Residentieorkest in topvorm onder Jun Märkl
Enige teleurstelling kon Sven Arne Tepl niet verbergen toen hij gisteravond in een half gevulde grote zaal van Amare ter introductie van de One Minute Symphony het woord nam. Als algemeen & artistiek directeur-bestuurder van het orkest zal hij allicht de repetities hebben gevolgd en wist hij vast al dat dit een van de beste concerten van het jaar zou worden. Dit niet alleen dankzij een programma vol mooie muziek, onder de titel ‘Volmaakte Schoonheid’, maar vooral vanwege gastdirigent Jun Märkl.
Aan de One Minute Symphony Kanikama Shinsuu nr.2 van Gijs van der Heijden – een onderhoudend prestissimo dat gretig vertolkt werd – wist Märkl al een zwierig accent te ontlokken. In Ravels suite Ma Mère l’Oye viel nog meer op hoe de orkestklank door hem werd uitgebalanceerd als een ragfijne voile, waardoor nu eens het ene, dan weer de andere instrument schitterde.
Dezelfde doorzichtigheid, maar nu geregeld overschaduwd door duistere samenklanken en bittere dissonanten, viel te beluisteren in de orkestraties van Mahlers Rückert-Lieder. Sopraan Ruby Hughes zong de solo en deed er prachtige dingen mee – en zeker ook in ‘Ich bin der Welt abhanden gekommen’ dat haar op het randje van fluisterzang bracht. Het orkest volgde op kousenvoeten, met opnieuw beeldschoon spel van de blazers. Toch droeg Hughes’ stem, die in de laagte enige resonans mist, over het geheel onvoldoende over het orkest. Was het daarom mogelijk beter geweest als ze iets verder naar voren had gestaan? Of zou het hebben gescheeld als de celli en contrabassen niet aan de rand van het podium hadden gezeten?
Hoe fantastisch Ravel en Mahler hun werken ook orkestreerden, het grootste feest volgde na de pauze met de Derde symfonie van Johannes Brahms. Zijn orkestraties worden algemeen gesproken echter minder geprezen. Onder Jun Märkl was daar niets van te merken. In tegendeel zelfs. Hij begrijpt de kracht van Brahms’ binnenstemmen als weinig anderen. Niet alleen waren de kleinste details verrassend goed te horen – ze kregen ook betekenis omdat de dirigent ze succesvol in gebaren vatte die de spelers zowel de aansturing als de vrijheid gaven om hun fantasie los te laten. Vlotte tempi brachten orkest en publiek nog eens extra op het puntje van de stoel, zodat ovationeel applaus geen verrassing was en werd beantwoord met een toegift waarin alle remmen losgingen – de Hongaarse Dans nr.5 – en de maestro zijn grip op spelers en de muziek nog eens extra bewees.
Zondagochtend in Den Haag? Dan klinken Mahler en Brahms om 11:00 nog een keer onder Jun Märkl. Reden genoeg om te gaan luisteren naar een wervelend concert van het Residentieorkest in topvorm.
Elger Niels