Pianokwartet Corneille floreert in Kortenhoef
Gehoord: 18/11, Kunst aan de Dijk, Oude Kerkje, Kortenhoef
Het was een vreemde gewaarwording: om klokslag acht uur werd ik vriendelijk doch beslist vanwege de laatste coronaregels Restaurant Docks bij Jachthaven Kortenhoef uitgewerkt, om een paar minuten later na vertoon van mijn QR-code zonder enig probleem de hele avond in het vrijwel uitverkochte Oude Kerkje van Kortenhoef naar een onstuimig concert door het Corneille Pianokwartet te kunnen luisteren. Bij kaarslicht en zonder mondkapje. Op verzoek bleven de bezoekers in de pauze zitten en brachten vrijwilligers glaasjes wijn rond.
Idem dito woonde ik twee dagen later in het Muziekgebouw aan ‘t IJ het imposante recital van Grand Old Piano Lady Elisabeth Leonskaja bij (zie recensie op www.denieuwemuze.nl). Ook hier een vrijwel uitverkochte zaal, geen mondkapjes (behalve dan bij het naar binnen- en weer naar buiten lopen). Maar ook geen glaasje wijn in de pauze, want horeca mag niet na acht uur. Dus was het Muziekgebouw aan ’t IJ zo galant om alle bezoekers al voorafgaand aan het recital een flesje water of sap aan te bieden. Het is roeien met de riemen die er zijn, maar de muziek zèlf komt er nu eens even niet zo slecht vanaf, voor zo lang als het duurt ….
Gaf Leonskaja magistrale uitvoeringen van de laatste drie Pianosonates van Schubert, het Pianokwartet Corneille opende in afgeslankte vorm (zonder piano) het concert in het Oude Kerkje in Kortenhoef met het kwetsbare en aangrijpende Strijktrio op. 48 van Mieczyslaw Weinberg (1919-1996). Deze Pools-Joodse componist sloeg in 1939 voor de Nazi’s op de vlucht, maar zijn ouders en zusje werden gevangengenomen en levend verbrand. Weinberg belandde als vluchteling in Tasjkent, waar de componist Israël Finkelstein, een collega van Sjostakovitsj, belangstelling voor hem kreeg. Finkelstein liet Sjostakovitsj Weinbergs Eerste Symfonie horen, en Sjostakovitsj was zó onder de indruk dat hij Weinberg naar Moskou liet verhuizen. De twee componisten sloten een hechte vriendschap die tot aan Sjostakovitsj’ dood in 1975 bleef bestaan. Weinberg vergat nooit de rol die Sjostakovitsj had gespeeld bij het redden van zijn leven en was dankbaar voor de inspiratie die hij van hem had gekregen. Hij schreef: ‘Hoewel ik nooit les van hem heb gehad, beschouw ik mezelf als zijn leerling, als zijn vlees en bloed.’ In ruil daarvoor stimuleerde Weinberg Sjostakovitsj’s belangstelling voor Joodse volksmuziek. De invloed van Sjostakovitsj en de Joodse, zigeuner- en Moldavische volksthema’s is traceerbaar in Weinbergs Strijktrio uit 1950, maar tegelijkertijd heeft deze bijzondere componist een onmiskenbare eigen stem. Celliste Ella van Poucke zette met serene concentratie en verinnerlijkte overtuigingskracht het melancholieke openingsthema in, dat zich gaandeweg ontwikkelde tot een heftige climax waarin de expressiviteit van Van Poucke, violist Noé Inui en altviolist Georgy Kovalev het kookpunt naderde, om vervolgens weer weg te ebben in de bitterzoete melancholie van Klezmer-achtige passages. Maar na de ‘spooky’ fuga van het tweede deel, barstte de gezamenlijk doorleefde passie weer los in de finale, die uitdraaide op een hartverscheurend broze desolaatheid.
Daarna voegde pianist Vassilis Vavaresos zich bij het trio voor een enerverende lezing van Schumanns onweerstaanbare Pianokwartet op. 47 in Es uit het ‘kamermuziekjaar 1842’, waarover Clara Schumann in haar dagboek noteerde: ‘een prachtig werk, zo jeugdig en fris, alsof het zijn eerste was.’ De klep van de vleugel waarop Vavaresos met onstuitbare inzet en enthousiasme zijn partij speelde had wellicht beter niet zo ver open kunnen staan, want de hartstochtelijke pianoklanken dreven de strijkers af en toe akoestisch een beetje in het nauw, maar daar trokken de van nature fijntjes maar intens spelende Inui en de soepel en ruimhartig op zijn altviool zingende Kovalev zich weinig van aan. Was de oermuzikale Ella van Poucke met haar honingbruine toon, instrumentale natuurlijkheid en onmiskenbare wijsheid er niet bij geweest om de drie heren muzikaal in balans te houden en de rust te bewaren, dan was Schumanns romantiek wellicht over de grenzen van de goede smaak heen geklotst om te ontaarden in geëxalteerde chaos. Nu stroomde Schumann in de snelle delen als een kolkende rivier door het kerkje zonder dat de dijken het begaven en in de langzame delen omringden de piano, viool en altviool als het ware het vloeibare goud van de cello.
Nog meer evenwicht en balans, zowel in horizontale als verticale richting, bereikte het Pianokwartet Corneille in het melodieuze Pianokwartet nr. 1 in c op. 15 van Gabriel Fauré. In dit werk raakt Fauré de toon die de legendarische muziekcriticus Bernard Shaw expliciet maakte toen hij opmerkte: ‘Ik heb van Mozart de kunst geleerd om belangrijke dingen ‘conversationeel’ te zeggen,’ waarmee hij bedoelde dat je rekening moet houden met de gedachten van de toehoorders om jezelf te kunnen verduidelijken. In dit werk uit 1879 geen overtrokken romantische heroïek, geen frivoliteit of academische intellectualiteit, maar wel een fascinerende versmelting van energie en lyriek, die het Corneille Kwartet tijdens het zangerige openingsdeel in een onweerstaanbare flow tot uitdrukking bracht. Ook tijdens het vrolijke perpetuum mobile-achtige Scherzo, het gepassioneerd zingende Adagio en het gracieuze lijnenspel van het Allegro molto bleef het genuanceerde en flexibele samenspel van de getalenteerde musici samenvloeien tot hartverwarmende ‘conversaties’ in klank. Covid of niet, het inspirerende spel van het Pianokwartet Corneille is een muzikale troost voor het heden en een grote belofte voor de toekomst. Deze jonge musici, die ook als solist al hun sporen hebben verdiend, zullen ook internationaal nog vaak van zich laten horen.
Wenneke Savenije
Pianokwartet Corneille speelt Brahms:
Info:
Op 25/11 speelt Pianokwartet Corneille hetzelfde programma in Heerlen in Parkstad Limburg Theaters, op 27/11 in de Stadsgehoorzaal in Leiden en op 28/11 in het Zondagochtendconcert om 11.00 uur in Concertgebouw in Amsterdam