Pianist Daniel Ciobanu is een geboren storyteller

Gehoord: 26/11, Kleine Zaal, Concertgebouw, Amsterdam 

‘Its important as artists in today’s manipulative and compulsive world to defeat any external attempt to isolate ourselves in ivory towers’ – Daniel Ciobanu

Naadloos aansluitend op de zoveelste deprimerende persconferentie van Rutte en De Jonge, maakte de Roemeen Daniel Ciobanu (1993) gisteravond zijn opbeurende opwachting in de opmerkelijk goed gevulde Kleine Zaal van het Concertgebouw. Geen louter grijze hoofden, maar jong en hip publiek, dat informeel werd aangesproken door de pianist, die alleen al qua kapsel – de zijkanten van zijn hoofd kaalgeschoren, bovenop zijn hoofd een knotje in stijl van de samoerais – onmiddellijk in de smaak viel. Met humor en een vlotte tong introduceerde hij zijn bijzondere recital, waarin Silvestri’s Baccanale (1933) en een eigen pianobewerking van Gesulado’s vijfstemmige ‘Moro, lasso, al mio duolo’ (1611) de aanloop vormden tot het Pièce de Résistance, de Kreisleriana van Schumann, gevolgd door de Carillon Nocturne van Enescu (1913-1916), Le vent du Transylvanie uit ‘Levantiques’, op. 64 van Dan Dieu en de Hongaarse rapsodie nr. 12 (1847) van Liszt. Dat alles vanwege covid zonder pauze.

Nu had ik zelf nog niet eerder van Ciobanu gehoord, maar hij schijnt voor het eerst internationaal de aandacht getrokken te hebben op het Arthur Rubinstein Concours 2017 in Tel Aviv, waar hij de Zilveren Medaille in de wacht sleepte. Daarna studeerde hij nog door in Schotland en Parijs, terwijl hij in toenemende mate solorecitals gaf over de hele wereld. Definitieve erkenning van zijn unieke talenten volgde toen hij met succes inviel voor zijn landgenoot Radu Lupu bij de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen en nadat hij begin 2020 al even succesvol debuteerde bij het Gewandhausorchestrer Leipzig. Ciobanu gaat sindsdien door voor een Rising Star aan het pianofirmament. Maar de jonge Roemeen is nog veel méér: hij begon het originele muziektijdschrift #SHARP, maakte kunstwerken en richtte zijn eigen muziekfestival op: het Neamt Music Festival in zijn geboortestad Piatra Neamt.

Silvestri’s Baccanale ontaardde in de spectaculaire lezing door de energieke Roemeen in een bedwelmend akoestisch bacchanaal, waarvan alle hersencellen dronken werden door een schitterende afwisseling van gracieus golvende arpeggio’s, donderende bassen en Oosters aandoende akkoordsequenties. Meteen werd duidelijk dat de bloedmuzikale Ciobanu niet alleen heel expressief en kleurrijk piano speelt, maar voor alles een verháál wil vertellen met de noten die hij met intense concentratie en een benijdenswaardig instrumentaal gemak uit de vleugel tevoorschijn tovert. Geen betere introductie dan een woest bacchanaal voor de mystereuze Gesualdo, die uit jaloersheid zijn vrouw vermoorde (of liet vermoorden) en bekend stond om de orgieën die hij organiseerde in Napels. Naadloos vloeide Silvestri over in de serene verstilling van Gesualdo’s fascinerende vijfstemmige a capella muziek, die Ciobanu met een verfijnde smaak, integriteit en inlevingsvermogen vertaalde in zangerige melodielijnen en subtiel gedoseerd samenklanken

Muziek komt bij Ciobanu duidelijk van binnenuit, in zijn eigen woorden: ‘Het begon allemaal met de intimiderende passie van mijn grootvader voor muziek, om precies te zijn kerkorgel-muziek, die mij het grootste deel van mijn jeugd omringde. Hij was echt een exotische vogel in ons dorp, die er in de tijd van de zware landbouw onder het communistische regime in Roemenië op stond een familie-‘band’ op te bouwen in kwintetversie (helaas waren er maar vijf gegadigden in de familie, anders hadden ze volledige orkestarrangementen kunnen spelen) van twee violen, twee accordeons en een soort rechtopstaand orgel, dat hij zelf bouwde door een oude Bösendorfer Baby Grand aan te passen, die eigenwijs genoeg was om nergens in het huis te passen. Zo speelden ze arrangementen van koralen geschreven voor orgel met dit geïmproviseerde kwintet, dat de kindertijd van mijn vader op een heel vrolijke manier kruidde. Wanneer ik op bezoek was bij mijn opa op het platteland, ontkwam ik nooit aan een prelude van Bach zonder fuga op zijn gepersonaliseerde piano. Mijn kennismaking met deze inspirerende persoon die toevallig mijn grootvader was en het onvermogen van mijn vader destijds om een carrière na te streven op zo’n burgerlijk terrein als de klassieke muziek, leidden tot de conclusie dat ik de erfenis moest voortzetten, en zo kwam ik voor dit zwart-witte beest terecht.’ Nadat zijn eerste pianolerares Cosma Magdolna hem als jongetje van zes de schoonheid en het plezier van muziek maken had bijgebracht, begon de levenslange arbeid aan de veeleisende pianotechniek, met als streven uiteindelijk ‘zo vrij en oprecht mogelijk tot het hart en de geest te kunnen spreken.’

Ciobanu: ‘Toen mijn vingers eenmaal een beetje wijs konden worden uit dat excentrieke schaakbord, begon ik pas echt te luisteren en te graven in de auditieve wereld van de grote pianisten, zoals Horowitz, die me langer dan acht seconden oprecht geïnteresseerd konden houden in de muziek. Met zo’n levendig klank canvas als Horowitz uit elk muziekstuk kon halen, riep hij een oprechtheid van klank en emotie op waarvoor ik echt niet onverschillig kon blijven; het was bijna religieus, totdat ik later ook de ‘boefachtige’ kant van zijn interpretaties ontdekte, die me nog dieper en wanhopiger verliefd maakte. Rubinstein die zo organisch met de piano zingt, Volodos met zijn ongelooflijke verbeelding van de klankwereld en zijn hersens krakende techniek, en de componisten bij wie men kan voelen dat hun bestaan op de een of andere manier een verlengstuk was van hun aangeboren passie voor muziek, zoals Prokofiev, die werkelijk het beste van twee werelden kan bereiken (hartveroverende eenvoudige melodieën en de meest pittige sarcastische politieke satires, waarmee hij mijn favoriete componist werd), Chopin met zulke indringende innerlijke monologen dat ze me altijd de pianovariant leken van mijn vroege angstkreten na het uitmaken met mijn vriendinnetjes in de puberjaren, en Beethoven met zijn enfant terrible-houding en revolutionaire kriebels. Recentelijk heeft Keith Jarrett ook zijn eigen tempel in mijn hart ontstoken met veel kaarsen en vreemde geluiden

Het moge duidelijk zijn: Ciobanu is voor de muziek geboren, maar hij is niet voor niets een Roemeen. Muziek zit in zijn genen, en gaat behalve over techniek, stijl en interpretatie over wezenlijker zaken, die alles wat zich kan afspelen in het menselijke gemoed weerspiegelen. Het emotionele dualisme van Schumanns alterego’s Eusebius (romantisch, bedachtzaam, dromerig) en Florestan (gepassioneerd, onstuimig, extravert, impulsief) in Kreisleriana, met afwisselend stormachtige en dan weer uiterst tedere of weemoedige passages, bleek deze gepassioneerde storyteller dan ook op het lijf geschreven. Er klonk bravour, extase, woede, wanhoop, speelsheid, tederheid en verweesde verlatenheid in een adembenemende opeenvolging van direct aansprekende pianoklanken.

Voor wie zoals ik niet goed tegen ‘valse’ samenklanken kan, is de Carillon nocturne van Enescu een ware beproeving, zo niet een tantaluskwelling, maar de spirituele overgave waarmee Ciobanu de wringende samenklanken aaneenreeg maakte veel goed. Woeste windvlagen uit Transylvanie joegen de valse klokken gelukkig weer weg, waarna Ciobanu zijn spectaculaire recital eindigde met een briljante, gipsy-achtige lezing van de Hongaarse rapsodie nr. 12 van Liszt, die niet alleen om extreme virtuositeit vraagt, maar liefst ook om een demonische verbeeldingskracht van de pianist. En aan dat alles heeft de getalenteerde Ciobanu – wiens geluksideaal luidt ‘Omringd zijn door mensen die je innerlijke kind koesteren en ook een goddelijk gemaakte gin-tonic weten te waarderen’ – geen gebrek. Originele musici zoals hij kunnen ook jongere generaties overhalen van klassieke muziek te houden. Als toegift speelde Ciobanu nog een vrolijke Cubaanse Mazurka van Ernesto Lecuona.

Wenneke Savenije

Info:

http://www.danielciobanu.com

www.concertgebouw.nl

Kunstwerk Collage ‘Pink Martina’ Daniel Ciabonu

You May Also Like

Pianiste Fedorova spetterend in Ravel en Brussels Phiharmonic o.l.v. Volkov dansant in Tsjaikovski

Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde

Carmen in Verona: een lust voor het oog

Twee versterkte concerten tartten het sensitieve gehoor