Satomi Chihara houdt overtuigend pleidooi voor onbekende variaties van Lily Boulanger
Gehoord: Waalse Kerk, Amsterdam, 7 april 2024
Door Willem Boone
Bach
Bach mag van mij altijd en overal, maar zeker in een kerk hoort zijn muziek thuis. Dan gaat het vaak om uitvoeringen op orgel, maar ook tijdens een recital op een vleugel lijkt zijn muziek gepast. Ik was het dan ook niet eens met wat pianiste Satomi Chihara in haar toelichting schreef: ‘Bachs Sinfonia’s worden zelden op concerten uitgevoerd, misschien beschouwen pianostudenten het als saai studiemateriaal’ en ‘De verplichting om inventies en sinfonia’sintegraal te moeten studeren heeft niet altijd een positieve uitwerking.’ Dat hadden de Sinfonia in g-klein en in c-kleinnu juist wel toen ze aan het begin van dit recital klonken: het had – althans op mij – een rustgevend effect en het was jammer dat de pianiste er maar twee uitvoerde. Haar stemvoering was mooi en haar linkerhand klonk helder. Zonder onderbreking volgde Mozarts Sonate in c KV 330, waar haar spel al even verzorgd overkwam. Treffend waren de innerlijke rust en de eenvoud van haar interpretatie. Haar Mozart werd gelukkig nergens een race tegen de klok en Chihara zegt zonder omwegen wat ze te zeggen heeft. Dat is bij Mozart nog zo makkelijk niet, want doordat er relatief weinig noten zijn, moeten die wel precies raak zijn.
Mooiste werk voor piano vierhandig
Als laatste werk voor de pauze stond Schuberts Fantasie in f-klein voor piano vierhandig op het programma, die zij uitvoerde met haar leermeester Willem Brons. Hij nam de primo-partij voor zijn rekening, waar hij zijn ervaring met Schuberts pianowerken kon laten horen, terwijl Chihara fraai de bassen gestalte gaf. Ondanks het leeftijdsverschil kwamen ze tot een eensgezinde interpretatie, waarbij het begintempo gelukkig niet al te slepend was. Dat zorgde voor een montere, ‘optimistische’ opvatting van wat wel ‘het mooiste stuk voor piano vierhandig’ genoemd wordt. Daarbij was er ook ruimte voor de typisch Schubertiaanse verfijning. Bij de fuga viel de heldere stemvoering van beide pianisten op: het was duidelijk te horen dat zij veel Bach gespeeld hebben. Dit gedeelte vormde een hoogtepunt van deze lezing, waarbij ze duidelijk naar een culminatiepunt toe werkten. Altijd treffend aan het eind zijn de dissonante akkoorden en in dit geval het gewicht van het voorlaatste akkoord, dat bijna een wereld op zich leek te bevatten.
Lily Boulanger
Zeer interessant was de keuze voor Thème et variations van de vroeg gestorven Lily Boulanger, de zus van Nadia Boulanger. In haar korte leven schreef ze voornamelijk vocale werken, maar daarnaast componeerde ze ook enkele pianowerken, waarvan dit opus het meest substantiële is. (‘Als ik dit hoor, dan weet ik wie ze was’, zei Willem Brons na afloop tegen mij toen we over deze variaties hadden). Het mooie van pianist zijn is dat je zo’n enorm repertoire tot je beschikking hebt dat er altijd ruimte is voor ontdekkingen. Het thema is atypisch en weinig uitgesproken, maar de variaties zijn dat allerminst. Opvallend is de rol die Boulanger vooral aan de bassen geeft: er zijn vaak zware akkoorden die, zoals de toelichting terecht stelde, aan orgelmuziek doen denken. Soms riep de muziek inderdaad herinneringen aan die van componisten die veel voor orgel componeerden, zoals Franck en Vierne, op. Het karakter van dit opus is voornamelijk donker en Boulanger is een voorbeeld van een componist die ‘geserreerd’ en sober schrijft: er is geen sprake van notenrijke omspelingen zoals je die in veel variatiewerken aantreft. De pianiste liet de basoctaven fraai resoneren en gaf een overtuigend pleidooi voor deze onbekende muziek.
Apollinisch en dionysisch
Beethovens Appassionata sloot daar mooi bij aan, want het eerste deel, Allegro assai, begint ook in de laagste regionen van de piano. In haar toelichting maakte de pianiste onderscheid tussen apollinische en dionysische aspecten van Beethovens muziek, maar eigenlijk was deze tegenstelling van toepassing op haar hele programma. Het gedeelte voor de pauze was daarbij voornamelijk apollinisch, dat na de pauze vooral dionysisch. Ook hier trof haar verzorgde spel, dat nergens leidde tot gejakker. Tegelijkertijd had haar spel ook spankracht en de coda van het eerste deel mocht er wezen. Het tweede deel, andante con moto, vormde een rustpunt tussen de twee vurige hoekdelen. De pianiste gaf gewicht aan de akkoorden en ontvouwde fraai hoe Beethoven dit deel gecomponeerd heeft: met versnellingen en toenemende intensiteit. Het derde deel, allegro ma non troppo klonk in precies het goede tempo. Zij weerde zich technisch uitstekend en ondanks de beheerste uitvoering bevatte haar spel wel degelijk passie, die overigens niet alleen naar voren komt in de vorm van snelle en soms onbeheerste tempi. Het vormde een fraai einde van een met grote overtuigingskracht gespeeld recital.
Willem Boone
Info:
https://dewaalsekerk.nl/agenda