Pianist Alim Beisembayev: bescheiden alleskunner met gevoel
Gehoord: Edesche concertzaal, 23 maart 2024
Door Willem Boone
Concoursen in de muziekwereld mogen ondingen zijn (een beroemd pianist wiens naam ik vergeten ben zei hierover ooit: ‘Concoursen zijn voor paarden!’), ze zijn doorgaans wel een goede graadmeter voor talent. Dat gaat zeker op voor het concours in het Engelse Leeds dat in het verleden beroemde prijswinnaars als Radu Lupu en Murray Perahia opleverde. Alim Beisembayev won in 2021 en dat was – getuige het recital van gisteravond – alleszins terecht. Het was pas zijn tweede optreden in Nederland, nadat hij enkele weken eerder in de Kleine Zaal van het Concertgebouw gespeeld had.
Scriabin en Rachmaninoff
Hij opende gisteren zijn optreden met Vier preludes opus 22 van Scriabin. Bij nr. 1 zette hij direct de bassen zwaar aan, nr. 2 en 3 waren typische voorbeelden van de vroege Scriabin: vluchtige miniaturen waarbij de invloed van Chopin nog hoorbaar was. Deze vier Preludes waren een prettige manier om de toon voor de avond te zetten. Bij de daaropvolgende Prelude opus 32 nr. 10 van Rachmaninoff vielen een paar sterke kenmerken van deze pianist op: allereerst is zijn spel geaard: het straalt rust uit en hij verliest zich niet in dromerige bespiegelingen. Verder heeft hij een verhalende speeltrant: hij kan als geen ander een sfeer oproepen. Dat gebeurde aan het begin van deze Prelude, waar hij een sterk gevoel van nostalgie neerzette. De Étude tableau opus 39 nr. 9 was als te verwachten triomfantelijk, met – alweer een sterk punt van deze musicus – een heldere stemvoering. Ritmische motieven zijn bij hem nooit onduidelijk en stemmen gaan nooit verloren in complexe structuren. Zonder ogenschijnlijk veel te doen kan Beisembayev een kapitaal forte produceren.
Onontkoombaar
De combinatie van Russische en Franse pianomuziek was een gelukkige, want in Gaspard de la nuit van Ravel toverde hij met kleuren. In Ondine was zijn spel glashelder, in Le gibet viel het gewicht van zijn octaven op. Ook hier was zijn spel behalve subtiel kalm en de gehele uitvoering van deze Gaspard de la nuit kreeg daardoor iets onontkoombaars: het leek erop alsof andere indrukwekkende uitvoeringen van deze beruchte cyclus (en dat zijn er wel een paar…) er niet meer toe deden en dat dit ‘gewoon’ de ‘enige’, juiste interpretatie was. De inzet van Scarbo was fel, alsof de naargeestige dwerg die Ravel hier muzikaal uitbeeldt direct tot de aanval overging. Deze uitvoering was zeker spookachtig, maar ook uitermate beheerst: er was geen ruimte voor grilligheden. De pianist bouwde de climaxen goed op en wist hoorbaar wat hij deed. De laatste uitbarsting deed denken aan een aanzwellende orkaan. Wat naast genoemde kwaliteiten heel sterk is, is zijn vermogen om afsluitende maten van een frase met veel aandacht te spelen. Dat klinkt als een vreemde opmerking (‘Je moet toch alles met aandacht spelen?’), maar bijvoorbeeld de afsluitende maten van Scarbo na de laatste forte-uitbarsting worden vaak als snelle golfbewegingen gespeeld, waarbij je nauwelijks meer precies hoort wat de componist geschreven heeft, omdat het ‘belangrijkste al geweest is.’ Beisembayev speelde deze juist met veel zorg, wat de coda zo mogelijk nog indrukwekkender maakte.
Na de pauze vervolgde hij zijn reis door muzikaal Frankrijk met de Images 1er livre van Debussy, waar een pianist ook naar hartenlust kan schilderen met kleuren. In Reflets dans l’eau vielen zijn fluwelige toucher en pianissimospel op. In Hommage à Rameau was daar opnieuw zijn evocatieve verhaaltrant: deze pianist speelt zoals het moet! Opnieuw besteedde hij veel zorg aan de laatste maten en in Mouvement articuleerde hij voorbeeldig: de handen kruisen elkaar en met name de linkerhand klinkt daarbij nogal eens onduidelijk of wazig door te veel pedaal, maar ditmaal was er optimale helderheid van frasering.
Een wereld op zich
Ten slotte speelde hij de tweede sonate in b opus 36 van Rachmaninoff, een werk dat hij zelf reviseerde aangezien hij er niet tevreden over was (Hij vergeleek ooit de onderhavige sonate met de Tweede sonate van Chopin en zei daarover: ‘Deze duurt 20 minuten en zegt alles’). Hoewel het werk daardoor inderdaad korter geworden is, blijft het naar mijn smaak toch vooral een ‘lawine van noten’ en zeker in de snelle delen een opeenstapeling van massieve klankblokken. Het was daarom des te interessanter dat Beisembayev overtuigde in een wat mij betreft niet overtuigend stuk. Sterker nog: deze Rachmaninoff kwam krachtig over en waar dat kon bracht de pianist rust aan. Zijn inzet van het Non allegro-lento was puur en kwetsbaar. Ik bedacht me dat hij een uitstekende Rachmaninoff-speler is die wonderen zou kunnen verrichten in vooral diens Derde pianoconcert, dat wemelt van de tussenstemmen. Het laatste deel, l’Istesso tempo-allegro molto, speelde hij in een straf tempo, maar ook met veel grandeur en het slot was ronduit daverend. Als toegift – en dat was passend voor zijn muzikaliteit – speelde hij een Sonate van Scarlatti op zo’n frisse manier dat het naar meer deed verlangen. Het vormde overigens nog een aardig bruggetje met Rachmaninoff die ooit zei: ‘Als je in vorm wilt komen, moet je twee weken alleen maar Scarlatti spelen. Daar zit alles in!’
Na afloop zei een bezoeker tegen mij: ‘Deze pianist vertegenwoordigt een wereld op zich.’ Dat klopt, dacht ik, en hij laat zijn publiek ook toe in die wereld!
Willem Boone
Info: