Pianist Jonathan Fournel: intens muzikaal

Gehoord: Concertgebouw Amsterdam, 17 maart 2024

Door Willem Boone

Het aardige van dit recital was dat het begon met relatief onbekende werken van een overbekend componist: allereerst de 32 Variaties in C WoO 80, geschreven in 1806, toen Beethoven nog jong was. Het zijn bijna even veel variaties als de Diabelli-variaties, maar die duren bijna een uur, terwijl deze slechts 10 minuten in beslag nemen. Ondertussen wist de componist ook in zo’n kort bestek al zijn onmiskenbare stempel achter te laten: zoals dat vrijwel altijd met variaties gebeurt, trekt er een caleidoscoop aan stemmingen voorbij: weerbarstig, lyrisch, humoristisch. Ze maken ook duidelijk wat voor een groot improvisator Beethoven geweest moet zijn.

Atypische Beethoven

De jonge Franse pianist Jonathan Fournel zette het eerste akkoord direct krachtig in en nam de tijd om te fraseren. Hij heeft een sterke techniek, maar zet deze alleen ten dienste van de muziek in. Zo kon hij gedurende de eerste tien minuten al veel laten zien en vooral horen. Zonder onderbreking volgde de Sonate nr. 22 in F opus 54 van dezelfde componist. Van alle Beethoven-sonates is dit een van de minst bekende, waarschijnlijk door zijn korte duur van amper tien minuten. Ik herinner me dat de Franse pianist Jean Efflam Bavouzet met een aantal collega’s tijdens een festival in Frankrijk de complete Pianosonates van Beethoven uitvoerde en daarover vertelde dat vrijwel niemand zich als vrijwilliger ‘opwierp’ om dit onbekende opus te spelen. Ook in Amsterdam wordt het zelden tijdens recitals gespeeld: de enige keren van de afgelopen veertig jaar waren de twee cycli van Alfred Brendel, terwijl ook Sviatoslav Richter (die nogal eens eigenzinnig in zijn repertoirekeuze kon zijn) het in 1992 speelde.

Het gaat dan ook om een atypische, tweedelige sonate, zeker als je deze vergelijkt met de voorgaande en de volgende in de reeks. Daarbij gaat het namelijk om twee monumenten: de Waldstein-sonate (nr. 21) en de Appassionata (nr. 23).Aan de andere kant had Beethoven in het algemeen een minder duidelijke en herkenbare stijl dan Haydn en Mozart, die vrijwel altijd driedelige Sonates componeerden. Bij Beethoven zijn ze vaak driedelig, regelmatig vierdelig, soms tweedelig, maar langer dan deze sonate (bijvoorbeeld nr. 32). Het bewijst eens te meer hoe ongrijpbaar deze componist in zijn scheppingen was. Fournel hield een overtuigend pleidooi voor dit onbekende opus: in het eerste deel, In tempo d’un menuetto, benadrukte hij treffend de voor deze componist zo kenmerkende accenten. Het tweede deel, allegretto, werd een vluchtig perpetuum mobile, maar niet zonder de al even kenmerkende voorwaartse energie. Het maakte duidelijk dat Beethoven altijd naar een climax toe werkt.

 

 

Szymanowski

Het volgende werk, Variaties op een Pools thema in b klein, opus 10 van Szymanowski vertegenwoordigde een hele andere wereld, al was het interessant om nogmaals een serie variaties te horen. Het werk is uiterst kleurrijk en virtuoos van karakter en dateert uit de vroege periode van Szymanovski, toen zijn stijl nog enigszins verwant aan die van Chopin en Scriabin was. Het is jammer dat ze niet vaker tijdens recitals klinken, want ze bieden voor pianisten dankbaar materiaal. Hier viel meer dan tijdens de gespeelde werken van Beethoven op dat Fournel over een natuurlijke virtuositeit beschikt. Het was verrassend om te horen hoe iemand die klein van stuk is zo’n kracht kan produceren, zonder daarbij qua decibels over de schreef te gaan. Zijn dynamiek bleef beheerst en hoewel deze imposant in de Marche funèbre was, verhardde zijn klank nergens. Het was mooi hoe hij aan het eind van deze variatie terugnam, waardoor het de indruk van een voorbijtrekkende stoet wekte. Het slot met lang resonerende akkoorden was indrukwekkend.

A-sentimenteel

Na de pauze volgde allereerst Prélude, fugue et variation van Franck, oorspronkelijk voor orgel geschreven. De programmatoelichting vermeldde dit niet, maar volgens mij was de bewerking van Harold Bauer en niet van Franck zelf afkomstig. Bauer wist er een pianistisch stuk van te maken dat door de pianist op a-sentimentele wijze gespeeld werd. Franck maakte zelf een bewerking voor piano en harmonium, die door het geluid van laatstgenoemd instrument soms juist wel sentimenteel kan klinken. Daarnaast deed Fournel recht aan de puurheid die eigen is aan de muziek van Franck.

Ten slotte speelde hij Schuberts beruchte Wanderer-fantasie, die eigenlijk ook een serie variaties op het beginthema is. Daarmee liep Schubert al vooruit op wat Franck en ook Liszt in zijn pianosonate in b later zouden doen: componeren volgens het zogenoemde kiemprincipe, waarbij zij een hele compositie opbouwden uit een kort beginthema. Het is zijn meest virtuoze compositie en het is berucht doordat de virtuositeit niet erg pianistisch geschreven is. De pianist toonde hier dezelfde combinatie van virtuositeit en beheersing, zonder voorbij te gaan aan de zangerige gedeeltes. De overgang naar het tweede deel verliep organisch en het spel straalde rust uit.

Zo liet hij de akkoorden waarmee het begint diep resoneren. Aan het eind van dit deel viel op hoe verzorgd zijn spel, vooral in de linkerhand, was. In het fugatische laatste deel liet hij horen dat hij het werk niet met een virtuositeit à la Liszt benaderde, maar koos hij voor een meer gedifferentieerde interpretatie. Het publiek (dat helaas niet in groten getale op dit concert afgekomen was!) toonde zich na afloop uiterst dankbaar, wat de pianist beloonde met een passende toegift.

 

 

Bach/Busoni

Je zou een studie kunnen maken van toegiften die pianisten en musici in het algemeen na een concert spelen: ga je door in de sfeer van het laatste stuk of kies je juist na een virtuoos slot voor een moment van bezinning? Fournel deed in dit geval het laatste met het koraalvoorspel ‘Ich rufe zu Dir, Herr Jesu Christ’ van Bach/Busoni, ontroerende muziek die haar uitwerking nooit mist. Ook hier was zijn toucher glashelder, het was aardig om te horen hoe hij de bassen à la Busoni speelde. Het vormde een passend slot voor een geslaagd debuut in de Grote Zaal.

Willem Boone

Info:

www.concertgebouw.nl

You May Also Like

Haenchens Vierde Bruckner indrukwekkend bij Nederlands Philharmonisch Orkest

Dai Fujikura – Een ongeluk komt zelden alleen

Drie keer is scheepsrecht! Piano Duo Kolesnikov/Tsoy  speelt Messiaen en Kurtag/Bach

Oliebollenconcert 2025 van grote klasse