Passend eerbetoon aan Rachmaninoff op Oliebollenconcert
Gehoord: De Duif, Amsterdam, 1 januari 2023
Door Willem Boone
Er zijn van die plezierige tradities waarvan je alleen maar kunt hopen dat ze nooit ophouden: een daarvan is het Oliebollenconcert op Nieuwjaarsdag in de Amsterdamse kerk De Duif door Ella en Nicolas van Poucke ‘and friends’. Celliste Ella van Poucke memoreerde dat dit de eerste keer na twee jaar corona was en vertelde dat ze inmiddels met steun van Stadsherstel toe waren aan de twaalfde editie. Dit jaar was besloten om Sergei Rachmaninoff in het zonnetje te zetten: in 2023 is het honderdvijftig jaar geleden dat deze Russische componist geboren werd en tevens tachtig jaar geleden dat hij overleed.
Het interessante was dat men ervoor gekozen had om een relatief onbekend aspect van zijn oeuvre te belichten, namelijk zijn kamermuziek. Het gaat daarbij om slechts een handvol werken, waarvan sommige heel bekend geworden zijn en andere vrijwel onbekend zijn. Het eerst uitgevoerde stuk, de Cellosonate in G opus 19, heeft zich in ieder geval een vaste plaats in het repertoire van veel cellisten verworven. Pianist Caspar Vos vertelde na binnenkomst kort iets over de ontstaansgeschiedenis van deze sonate: Rachmaninoff raakte na de rampzalige uitvoering van zijn Eerste symfonie (waarbij zijn dronken collega Alexander Glazounov als dirigent optrad), en vooral na de vernietigende kritieken op uitvoering en muziek, in een depressie waarbij hij twee jaar in het geheel niets componeerde. Uiteindelijk onderging hij een hypnosebehandeling bij psychiater Nikolaj Vladimirovitsj Dahl, die voorspelde dat zijn nieuwe Pianoconcert, het Tweede, een ‘enorm succes’ zou worden. Dat had hij juist gezien, want het werd direct aan het begin enthousiast ontvangen en is sindsdien de ‘kaskraker’ gebleven die nog steeds miljoenen muziekliefhebbers beroert.
De componist hervond zijn zelfvertrouwen en schreef direct daarna een aantal andere werken waarvan er deze middag twee uitgevoerd werden: de Cellosonate opus 19 en de Suite nr. 2 voor 2 piano’s opus 17. In beide gevallen gaat het om composities waaruit een soort onverwoestbaar optimisme spreekt: ook al zijn ze vaak in een mineurtoonaard geschreven, dan nog spreekt er energie uit. Tegenstanders van deze muziek voeren vaak aan dat ze conservatief is, of erger nog, dat ze doet denken aan ‘sentimentele filmmuziek’. Helemaal ongelijk hebben ze niet, want Rachmaninoff maakte in zijn scheppende bestaan maar een beperkte stilistische ontwikkeling door, zeker vergeleken met die van collega’s als Stravinsky en Schönberg. En wat het tweede argument betreft, er bestaat gelukkig heel wat filmmuziek die pakkend en niet uitsluitend sentimenteel is. Als je al niet gevoelig bent voor zijn mooie melodieën, de geheel eigen stijl van zijn akkoorden en invloeden als zijn levenslange fascinatie voor beierende kerkklokken bent, dan zul je Rachmaninoff in elk geval moeten nageven dat hij uitstekend voor ‘zijn’ instrument wist te schrijven. Hij was zelf een groot pianovirtuoos, die gedurende vele jaren het grootste deel van het seizoen rondreisde om als pianist op te treden.
Gelukkig zijn er nog opnames beschikbaar waarop hij behalve zijn eigen werken ook stukken van o.a. Chopin, Schumann, Schubert, Beethoven en Grieg speelt. Opvallend is daarbij zijn sobere voordracht die nooit op uiterlijk vertoon gericht was. Van Rachmaninoff is de uitspraak: ‘Ik streef ernaar om in ieder werk dat ik speel naar een culminatiepunt toe te werken’ afkomstig, een opzet waar hij altijd met glans in slaagde. Hij was uitgerust met enorm grote handen en daardoor stelde hij zijn uitvoerenden meer dan eens voor uitdagingen, zeker als zij over minder grote handen beschikken.
Van Poucke en Vos lieten in de Cellosonate horen dat zij aan elkaar gewaagd zijn. Beiden staan in technisch opzicht hun mannetje, maar stelden zich dienend op. De balans tussen piano en cello was in evenwicht en dat is geen geringe prestatie bij deze lastige combinatie. Zeker wanneer de klep van de Steinway wijd openstaat, ligt het gevaar op de loer dat de piano de cello in heftige climaxen overstemt. Dat gebeurde gelukkig nauwelijks: Van Poucke wekt soms de indruk dat ze een ingetogen speler is, maar ze kan ook een uiterst diepe en expressieve toon uit haar instrument toveren. Vos kwam niet alleen in deze Cellosonate maar de hele middag als een uiterst betrouwbare partner over met een dito techniek. Dat was bewonderenswaardig, want de pianopartij bevat heel veel noten en doet soms bijna aan die van een pianoconcert denken. Mooi was ook het tempo van het eerste deel: het was een echt allegro moderato. Ook in het allegro scherzando liet Van Poucke haar cello zingen en de inzet van het Andante was mooi, helder en vooral a-sentimenteel. In het Allegro mosso laaide het vuur soms hoog op: beide musici moeten veel geoefend hebben om tot deze overtuigende balans te komen en naar hun uitvoering die binnenkort op cd verschijnt, mag met belangstelling uitgekeken worden!
Na de pauze volgde allereerst een jeugdwerk, het Trio Elégiaque, ook bekend als het Eerste pianotrio. Hij schreef het ter nagedachtenis aan Tschaikofsky die in 1893 overleed. De verwijzing is duidelijk, want het beginthema van dit eendelige werk is hetzelfde als dat waarmee Tschaikovsky zijn eigen Pianotrio opent en besluit. In het laatste geval ging het om een werk ter nagedachtenis aan de componist Nikolai Rubinstein. Ook dit Trio bevat een prominente rol voor de piano, een andere overeenkomst met het Pianorio van Tschaikovski, waarbij Vos uitstekend partij kreeg van violist Niek Baar en celliste Ella van Poucke. In het begin klonken zij mooi ingehouden, maar later was er ook bij de strijkers ruimte voor hartstocht. Het slot was indrukwekkend: de intensiteit van de viool en cello tegenover de dreigende basakkoorden van de piano.
Origineel waren vooral de twee stukken voor viool en piano: misschien samen met twee strijkkwartetten wel het onbekendste deel van Rachmaninoffs kamermuziek. Allereerst klonk de Danse Hongroise opus 6. Dit stuk zou het ongetwijfeld goed doen bij een muzikale quiz: het doet maar bij vlagen aan Rachmaninoff denken en het had net zo goed van bijvoorbeeld Vieuxtemps of Wieniawski kunnen zijn.
Niek Baar speelde het met veel virtuositeit en présence, waarna een bewerking voor viool en piano van de beroemde Vocalise volgde. Dat is weer zo’n voorbeeld van een melodie die je bij beluistering altijd weer naar de keel grijpt, zeker als het met zoveel vervoering wordt gespeeld als hier het geval was.
Ten slotte klonk de suite voor twee piano’s opus 17, dat gelukkig regelmatig door pianoduo’s wordt uitgevoerd. Vos speelde samen met Nicolas van Poucke, waarbij overigens opviel dat het instrument van laatstgenoemde lichtelijk ontstemd klonk. Bij gelegenheidsduo’s is het altijd aardig om te kijken hoe het samenspel uitvalt: dat liet niets te wensen over, zeker niet in de snelle delen, terwijl toch kleine verschillen duidelijk werden: Van Poucke klonk feller, daar waar Vos onverstoorbaar en solide bleef. Hun samenspel had zwier en in het tweede deel namen ze beurtelings de tijd om de melodieën te laten uitzingen. De Romance klonk ferm, daar hadden beide pianisten iets meer van de typische Russische nostalgie kunnen laten doorklinken. Ten slotte was de Tarantella bijna orkestraal van karakter met felle accenten en een bijna onweerstaanbare drive.
Al met al was dit een passend eerbetoon aan de nog immer springlevende muziek van Rachmaninoff en het dankbare publiek liet er geen twijfel over bestaan dat ze blij waren om een nieuw jaar op zo’n inspirerende manier te beginnen!
Willem Boone
Info Concerten Stadsherstel, zie https://stadsherstel.nl/culturele-activiteiten/cultuuragenda/