waarin Kundry Parsifal eerst smeekt haar een kus (of meer) te geven (haar vermeende verlossing), om daarna de verstoten en boze vrouw te spelen die hem steeds weer komt kapittelen om zijn stoïcijnse houding. Wát een kinderachtig onzinverhaaltje, en hoe kóm je erop het publiek met zoiets onbenulligs af te leiden van Wagners universele en verheven boodschap, zowel in tekst en muziek. Ik sloot maar even de ogen.

Was de voorstelling optisch dus compleet mislukt, muzikaal is de Deutsche Oper am Rhein niet kapot te krijgen. Er werd op hoog niveau gezongen en gespeeld, en de klank van de Düsseldorfer Symfoniker was Wagneriaans, dus vol en kleurrijk, want laten we nooit vergeten dat Wagners instrumentatiekunst de onbetwist hoogste uit de muziekgeschiedenis is, hoewel Berlioz vaak die eer krijgt. Ten onrechte.

Dirigent Axel Kober zette met zijn orkest een adembenemend Vorspiel neer, en ook de Verwandlungsmusik, die tot de allermooiste muziek van de Westerse beschaving behoort, was fenomenaal: klankgolf na klankgolf overspoelde de zaal, de tempi voelden natuurlijk en stuwend, en het orkest besefte ten volle de diepe betekenis van deze muziek, geen last hebbend van de witte keukenconcurrent-taferelen boven zijn hoofd. Parsifal wordt soms met een grotere orkestbezetting gespeeld (deze productie kent 12 eerste violen) en dat is best fijn, maar meer orkestleden passen waarschijnlijk niet in de orkestbak.

Toegegeven, de grote vertellingen aan het begin van zowel de eerste als de derde akte waren een fractie te traag, waardoor sommige dialogen wat uit hun verband leken te vallen en de opbouw wat fragmentarisch bleef, maar over het algemeen is Kober een geweldige Wagner-dirigent die de betekenis en importantie van elke maat begrijpt en weet uit te drukken.

 

 

The Joker

Parsifal (Nikolai Schukoff), de helft van de tijd dus in ondergoed, wist dit ongemak met zijn mooie en edele stemgeluid moeiteloos te overwinnen. Onverstoorbaar zong hij zijn zinnen, prachtig fraserend en overtuigend acterend, in zowel de eerste als laatste akte voor op het toneel zittend, met de benen in de orkestbak bungelend, een best abnormale houding voor een operatenor. Zelfs het feit dat hij in de derde akte als een soort enge clown (type The Joker) was geschminkt, een evenzeer onbegrijpelijke als lachwekkende vondst, deerde hem niet: hij weet met de grillen van regisseurs om te gaan en zich er muzikaal niet door van de wijs te laten brengen. Soms stond hij, net als de andere zangers, onhandig ver weg op het toneel, wat de balans in die gevallen niet ten goede kwam.

De manische, junk-achtige Kundry (Sarah Ferede) klonk aanvankelijk overtuigend, maar werd gaandeweg steeds wisselvalliger, op – uiteindelijk – het onbetrouwbare af. Klingsor (Joachim Goltz) zong heerlijk volumineus en liet zijn gemene, verdorven inborst voluit horen. Hij kreeg alleen een spontaan boegeroep toen hij, uiteraard op last van de regisseur, de speer uiteindelijk als een erectie tussen zijn benen tevoorschijn moest laten komen, alweer zo’n absurde, lelijke en tegelijkertijd infantiele ‘vondst’ in de regie, de Deutsche Oper am Rhein eigenlijk onwaardig. Maar daar kon deze uitstekende zanger uiteraard weinig aan doen, net als het eindeloze gezeur op de ‘Drehbühne’.

 

 

 

Indrukwekkend en massief

Amfortas werd kundig gezongen, maar maakte, door de misschien iets te jonge en lichte stem van Bogdan Baciu, niet de hartverscheurende indruk die deze gewonde koning, die slechts naar de dood verlangt, zou moeten maken. Geen wonder ook, want de rollen die hij doorgaans zingt in Düsseldorf gaan van Don Giovanni, Rossini’s Figaro en Dandini (!), via Donizetti’s Malatesta en Enrico naar Puccini’s Marcello, Escamillo uit Carmen en Mercutio uit Roméo et Juliette. Daar past Amfortas pas over 10 of 15 jaar tussen.

Titurel van Luke Stoker was zeer indrukwekkend en massief, maar ster van de avond was zonder enige twijfel Hans-Peter König, die met schijnbaar onvermoeibaar stemgeluid een weldadige en krachtige Gurnemanz vertolkte. De hele avond op krukken voelde hij zich zichtbaar, en volledig terecht, oncomfortabel met deze poppenkastregie, maar zingen deed hij er niet minder om! Hij droeg deze Düsseldorfer Parsifal van begin tot eind met onvermoeibare inzet, zichtbaar houdend van deze muziek en van zijn rol, minzaam alle strapatsen om zich heen tolererend en erbovenuit stijgend.

Hij vertolkte, te midden van de scènische gekte, de ware geest van Wagner, daarbij geholpen door een uitstekend zingend koor en weldadig spelend orkest onder leiding van een kundig Wagner-interpreet, Axel Kober. Wie zijn ogen sloot genoot van een heerlijke Parsifal in een geweldig operatheater, dat maar op twee uur rijden van Utrecht ligt en zeer de moeite waard is om te bezoeken!

Peter Schlamilch

Info:

https://www.operamrhein.de/en/schedule/a-z/parsifal/

You May Also Like

Orkest van de Achttiende Eeuw welluidend en beschaafd

CHANGES – Roctet presenteert nieuwe cd met wereldpremière Theo Loevendie

Een bijzondere avond die niet helemaal op gang wilde komen

TO ALL ALIVE: Het magische verjaardagsfeest van componist Maxim Shalygin