Publiek jubelt van geluk bij eerste concert Rotterdams Philharmonisch na Lockdown
Voor het eerst sinds maanden opende De Doelen gisteravond de deuren voor een openbaar concert van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Op programma prijkten twee Russische kaskrakers waar het vaste publiek dol op is geworden – zeker sinds de jaren dat het door Valery Gergiev op een heuse staalkaart van het Russische orkestrepertoire werd getrakteerd.
Een feest der herkenning en voor deze gelegenheid dus bij voorbaat een voltreffer. Maar wie dacht dat daarmee een makkelijke keuze was gemaakt voor dit orkest, rekende buiten de uitdaging die chefdirigent Lahav Shani zijn ensemble en zichzelf had gesteld: Op deze avond zou hij in de dubbelrol van dirigent en solist voor het eerst ‘live’ het Derde pianoconcert van Serge Prokofiev vanaf het klavier leiden.
Nu is dit pianoconcert behoorlijk veeleisend. Alle hens moeten aan dek om een accurate vertolking te garanderen. Niet verbazingwekkend dus dat een dergelijke dubbelrol zelden is gedebiteerd – ook al bericht Prokofiev in zijn Dagboeken instructief en amusant over een repetitie van het werk met het dirigentloze Persimfans orkest en bestaat er een historische radio-opname van de uitvoering waarmee pianist, componist en dirigent Dimitri Mitropoulos in New York kwam zag en overwon.
Of Prokofiev en Mitropoulos zich ook hebben kunnen bedienen van de speciale orkestopstelling waarvan Shani in Rotterdam gebruik kon maken valt te betwijfelen. Men zal hen destijds allicht niet hebben toegestaan het podium zo uit te breiden dat het orkest in een kring om hen heen kon zitten. Nu er door het nog altijd van kracht zijnde 1,5 meter voorschrift veel minder publiek in de grote zaal werd toegelaten, openden zich voor Lahav Shani en het Rotterdams Philharmonisch Orkest – post COVID-19 – qua afstemming van het samenspel dus perspectieven die in Moskou en New York wellicht niet voorhanden waren.
Het leed daarbij voorts geen enkele twijfel dat Shani een in alle opzichten trefzekerder en klaarblijkelijk ook meer geoefend pianist is dan Mitropoulos. Bovendien heeft het Rotterdams Philharmonisch Orkest de partituur veel beter onder de knie dan de New York Philharmonic het destijds nog relatief zelden gespeelde stuk kende. Voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest heeft regisseur Dick Kuijs dit concert afgelopen maand prachtig vastgelegd (zie bijgaande Youtube link). Dus waren orkest en dirigentsolist inmiddels aanzienlijk op elkaar ingespeeld.
Qua vuur en aplomb kunnen Mitropoulos en Shani elkaar beslist de hand schudden. Shani, die dit werk eerder met groot succes dirigeerde met de flamboyante Martha Argerich, leek niet van plan op grote afstand van de razende tempi te blijven waarmee zij haar gelauwerde visie op het werk signeert. Terwijl de dirigent daaraan de handen vol had, wist hij het orkest met markante fortississimo accenten feilloos op koers te houden. En waar er geen accenten stonden, volstond een losjes gebaar – zoals de verraderlijke opmaat tot het watervlugge slot van het eerste deel – die ik Argerichs ex Charles Dutoit jaren geleden in Amsterdam nog bijna zag missen, onder de ziedende blik van de diva zelf.
Het Rotterdamse publiek werd dus getrakteerd op een muzikaal spektakel van de bovenste plank. Misschien miste in de eerste variatie uit het tweede deel de meer subtiele balletteske pointe bij de strijkers, in de iets onder tempo ingezette derde variatie ontbrak het clowneske element niet. Ook in de finale werden de tempi uiterst effectief gekozen en met de huiveringwekkende coda bleek Shani als solist niet de minste moeite te hebben.
Na de pauze stond Tsjaikovski’s Vijfde symfonie op de lessenaars. De strakke ritmes van Prokofiev maakten nu plaats voor veel vrijer samenspel, waarin niet langer gelijkheid, maar klankkarakter en -kleur maatgevend waren. Lang niet alle maten stonden dus exact boven elkaar, maar dit diende hier een hoger doel. Veelal ver voor het orkest uit dirigerend, kneedde Shani rubato’s die zo uit een symfonie van Edward Elgar weggelopen zouden kunnen zijn. Daarmee bleven de invloeden van Mozart en Verdi op deze symfonie wel wat onderbelicht. En ook de waterkoude kilte van de Petersburgse kaaien leek aanvankelijk te worden verruild voor de behaaglijke salon… ..totdat Shani aan het slot van het eerste deel ineens gitzwarte tinten uit het orkest peurde. Dat het tweede deel attacca daarop aansloot was bewust. Hier spanden de Rotterdamse strijkers een asgrauwe nevelsluier waaruit een fenomenaal beheerste hoornsolo bezield opsteeg. Als dirigent mag je werkelijk in je handen wrijven met zo’n solist. Maar door met zoveel zorg de rode loper voor die solo uit te leggen, toonde Shani ook zijn eigen kenmerkende kracht als medemusicus onder zijn medemusici.
Eigenlijk kon het daarna ook niet meer stuk. Want ook al beantwoordt Shani’s Tsjaikovski misschien niet aan alle stilistische verwachtingen – onmiskenbaar blijft dat hij zowel de grote lijnen van dit werk als het Rotterdams Philharmonisch Orkest gisteravond ijzersterk in zijn greep had en een piekprestatie neerzette die het publiek spontaan deed jubelen van geluk dat een gebeurtenis als deze eindelijk weer ‘live’ mocht worden beleefd.
Elger Niels
Gehoord: 24 juni 2021, herhaling van ditzelfde programma op 25 & 26 juni (uitverkocht)