Rheingold in Dortmund: muzikale klasse
Gehoord: 9 mei 2024 (Rheingold), Theater Dortmund, Duitsland
Nog te zien: 25 mei, 1 en 8 juni 2024 www.theaterdo.de
Door Peter Schlamilch
Geen andere opera uit Wagners Ring des Nibelungen, de geniale 16 uur durende cyclus over de Germaanse godenwereld waarin verraad en trouw, en macht en liefde de belangrijkste contrasten vormen, beschrijft de tomeloze gekte van oppergod Wotan beter dan Das Rheingold, die deze maand bij Theater Dortmund in première ging.
Groot operahuis
Theater Dortmund is een groot operahuis met veel mooie solisten en een uitstekend orkest, en het brengt vele prachtige voorstellingen per seizoen, waarin het gevoel voor traditie en emotie meestal niet in de weg wordt gezeten door al te moderne regisseurs, hoewel je het natuurlijk vooraf nooit weet. Wagners Rheingold, bijna 3 uur en gelukkig zonder pauze gespeeld, nam de verwonderde toeschouwers mee naar de prehistorie, waar Wotan en zijn kornuiten in een soort Flintstone-achtige omgeving bivakkeerden: gezien het primitieve karakter van sommige van Wotans daden en opvattingen misschien helemaal niet zo’n onlogische gedachte, die kleurrijk en esthetisch werd uitgevoerd in kleding, belichting en decors.
Eenvoudige huishoudtrap
Decors waren er in de openingsscène echter nog niet: Alberich, de Neveling die de liefde opgeeft om het Rijngoud te kunnen bemachtigen om zo de felbegeerde Ring te smeden waarmee hij tot wereldheerschappij komt, moest het doen met het theatergordijn waarlangs en soms waaronder de Rijndochters zich bevonden, die zich soms uit de voeten maakten over een eenvoudige huishoudtrap, waardoor het begin optisch nogal statisch is. Als Alberich enigszins knullig met goud en al omhoog gehesen wordt naar de ‘oppervlakte’ bekruipt ons een licht musicalgevoel, maar we zijn de beroerdsten niet: de drie dames zongen uitstekend, hoewel voor de lastige Dortmundse acoustiek misschien net iets te licht bezet, en Alberich (Joachim Goltz) zong zelfs meer dan voortreffelijk en dat zou de hele avond zo blijven: zijn karakteristieke tenor was vilein waar het moest, vleiend waar het kon en vulde goed de zaal, ook omdat de als altijd uitstekend dirigerende Gabriel Felz het orkest, helaas met maar 12 eerste violen, nergens overheerste.
Van mij mag een Wagner-orkest best wat steviger bezet zijn, maar misschien is dit de grootste bezetting die in Dortmund in de bak past. De begeleiding was hoe dan ook altijd mooi passend bij de handeling en de vele kleine solootjes werden meestal prima en lekker ‘Wagneriaans’ gespeeld, waarmee ik bedoel dat het met het stijlgevoel bij dirigent en orkest wel goed zit, en ook de inzet van de Dortmunder Philharmoniker is altijd heerlijk om te horen.
Enorm bot
Regisseur Peter Konwitschny is er een meester in om met rook en belichting sfeerbeelden en decorwisselingen te creëren, en na de Rijnscène belandden we dan ook, via rookachtige overgangen, in het van plaggenhutten en wigwams voorziene Walhalla, waar Wotan, uitmuntend gezongen door Tommi Hakala, gehuld in berenvellen en uitgerust met een enorm bot in plaats van de bekende speer, de politieke situatie bespreekt met zijn vrouw Fricka (een sterke rol van Ursula Hesse von den Steinen), die zich grote zorgen maakt om het lot van haar zuster Freia, die door Wotan aan de reuzen is beloofd als betaling voor zijn nieuwe megalomane droomkasteel.
Medemenselijkheid
De heerlijke sopraan van Irina Simmes (Freia, de godin van de eeuwige jeugd) en haar onschuldige spel weten ons gemoed met medemenselijkheid te ontroeren, en de beide reuzen Fasolt (Denis Velev) en Fafner (Artyom Wasnetsov) maken met hun imposante verschijningen en volume de grote indruk die van hen verlangd wordt, misschien ook door de wat kinderlijke afbeeldingen van hun enorme benen op het achterdoek, die gek genoeg toch ‘werken’.
Waar Loge (Matthias Wohlbrecht) vooral in het begin misschien iets meer presentie had mogen etaleren, waren zijn hulpjes Donner (Morgan Moody) en Froh (Sungo Kim) in optima forma om de levendigheid in de handeling terug te brengen.
Terreur
Na alweer een knappe scènewisseling voorzien van rook, mooie lichteffecten en de beroemde, helder klinkende smeedhamers, bevinden we ons in een zakelijke omgeving van wolkenkrabbers, waar Alberich inmiddels CEO lijkt te zijn geworden van een modern internetbedrijf waarin zijn wereldheerschappij wordt uitgedrukt door de verslaving van zijn volk aan de beeldschermen die onze huidige maatschappij zo kenmerken. Zijn broer Mime, uitstekend vertolkt door Fritz Steinbacher, gaat zichtbaar gebukt onder de terreur die Alberich op iedereen uitoefent.
Regisseur Peter Konwitschny vindt hier inderdaad een weliswaar niet geheel nieuwe, maar toch treffende metafoor voor het grote gevaar dat ook onze beschaving bedreigt: wie de virtuele werkelijkheid beheerst, zal ook de mensheid kunnen beheersen, lijkt de terechte boodschap, en wie Wagners tekst meeleest ziet frappante visionaire analogieën tussen Wagners woorden uit de tweede helft van de 19e eeuw en de huidige technologische bedreigingen.
Broedermoord
Gelukkig is de nog immer sterk zingende en acterende Alberich vatbaar voor de val die Loge voor hem opzet: hij raakt de ring kwijt aan Wotan en vervloekt het kleinood, een vloek die direct tot uitdrukking komt in de broedermoord van één van de reuzen, prachtig verbeeld doordat één van hen in het kampvuur geroosterd wordt. De gedaanteverwisselingen die Alberich zichzelf heeft doen ondergaan worden overigens knap verbeeld door licht- en schaduweffecten van Florian Franzen.
Jaren-tachtig-vibes
Als het gehele achtertoneel gevuld wordt met kernraketten krijgen we wat jaren-tachtig-vibes: een indrukwekkend beeld, maar de regie krijgt een steeds lossere en onsamenhangendere symboliek, waarin schijnbaar elk thema kan worden opgeworpen zonder dat het betekenisvol wordt ingebed en uitgewerkt. Als Erda, iets te licht bezet in de persoon van Melissa Zgouridi, compleet met baby op de arm (‘Mensen, denk aan de komende generaties!’) opkomt, wordt de regie, zoals de Duitsers dat noemen, plakativ: overdreven opvallend, zeker nadat een volledige schoolklas, in moderne kledij, het voorportaal van het Walhalla komt bezoeken, waardoor de Goden in één klap in een openluchtmuseum lijken te wonen: ik vond het een zeer sterk, confronterend beeld, maar het werd door het vervreemdende schokeffect niet door iedereen gewaardeerd.
Rolstoelen
De aflopende betekenis van de godenwereld werd, vlak voor het einde, nog eens onder onze neus gedrukt door de goden, plotseling in moderne kledij, in rolstoelen af te voeren naar het Walhalla: niet triomfantelijk en sterk, maar oud en zwak, en al helemaal niet over de regenboog, zoals Wagner voorschrijft. Die regenboog wordt gebruikt (misbruikt?) op kleine stukjes papier die vanaf het balkon naar beneden worden geworpen, met daarop, naast dus die regenboog, Wagners slotwoorden ‘Falsch und feig’ ist, was dort oben sich freut!’ (‘Vals en laf is, wat daarboven plezier maakt’), zodoende haast een Marxistische klassenstrijd aanduidend, die ook al in het programmaboekje werd gesuggereerd. Is die werkelijk nog steeds actueel als thema in het operatheater? We vroegen het ons sterk af.
Woke
En in die laatste, fatale minuut doet de regisseur zijn eigen regie eigenlijk teniet, als de zelfvernietigende Wotan dat ook steeds doet: door, naast de klassenstrijd, ook nog de woke-gedachte in zijn voorstelling te willen proppen heeft hij, net als Wotan, zijn hand overspeeld, wordt de regie topzwaar en valt om. In het programmaboek zegt regisseur Konwitschny dat Wagner als Brecht is: bewust geen oplossingen bieden, zodat het publiek zelf tot bezinning komt en tot actie overgaat. Daar zit echter de filosofische basisfout van deze regie, die niet alleen teveel wil (ik noemde nog niet eens de fixatie van de regisseur met de milieuproblematiek) maar ook een denkfout maakt: Wagner geeft namelijk wél een oplossing, zij het pas aan het slot van Götterdämmerung, het laatste deel van de Ring. Daar overwint de liefde over al het menselijk tekort, streven, geweld en lijden, wanneer Brünnhilde letterlijk door het vuur gaat voor haar dode Siegfried.
Zo krijgt een zeer geslaagde, wonderschone muzikale avond in de laatste minuut een wrange bijsmaak van een boodschap die niet van Wagner is, ook al was hij ooit zélf een revolutionair. Maar Wagner biedt in al zijn opera’s juist zicht op hoop en verlossing, op schoonheid en eeuwige waarheden, en modieuze gelegenheidssymbolieken horen daar niet bij. Wie die boodschap niet ziet, heeft Wagner toch niet helemaal begrepen.
Peter Schlamilch
Info:
Theater Dortmund
Opernhaus
Premiere 09.05.2024
Das Rheingold
Vorabend zum Bühnenfestspiel „Der Ring des Nibelungen“ von Richard Wagner • Libretto vom Komponisten • In deutscher Sprache mit Übertiteln
Musikalische Leitung Gabriel Feltz
Regie Peter Konwitschny
Bühne und Kostüme Jens Kilian
Licht Florian Franzen
Dramaturgie Bettina Bartz, Dr. Daniel C. Schindler
Studienleitung Thomas Hannig
Produktionsleitung Fabian Schäfer
Regieassistenz Dominik Kastl
Statisterieleitung Mark Bednarz
Mit:
Wotan Tommi Hakala
Donner Ks. Morgan Moody
Froh Sungho Kim
Loge Matthias Wohlbrecht
Fricka Ursula Hesse von den Steinen, Ruth Katharina Peeck
Freia Irina Simmes
Erda Melissa Zgouridi
Alberich Joachim Goltz
Mime Fritz Steinbacher
Fasolt Denis Velev
Fafner Artyom Wasnetsov
Woglinde Sooyeon Lee
Wellgunde Tanja Christine Kuhn
Flosshilde Marlene Gaßner
Statisterie Theater Dortmund
Opernkinderchor der Chorakademie Dortmund
Dortmunder Philharmoniker