PERLE NOIRE, een opera voor Joséphine Baker
Gehoord: 9/3 Nationale Opera & Ballet, Amsterdam
Herhaling: 11 en 13 maart aldaar.
Door Wenneke Savenije
Na de opera BLUE in november 2022, is de opera PERLE NOIRE – Meditations for Joséphine dit seizoen de tweede productie bij de Nationale Opera die inzoomt op de Black Lives Matter- problematiek. Maar eigenlijk is het geen opera en al helemaal geen opera over het kleurrijke leven van ‘de zwarte parel’ Joséphine Baker (Saint-Louis, 1906 – Parijs, 1975), die met haar optreden in de Revue Nègre in 1925 heel Parijs op zijn kop zette met haar erotische optreden in de Danse sauvage, die ze opvoerde met de Caribische danser Joe Alex. PERLE NOIRE is veeleer een ‘muziekdrama in wording’ voor Joséphine Baker, waarin op basis van haar grootste hits op associatieve wijze geprobeerd wordt inzicht te geven in haar ‘dark side’. Achter een masker van glamour en glitter gaan daar verborgen angsten, twijfels, verscheurdheid, vervreemding, woede en wanhoop schuil, die ze deelt met vrijwel alle zwarte kunstenaars die worden opgevoerd als exotisch entertainment of ogenschijnlijk geaccepteerde artiesten, waarvan de innerlijke trauma’s dikwijls niet worden gezien en al helemaal niet begrepen in een wereld die nog altijd wordt gedomineerd door blanken. Maar eerst een stukje geschiedenis.
De Revue Nègre waarin Baker haar opwachting maakte begon met een tableau vivant van een Mississippi-havenscène, waaraan alle 25 leden van het gezelschap deelnamen. Dit was uniek in Parijs, waar het theaterpubliek nog nooit zoveel zwarte artiesten tegelijk op een podium had zien staan. Climax van de scène was de glorieuze entree van Baker, die met gebogen knieën, gespreide voeten, billen omhoog, buik in, wangen bol en ogen scheel, schuddend en kronkelend als een slang, vreemde, hoge geluiden uitstootte. Voordat het publiek de kans kreeg om hier iets van te begrijpen, rende ze alweer op handen en voeten van het toneel af, waarbij ze haar achterste triomfantelijk in de lucht stak. Na acht verdere tableaus volgde tenslotte de finale. Al eerder hadden Baker en Alex hun Danse sauvage opgevoerd in een nachtclub in Harlem, waarbij hij een broekje en kralenkettingen droeg, terwijl zij danste met een grote veer tussen haar benen en een paar kleine rond haar enkels. Hun ongekend erotische dans op woeste jazz leek dromen werkelijkheid te laten worden van donker Afrika, van primitieve volkeren, van Polynesië en de schilderijen van Gauguin.
Baker straalde ultieme vrijheid uit en werd een hit. Al gauw werd ze uitgenodigd door Folies Bergère. Met haar haar bizarre beweeglijkheid, lef en humor, haar mokkabruine lichaam enkel gehuld in een erotiserend bananenrokje, veroorzaakte ze een ware schok in de Franse hoofdstad. Natuurlijk werd er ook schande gesproken van haar ‘duivelse charleston’, maar daar trok de succesvolle Baker zich weinig van aan. Niet langer gehinderd door het wettelijke racisme en de vernederende Apartheid in haar vaderland, voelde ze zich vrij in Parijs: ‘Op een dag besefte ik dat ik in een land leefde waar ik bang was om zwart te zijn. Het was een land gereserveerd voor blanken. Er was geen plaats voor zwarten. Ik stikte in de Verenigde Staten. Velen van ons zijn weggegaan, niet omdat we dat wilden, maar omdat we het niet konden uithouden… In Parijs voelde ik me bevrijd.’
Daar ontwikkelde ‘de zwarte Venus’ zich al snel tot de bestbetaalde artieste allertijden. De in bittere armoede opgegroeide Baker werd niet alleen een ster, maar ook een merk. Talloze kunstenaars, waaronder Calder en Picasso, lieten zich door Baker inspireren en er kwam al snel een complete Baker-industrie op gang met art-déco beeldjes, poppen, de ‘Bakerfix’ haarpommade, sieraden en kostuums. Ze trouwde en hertrouwde, hield er lesbische relaties op na (met o.a. Colette en Frida Kahlo) en genoot er met volle teugen van om te dansen, te zingen en te acteren. Haar gestaag groeiende rijkdom zette ze om in design kleding (‘Omdat ik op het podium een wilde ben, wil ik in het dagelijkse leven beschaafd zijn’), fraaie huizen en tenslotte haar kasteel ‘Château des Milandes’ in de Dordogne. Ze kocht een chimpansee, een varken, een geit, katten en honden en haar met een diamanten halsband aangelijnde jachtluipaard Chiquita, waarmee ze optrad en wandelde over de Champs-Élysées.
Haar eerste comeback in het nog altijd racistische Amerika werd halverwege de dertiger jaren een verdrietig fiasco, waarbij de New York Times zelf zo ver ging haar te omschrijven als een negro wrench (negerhoer). Baker vluchtte terug naar Frankijk, triomfeerde opnieuw in Europa, waarbij ze in 1928, 1957 en 1964 ook Nederland aandeed. Bij het naderen van de Tweede Wereldoorlog werd Baker in 1939 spion voor de Vrije Franse Strijdkrachten. Ze verzamelde informatie over de vijandelijke troepen op ambassade-feesten en elders, die ze met onzichtbare inkt in haar bladmuziek schreef. Begin jaren veertig vertrok ze als spion naar Noord-Afrika, waar ze doodziek werd. Toen ze hersteld was sloot ze zich aan bij het Rode Kruis en ging zingen voor de soldaten aan het front. In 1941 kreeg ze een miskraam, waardoor haar baarmoeder verwijderd moest worden. Ze zou nooit meer kinderen kunnen krijgen, maar dat weerhield haar er niet van onderluitenant bij de luchtmacht te worden.
Haar dappere inzet voor de geallieerden leverde haar na de oorlog o.a. de hoogste Franse onderscheiding op, de Légion d’honneur. Met haar vijfde man Jo Bouillon adopteerde ze na de oorlog twaalf kinderen uit alle werelddelen, die ze de ‘regenboogkinderen’ noemde. Met hen wilde ze aantonen dat allerlei rassen tezamen een gelukkig gezin kunnen vormen. Wat in het klein kan, kan ook in het groot, vond Baker, die zich ook na de oorlog bleef inzetten voor de rechten van de Afro-Amerikanen. Zo weigerde ze steevast ingesegregeerde zalen op te treden. Toen haar in 1951 de toegang tot een club in New York werd geweigerd besloot Grace Kelly, die wel binnengelaten was, meteen het pand te verlaten met al haar vrienden en nooit meer terug te komen. Hierna werden Baker en Kelly goede vriendinnen. In 1963 liep Baker met Martin Luther King de March on Washington, waarbij ze de enige vrouwelijke spreker was. Maar toen haar na de moord op Martin Luther King werd haar gevraagd om zijn plaats in te nemen bedankte ze voor de eer, omdat ze haar kinderen te jong vond om hun moeder te verliezen.
Privé was haar situatie intussen verslechterd door toenemende financiële zorgen. Haar vijfde man kon de stress niet langer aan en vertrok. Baker kon het kasteel niet meer betalen, was genoodzaakt haar kinderen naar Parijs te sturen en werd tenslotte het kasteel uitgegooid, waar tegenwoordig een permanente expositie over haar leven te zien is. Het was Grace Kelly die haar liefdevol uit de ellende hielp en ook nieuwe shows voor haar mogelijk maakte. Maar kort na twee succesvolle optredens in 1975, werd Baker dood in bed aangetroffen. Ze had een hersenbloeding gekregen. Haar stoffelijke overschot werd begraven in het Cimetière de Monte Carlo in Monaco en symbolisch door middel van een cenotaaf bijgezet in het Panthéon in Parijs. Wat een uitzonderlijk leven, wat een uitzonderlijke vrouw!
Eerbetoon voor Baker
‘Julia, je doet me denken aan Joséphine Baker. Weet je wie zij was?’ vroeg een docente aan Julia Bullock (36), de operazangeres die de hoofdrol vervult in PERLE NOIRE toen ze nog studeerde op het conservatorium. Dat zette haar aan het denken. Net als Baker werd Bullock als zwart meisje geboren in Saint-Louis, net als Baker was ze van jongs af aan op zoek naar vrijheid, haar identiteit in de muziek en wellicht een culturele toekomst in Europa. Haar biologische vader, die overleed toen ze negen was, zat tijdens zijn studentenjaren in de cel met Martin Luther King en bezocht scholen om met zijn diepe baritonstem te vertellen over de heldendaden van deze onvermoeibare strijder tegen racisme. Geen wonder dat Baker de sopraan van jongs af aan fascineerde. Bullock: ‘Toen ik in mijn eerste eigen recital aandacht wilde besteden aan de zwarte ervaring, besloot ik een aantal liederen van Joséphine Baker in mijn programma op te nemen. Ik wilde het hebben over thema’s als exotisme, exploitatie en ontmenselijking, en over de collectieve wond van de zwarte identiteit. Ik had niet het gevoel dat praten over deze onderwerpen mijn kracht zou zijn, dus ik wilde erover zingen. Hierna begon PERLE NOIRE steeds meer vorm te krijgen en ging Joséphine Baker een centrale plek innemen in het verhaal dat ik wilde vertellen.’
Regisseur Peter Sellars kreeg lucht van Bullocks recitals, adviseerde haar het thema verder uit te diepen en sloot zich bij haar aan. Sellars: ‘De meeste biografische werken rondom Baker tonen alleen de zonnige kant van haar leven; ze lijken de schrijnende geschiedenis die achter haar glimlach schuilgaat volledig te vergeten. Dit is kenmerkend voor haar bestaan: hoe ze zich echt voelde, werd niet erkend. Joséphine Baker zong immers geen muziek die was gecomponeerd of geschreven voor en door zwarte mensen. Voor PERLE NOIRE wilden we daar verandering in brengen: we lieten de zwarte ervaring verwoorden en verklanken door de zwarte componist Tyshawn Sorey en de zwarte dichteres Claudia Rankine.’ Zo ontstond PERLE NOIRE, een ‘work in progress’ dat in 2016 voor het eerst werd uitgevoerd en zich nog steeds ontwikkeld.
Bullock: ‘Samen wilden we voorbij die lachende façade. We wilden het innerlijke emotionele leven, dat diep in Bakers liederen besloten ligt, blootleggen. Ze heeft zich nooit op een authentieke manier kunnen uiten, omdat zij de juiste taal hiervoor nooit aangeboden heeft gekregen: ze was altijd omgeven door een groep witte mannen die haar op een bepaalde manier wilden presenteren. Veel Afro-Amerikaanse artiesten, waaronder Tyshawn, Claudia en ikzelf, willen de systemisch onderdrukkende praktijken, die onze voorouders veel van hun authentieke kunstenaarschap hebben ontnomen, blootleggen en ontgroeien. Het is een Afrikaanse traditie om tijdens een optreden de verbinding aan te gaan met je voorouders, om hen uit te nodigen om te zeggen wat zij destijds zelf niet konden zeggen. Dat ritueel willen wij in PERLE NOIRE voelbaar en hoorbaar maken. Samen met Tyshawn herzag ik onder meer Bakers zanglijnen. Op die manier wilden we haar werkelijke stem laten spreken. Muziek, teksten en choreografie blijven een dynamisch geheel, alle onderdelen bevatten een vrije ruimte voor de uitvoerders. Van dag tot dag kunnen onze ervaringen veranderingen teweeg brengen. Oorspronkelijk hadden we zeven liederen en de woorden van Claudia over Baker en haar kinderen, het toekomstvisioen dat ze had voor hen en de wereld.’
Tyshawn Sorey: PERLE NOIRE, Meditations for Joséphine is geen maskerade van Joséphine Baker; het deconstrueert opzettelijk het idee van haar als het stereotype van de zwarte artiest. Ik wilde de emotionele complexiteit en kwetsbaarheid van Baker overbrengen op een manier die ervoor zorgt dat luisteraars er niet alleen naar luisteren, maar ook voelen; zodat Joséphine en de onderliggende boodschap van haar tekst wordt gehoord.’
‘Ben ik die lelijke dwaas?’, vroeg Baker zich in Parijs af voordat ze brutaal het podium opliep. Claudia Rankine maakte daar bewust gebruik van in haar teksten voor PERLE NOIRE: ‘Zoals de schrijver Frantz Fanon ons in zijn boek Zwarte huid, witte maskers (1952) heeft uitgelegd, doen zwarte mensen na verloop van tijd het devaluerende werk van de racisten zelf. Want, zoals Fanon opmerkt, tegen de tijd dat ‘de neger’ Parijs bereikte, bestond de slavernij niet meer op Franse bodem. Maar, zo vervolgt hij: ‘de omwenteling bereikt de negers van buitenaf. De negers werden bespeeld. Waarden die niet door hun daden waren ontstaan, waarden die niet waren voortgekomen uit het stijgen van de systolische druk van hun bloed, dansten in een gekleurde rondedans om hen heen. De omwenteling maakte geen verschil in de neger. Hij maakte de overgang van de ene levenswijze naar de andere, maar niet van het ene leven naar het andere. Het is deze interne strijd in Baker die ik wilde overbrengen in de tekst die ik uiteindelijk aan Peter Sellars overhandigde. In weerwil van alles wat ze bereikt had, stelde ik haar de vraag: hoe had zij voor zichzelf een gevoel van glorie gevonden in haar danse sauvage – een dans die niet alleen de racistische stereotypen in haar concretiseerde, maar ook de vernedering die zij had geprobeerd te ontvluchten.’
En zo duidde Rankine het verborgen innerlijk van Joséphine Baker, deels op grond van authentieke Baker-citaten, in indringende teksten als:
‘Alles wat ik had was mezelf,
Ik was het instrument waar ik voor
moest zorgen…’
Het is een eigenaardig iets
om de schoonheid te waarderen,
zonder het zelf te kunnen zien.
Backstage, voordat ik op kom, is niet
het enige moment waarop ik mezelf
afvraag:
‘Ben ik die lelijke dwaas?’
Deze momenten draag ik altijd met me
mee,
maar als het doek zich opent
dan zie ik mijn glorie in hun blik.
De verleiding gaat sneller en sneller.
Is het het dansen of het applaus
dat mij verandert in dit grootse
ding?
‘Ook al is mijn gezicht lelijk en steken
mijn tanden uit; mijn ogen zijn mooi,
en mijn lichaam is intelligent.’
Het applaus, is in hun ogen.
Zij zijn de mijne.
Hoe onwaarschijnlijk het ook is voor
een zwarte als ik,
Ik zwaai met de scepter.
Het publiek maant ze bij monde van Baker/Bullock tot nadenken en meer begrip in regels als:
Ik vraag me af of je weet wie je bent.
Ik weet dat ik zwart ben.
En natuurlijk zie je mij,
maar zie je ook jezelf?
Voel je je historisch, wit?
Weet je ten volle dat wat er in
mij ontbreekt,
door jou van mij is afgenomen voordat
een van ons hier aankwam?
Begrijp je dat niets anders dan verlies
onze eenheid definieert?
Bij de teksten van Rankine schreef componist Tyshawn Sorey, die zich liet inspireren door Bakers Franse Music Hall-liedjes en de grootste hits van Baker, overwegend fragmentarische muziek die een auditieve zoektocht is naar de pijn en de innerlijke verscheurdheden van de Black Community in het algemeen en Joséphine Baker in het bijzonder. Het zal niemand verbazen dat het klinkende resultaat vaak schrijnend, onthutsend, indringend of verdrietig is, maar er zijn ook vrolijke jazzpassages of lichtvoetige fragmenten uit de revue. De muziek van Sorey wordt met improvisatorische vrijheid en klassieke discipline uitgevoerd door een klein ensemble met een viool, fluit, fagot, saxofoon, elektrische gitaar en slagwerk. Sorey zelf bespeelt de piano, maar maakt het meeste indruk als opzwepende slagwerker. Betoverend mooi is de warme en diep doorleefde stem van Julia Bullock, die als een zwarte koningin de sobere enscenering en belichting in vuur en vlam zet met wat je zou kunnen omschrijven als verhulde ‘rouw- en protestliederen’. Dankzij haar schitterende zang en soepele, serene dansbewegingen is PERLE NOIRE niet alleen een oproep tot het uitbannen van racisme en alle gevolgen daarvan, maar ook een authentieke ode aan Joséphine Baker. De ‘opera’ fascineert en intrigeert als de zwarte tulp die naar Baker vernoemd werd, al bleef ik me tijdens de hele voorstelling afvragen wat Baker zelf er nu van zou hebben gevonden. Ze zou zich er zeker in hebben herkend, maar vermoedelijk had ze vanuit haar vrolijkheid en zelfspot ook bedacht dat er wel een beetje meer humor en frivole lichtzinnigheid in door had mogen schemeren.
Wenneke Savenije
Info:
https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2022-2023/perle-noire-meditations-josephine