Rondeau en Altstaedt laten barok tot de verbeelding spreken
Gehoord: 29/1, Kleine Zaal, Concertgebouw, Amsterdam
Door Wenneke Savenije
Voor liefhebbers van de cello was januari een topmaand, want in de Kleine Zaal van het Concertgebouw maakten maar liefst twee geweldige cello-piano duo’s hun opwachting met bijzondere barokprogramma’s: het spectaculaire duo Jean-Guihen Queyras (cello) en Alexandre Tharaud (piano; zie recensie van 19 januari) en tien dagen later het al even fascinerende duo Nicolas Altstaedt (cello) en Jean Rondeau (klavecimbel), beiden met een barokprogramma. Bespeelde Queyras zijn 18e eeuwse cello op de moderne manier (met pin, staal omwonden snaren en moderne stok), Altstaedt – als altijd op sokken en gehuld in een Turkse broek- koos voor de speelwijze van de barok, waarvoor hij eenvoudigweg de pin van zijn instrument had afgehaald en er darmsnaren op had gezet. Ook opteerde hij voor een barokstok, waarmee hij moeiteloos en vaak in razendsnelle tempi over de snaren heen en weer bewoog, zonder zijn welluidende en expressieve ‘sound’ nadelig te beïnvloeden.
Op het kleurrijke programma van Altstaedt en Rondeau stonden stukken voor cello (vaak oorspronkelijk voor viola da gamba of viola bastarda) en klavecimbel van Vincenzo Bonizzi, Girolamo Frescobaldi, Antonio Vivaldi, Jean-Baptiste Barrière, Marin Marais en Antoine Forqueray, en twee solostukken voor klavecimbel van Giralamo Frescobaldi en Domenico Gabrieli. Wie Jean Rondeau, de ideale ambassadeur voor de ongekende mogelijkheden van de klavecimbel, één keer heeft horen of zien spelen, live of op YouTube, zoals bijvoorbeeld in zijn waanzinnige vertolking van La Marche des Scythes van Joseph Nicolas Pancrace Royer, weet dat deze buitengewone musicus in staat is het klavecimbel uit te laten stijgen boven inventief kabbelend ‘gehamer’: hij laat het instrument zingen, spreken, dansen, beminnen, huilen, lachen, grommen, bijten en weet daarmee het rechtstreeks hart van zijn luisteraars te raken. Die kwaliteiten kwamen ook nu naar voren in zijn onwaarschijnlijk virtuoze en expressieve vertolkingen van Frescobaldi’s Toccata quarta en Gabrieli’s Ricercare nr. 2 in a.
Ook de buitengewoon veelzijdige Alstaedt, die met evenveel instrumentaal gemak en muzikale zeggingskracht Dutilleux, Marais of Vivaldi speelt, beschikt als musicus over demonische gaven. En net als Rondeau bleek hij ook uiterst sociaal in het onstuimige muzikale spel dat hij samen met Rondeau speelde. Altstaedt perkte zijn natuurlijke vibrato tot op zekere hoogte in, door er gedoseerd en met smaak gebruik van te maken. Samen met de ingenieuze manier waarop hij de melodieën verfraaide met geraffineerde versieringen, zonder daarbij ook maar één keer te vertragen of versnellen, leidde zijn briljante benadering van de muziek van barokcomponisten tot een spannende aaneenschakeling van muzikale parels die je af en toe naar adem deden snakken, niet in de laatste plaats omdat zowel Altstaedt als Rondeau meesters in de exacte maar bezwerende weergave van het eenmaal gekozen ritme zijn, ongeacht de decoratieve capriolen die worden ingebed in de elegante of juist woeste en onstuimige fraseringen. Het enige bezwaar tegen dit grandioze duo-recital was dat de cello van nature het klavecimbel te veel overstemde, een balans die bij het duo Queyras en Tharaud beter uitpakte door het gekozen instrumentarium. Maar voor de rest was ook het optreden van Rondeau en Altstaedt een feest voor oren, hart en hoofd.
Wenneke Savenije
Info: