Pires speelt Mozart als geniale kamermuziek

 

Gehoord: Tivoli Vredenburg Utrecht, 26 januari 2023

Door Willem Boone

Er zijn van die klassieke artiesten die in een adem met een bepaalde componist genoemd worden, bijvoorbeeld Arthur Rubinstein met Chopin (hoewel hij een veel breder repertoire beheerste!) en Maria Joâo Pires met Mozart. Deze componist begeleidt haar al haar hele decennialange carrière: zij debuteerde op zevenjarige leeftijd met een van zijn Pianoconcerten en nam twee keer al diens Pianosonates op.  Er zijn in de muziekgeschiedenis een aantal pianisten, die ‘het’ met Mozart hebben: die onverklaarbare gave om zijn muziek met perfect stijlgevoel en eenvoud te spelen. Clara Haskil was daar een voorbeeld van, verder Murray Perahia en ook Maria Joâo Pires.

Gelukkig was ze er gisteravond in Tivoli Vredenburg in Utrecht. Dat was niet zo voor de hand liggend, want kort ervoor was ze gevallen. Daarbij had ze gelukkig niet haar handen of armen bezeerd, maar ze liep wel moeizaam. Helaas gebeurde dat de afgelopen tijd vaker: in Litouwen bezeerde ze vorig jaar haar schouder (waarvan ze redelijk snel herstelde) en toen ik haar in september vorig jaar in Amsterdam hoorde, liep ze als gevolg van een val ook moeilijk. In elk geval is het bewonderenswaardig dat ze ondanks deze ongemakken toch optreedt en haar pianistische vermogens hebben er niet onder geleden. Dirigent Lorenzo Viotti richtte zich na binnenkomst tot het publiek en vertelde over het fysieke ongemak van Pires. Hij had daarbij een speciaal verzoek: of men haar zo enthousiast mogelijk wilde verwelkomen. Mogelijk was dat om de Portugese pianiste een hart onder de riem te steken, het was de vraag of dat haar veel uitmaakte. Ze is altijd al een artieste geweest die niets geeft om uiterlijk vertoon, publiciteit en stardom en die onder alle bewondering uitermate nuchter lijkt te blijven.

Op het programma stond het laatste Pianoconcert van Mozart, nr. 27 in Bes, KV 595. Het blijft een raadselachtig stuk dat minder argeloos is dan je op het eerste gezicht zou denken. De stemming lijkt lyrisch, maar ook licht geresigneerd en mogelijk wat men in het Engels ‘bitter sweet’ zou noemen. Mozart voelde dat hij de gunst van het publiek langzaam maar zeker begon te verliezen en je kan je met dit concert afvragen of hij zich daarbij neerlegde (en enigszins melancholiek terugblikte op zijn periodes van grote successen) of daar toch wat bittere gevoelens over had.  Mozart toont ‘geen zielenroerselen of persoonlijke bekentenissen in mineur’ zoals de programmatoelichting vermeldde. Maar ik vraag me af of zijn gevoel bij het schrijven van dit concert was: ‘Was het leven goed? Het leven was goed.’ (zoals de programmatoelichting eveneens stelde). Ik zou het dan ook geen ‘opgewekte’ compositie willen noemen, maar een stuk dat ‘lyrisch’ en ‘licht melancholisch’ is.  Een soortgelijke stemming heerst er in de laatste Pianosonate D 960 van Schubert, die interessant genoeg in dezelfde toonsoort geschreven is. Ook daar hoor je muziek van een componist die als het ware al onthecht van alle aardse zaken is en al afscheid van het leven genomen heeft.

 

 

Een interessante vraag is hoe Mozarts stijl zich ontwikkeld zou hebben als hij langer geleefd had: zou hij op dit ingeslagen pad verdergegaan zijn of zou zijn stijl zich meer in de pre-romantische richting van Beethoven ontwikkeld hebben? Dat heeft hij een paar keer in zijn oeuvre gedaan, bijvoorbeeld in de Fantasie in C klein KV 475 voor piano. Hij loopt daar al vooruit op de stijl van Beethoven en als altijd uitte hij zich op zeer persoonlijke wijze wanneer hij in een mineurtoonaard schreef. Helaas zullen we het antwoord op deze vraag nooit te weten komen.

Viotti kwam gearmd met Pires op en er klonk inderdaad behalve applaus ook gefluit en gejoel. Daarbij viel nog eens op hoe frêle de Portugese is! Het orkest zette op delicate wijze het eerste deel in en bij de eerste inzet van de pianiste toonde zij direct een van haar troeven: haar toonvorming. Hoewel zij niet over een uitgesproken grote toon beschikt (wat overigens ook niet nodig is voor Mozart!), is deze wel kernachtig. Zij verstaat de kunst om haar toon te projecteren, zodat deze overal in de zaal waar zij speelt hoorbaar is. In haar lange carrière is zij er volledig in geslaagd om de vleugel, dat ‘zware, zwarte bakbeest of monster’ te temmen. Ze doet denken aan Debussy die ooit zei dat je bij de vleugel moet vergeten dat ‘hij hamers heeft’. Precies dat lukt haar en dat lukt alleen de allergrootsten: de klank wordt vloeiend en je denkt niet meer aan een weerbarstig instrument. Sterker nog: ze is de piano ontstegen en fraseert lange lijnen die nog het meest aan die van een operazanger doen denken. Zij benadert Mozarts concerten zoals een zanger een aria uitvoert. Door de genoemde kernachtigheid van haar toucher wordt haar Mozart er nooit een van Chinees porselein. Het is warm en daardoor maakt zij kamermuziek op hoog niveau.

Het mooie van haar benadering is dat ze ook de ‘andere kant’ laat zien: de muziek is niet alleen maar ‘mooi’ en ‘argeloos’, maar ze heeft ook oog voor melancholie en schaduwkanten. Je gelooft wat de pianiste onlangs in een interview zei: ‘Ik speel slechter dan ooit, maar ik ontdek ook nog steeds nieuwe details in bekende stukken.’ Het eerste is zeker niet waar, het tweede wel: zo klonken er regelmatig in haar linkerhand subtiele, nieuwe details. De samenwerking met het Nederlands Philharmonisch Orkest en dirigent Viotti was uitstekend: de dirigent lachte een paar keer tegen zijn soliste. Pires’ inzet van het Larghetto was het toppunt van eenvoud, maar dan wel van gesublimeerde eenvoud. Een waarvan je je als amateur afvraagt hoe je die ooit zult bereiken. Het laatste deel, het Allegro, klonk dartel en zoals in de twee vorige delen viel het technisch gave spel op. Treffend was de bewonderende blik van de dirigent toen Pires de cadens speelde. Uiteraard reageerde het publiek met veel enthousiasme en het kreeg na enig aandringen een toegift: het Andante uit de Pianosonate in F KV 332. Daar kon de pianiste nog beter laten zien hoe je Mozart op een piano speelt en kwam haar zangerige toucher nog beter tot zijn recht.

 

 

Een mooie opmaat voor dit Pianoconcert vormde de Siegfried Idyll van Wagner. Viotti, die zich graag tot het publiek richt, vertelde in een korte toelichting dat hij niet te veel wilde dirigeren om ‘de musici niet te storen’. Dat deed hij inderdaad niet en je zou je enigszins ironisch kunnen afvragen of een dirigent dit motto niet vaker zou kunnen toepassen: is het nodig om zo ‘driftig’ de maat te slaan en weten orkestmusici na repetities niet al heel goed wat er moet gebeuren? De inzet met vier strijkinstrumenten was prachtig intiem en klonk bijna als een droom. Over de gehele uitvoering hing een bijna delicate sluier.

Na de pauze volgde de Tweede symfonie van Brahms, de meest lichte van de vier die hij schreef. Het doet aan de Pastorale van Beethoven denken, eveneens een eerbetoon aan de natuur. Viotti wees erop dat het hele programma uit ‘lichte’ muziek bestond en dat leek inderdaad een onderliggend thema. Het orkest deed alle recht aan het tempovoorschrift van het eerste deel: Allegro non troppo. In het tweede deel, Adagio non troppo, waren vooral de celli vervoerend, terwijl de blazers daar soms wat ‘kaal’ klonken.  In dat deel gesticuleerde Viotti geestdriftig en ik vroeg me af hoe de muziek daar geklonken zou hebben als hij dat minder gedaan had.

Met name de laatste twee delen konden mij niet helemaal overtuigen: het Allegretto grazioso had puntiger kunnen uitvallen en hoewel het orkest slagvaardig reageerde in het afsluitende Presto ma non assai, miste ik daar soms geheimzinnigheid in bepaalde passages. Orkest en dirigent gingen niet tot het uiterste qua raffinement. Het publiek in de uitverkochte zaal van Tivoli Vredenburg dacht daar kennelijk anders over, want het barstte los in een ovatie. Viotti kondigde daarop aan dat het orkest ‘hield van verrassingen’ en wat er volgde was een verrassing: hij stapte van de bok, ging tussen de orkestmusici staan, het orkest zette het Ave Verum Corpus van Mozart in, een van zijn allermooiste stukken, waarbij orkestleden de zangpartijen voor hun rekening namen. Het klonk prachtig en vormde een zeer ontroerend en onverwacht einde van dit fraaie concert. Hoewel ik enige lichte bedenkingen bij zijn benadering van Brahms had, moet ik Viotti nageven dat maar weinig dirigenten tussen hun musici gaan staan om mee te zingen. En hij moet dus kennelijk ook de tijd gehad hebben om dit met hen te oefenen, wat een bijzondere prestatie is!

Willem Boone

You May Also Like

Muze van Zuid doorbreekt verwachtingspatronen

Pianiste Fedorova spetterend in Ravel en Brussels Phiharmonic o.l.v. Volkov dansant in Tsjaikovski

Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde

Carmen in Verona: een lust voor het oog