Riccardo Chailly (70) vitaal en verrassend als altijd – Mirga Grazinyté-Tyla is een topdirigent

 

Door Hans Heg 

 

Ze werden allebei honderdvijftig jaar geleden geboren. Max Reger en Serge Rachmaninoff. En dat zullen we weten dit jaar. Hoewel: bij Reger moet je met een vergrootglas zoeken of hij ergens opduikt. Rond Serge Rachmaninoff (moeten we tegenwoordig schrijven, op bevel van de Amerikaanse Rachmaninoff Foundation, die zijn nalatenschap bewaakt), is het een en al feest. Zowel het Concertgebouw als het Concertgebouworkest pakte in maart al meteen flink uit. Met veel Rachmaninoff-concerten in de Grote Zaal en allerlei artikelen in het maandblad Preludium. Zijn lengte, bijna twee meter, zijn extreem grote handen en zijn onverhulde nostalgisch pessimisme, het komt allemaal aan de orde. Een fictief interview leverde een aardig citaat op: ‘Een Rus zal altijd – áltijd – zijn Russische ziel met zich meedragen en nooit een Amerikaan worden’.

 

 

 

 

Wie vertrouwd is met het oeuvre van Rachmaninov, pardon Rachmaninoff, zal dat kunnen beamen. En daar tippelen we nog steeds op. Als het niet Russisch genoeg klinkt beginnen we al snel te klagen. En daar heb ik ook een handje van, moet ik eerlijk bekennen. Daarom was ik ongelofelijk blij met dat overrompelende en hartveroverende recital van het nieuwe pianoduo Daniil Trifonov en Sergei Babayan (ik hou de geafficheerde spelling maar even aan). De leraar (Babayan) en zijn beroemde leerling Trifonov, beiden uitgeweken naar Amerika, speelden alsof hun leven en hun lot ervan af hing. Soms overdonderend hard. Op andere momenten zo zacht, subtiel en verstild dat het publiek collectief de adem inhield. Er was bovendien ruim baan voor het rubato dat zo karakteristiek is voor alles wat met Rachmaninoff te maken heeft.

 

 

 

 

Ik vraag me af of de beide Suites voor twee piano’s en de pianoversie van de Symfonische Dansen (zijn laatste compositie) ooit zo authentiek en ‘modern’ hebben geklonken in de Grote Zaal. Een ideale Rachmaninoff-avond die helemaal thuishoort in zo’n herdenkingsjaar. Dat kort daarvoor een bijzondere opmaat kreeg met het Rachmaninoff-programma van Riccardo Chailly bij het Concertgebouworkest. Eerst het bijna kapot gespeelde Tweede Pianoconcert, daarna de zelden uitgevoerde Eerste symfonie. Kan het saaier? Nou, dat pakte totaal anders uit. Chailly nam vooral in dat laatste werk revanche voor het (in mijn ogen, tenminste) wat teleurstellende optreden met zijn ‘eigen’ Scala-orkest uit Milaan. Veel uiterlijk vertoon en auditieve spierballen, weinig muzikale inhoud en verfijning. Hoorden we echt een orkest dat thuishoort in de (peperdure) serie Wereldberoemde Orkesten?

 

 

 

 

Het is maar een vraag. Maar hij werd al kort daarna beantwoord tijdens het Amsterdamse concert van het orkest uit Birmingham. Dat zich met behulp van verschillende opmerkelijke chef-dirigenten (Rattle, Oramo, Nilsons en recent Mirga Grazinyté-Tyla) – en niet te vergeten door die prachtige Symphony Hall, een van de beste concertzalen in Engeland – heeft opgewerkt tot een ensemble dat met recht een plaats heeft verworven in de eredivisie. Als ik zou moeten kiezen dan zou ik niet het Orchestra Filarmonica della Scala in de serie ‘wereldberoemd’ plaatsen maar eerder het City ofBirmingham Symphony Orchestra. Vooral als er zo’n fenomeen voor staat als de Litouwse Mirga. Een muzikaal fenomeen. Ze weet precies wat ze wil en hoe ze moet realiseren wat ze voor ogen (en in haar kop!) heeft. Ter zake, zonder maniertjes of overbodige uiterlijkheden. Een genot om mee te maken. Daarom kijk ik met extra belangstelling uit naar haar debuut bij het Concertgebouworkest in april.

 

 

 

 

Maar om nog even terug te komen op Riccardo Chailly en de Eerste van Rachmaninoff. Die symfonie flopte destijds op een vreselijke manier in Sint-Petersburg. Waarschijnlijk doordat dirigent/componist Alexander Glazoenov (volgens de overlevering) dronken was en zich niet goed had voorbereid. De jonge componist was er kapot van en raakte in een diepe depressie, die hij uitsluitend met hulp van een psychiater wist te bestrijden. Kan ook hypnose zijn geweest. Door het grote succes van zijn Tweede pianoconcert kwam hij er echter weer bovenop. De combinatie van dit concert met die Eerste symfonie was dus veel zinniger dan ik op het eerste gezicht dacht. Mede doordat het werk na het debacle in Rusland aanvankelijk werd teruggetrokken door Rachmaninoff.

 

 

 

 

In Amsterdam zou dit naderhand leiden tot wat je ‘Het mysterie van de verdwenen symfonie’ zou kunnen noemen. Zelfs het digitale archief van het Concertgebouworkest geeft er niet echt uitsluitsel over. Rachmaninoff maakte in december 1908 zijn dubbeldebuut als pianist én componist in Nederland. Hij speelde toen zijn Tweede concert maar liefst vijf keer achter elkaar in Arnhem, Haarlem, Amsterdam (2x) en Den Haag. Groot succes. Twee jaar later werd hij teruggevraagd voor de eerste uitvoering van zijn Derde pianoconcert. Opnieuw in al die steden en opnieuw onder leiding van Willem Mengelberg. Die na Strauss en Mahler met Rachmaninoff een nieuwe ster had ontdekt. Maar intussen zweefde nog altijd ergens die tot dan ongespeelde Eerste symfonie rond.

 

 

 

 

Volgens de Concertgebouworkest-annalen zou er op zondag 17 oktober 1910 één (!) uitvoering zijn geweest. En daarna nooit meer, totdat (dirigent) Vladimir Ashkenazy dit vergeten opus in 1984 op de lessenaars zette omdat hij voor Decca bezig was met een complete Rachmaninoff-cyclus met het Concertgebouworkest. Dankzij Riccardo Chailly hebben we dus onlangs, bijna veertig jaar later, de tweede (of derde?) uitvoering van dit jeugdwerk van Rachmaninoff kunnen horen. Het was niets minder dan een openbaring. Deze Eerste mist misschien iets van de geniale trekjes van de, door het Concertgebouworkest, regelmatig gespeelde Tweede symfonie. Maar het was de moeite van een herontdekking waard.

 

 

 

 

En nu maar hopen dat de Nederlandse première van de Derde symfonie van de tot voor kort nagenoeg vergeten Mieczyslav Weinberg (1919-1996) net zo’n ontdekking wordt als die Eerste van Rachmaninoff. Aan Mirga zal het niet liggen. Ze is een topdirigent en verdedigt het oeuvre van Weinberg consequent en op het hoogste niveau. Zet 19, 20 en 21 april dus vast in de agenda.

Hans Heg

 

Gehoord:

Chailly Rach1

Orchestra Filarmonica della Scala o.l.v. Riccardo Chailly: Prokofjev, Tsjaikovski. Concertgebouw, 7/2/2023

Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Programma: Rachmaninoff. Concertgebouw: 8/3/2023.

Grote Pianisten: Daniil Trifonov & Sergei Babayan. Programma: Rachmaninoff. Concertgebouw: 19/3/2023

City of Birmingham Symphony Orchestra o.l.v, Mirga Grazinyté-Tyla. Programma: Weinberg, Sjostakovitsj, Prokofjev. Concertgebouw, 21/32023

 

 

Info:

https://www.concertgebouworkest.nl/nl

www.concertgebouw.nl

You May Also Like

Katia en Marielle Labeque in magische en holle muziek

Napels – Elektra verzuipt in trage tempi

  Nikola Meeuwsen benadert Mendelssohn als fijnzinnige kamermuziek

Wereldpremière Techno IV – Concert voor Piano en Orkest van Karen Tanaka