Schiff: gematigde opvatting van Beethoven op authentieke vleugel
Gehoord: Concertgebouw Amsterdam, 28 mei 2022
Door Willem Boone
Het komt steeds vaker voor: pianisten die jarenlang op moderne een moderne Steinway gespeeld hebben, gaan zich interesseren voor (kopieën van) authentieke instrumenten, niet alleen op cd, maar ook in de concertzaal. De Oostenrijkse pianist Paul Badura Skoda was daar een goed voorbeeld van: hij bleef beide instrumenten trouw en nam zelfs een ‘moderne’ en een ‘authentieke’ cyclus met alle sonates van Beethoven op. Alexander Melnikov speelt steeds vaker op oude piano’s en ook Sir Andras Schiff gaat dezelfde kant op. Het lijkt een beetje op hinken op twee gedachten en je kunt je afvragen wat musici ertoe brengt om in concertzalen van deze tijd onder authentieke omstandigheden op te treden: is het een curiosum of wellicht een vorm van historisch bewustzijn die langzaam gegroeid is? En, in dat laatste geval, wat voegt het toe aan het beeld dat we nu van een componist als Beethoven hebben? Het publiek krijgt een idee van hoe diens stukken geklonken zouden kunnen hebben, al blijft ook dat relatief. De zalen waren in zijn tijd een stuk kleiner en er was geen sprake van een moeilijk te bereiken balans, het probleem dat zich onherroepelijk opwerpt wanneer een pianist op een authentiek instrument in een moderne concertzaal speelt. Gistermiddag in de VARA-matinee was dat met een orkest, het Orchestra of the Age of Enlightenment, in de Grote Zaal van het Concergebouw in Amsterdam. Daar ging het nog niet eens om een enorm grote zaal, maar qua balans wordt het dan al moeilijk. Nog lastiger zou het in zalen worden die groter van omvang zijn, zoals de Grote Zaal van de Doelen in Rotterdam. Daar waar je het geluid op een cd nog kunt manipuleren, is dat ineen concertzaal niet mogelijk. Schiff had ervoor gekozen om het Derde en Vierde pianoconcert van Beethoven te spelen op een kopie van een Graf-vleugel. Het had geen bijzonder mooie klank, maar het was op de rij waar ik zat (rij 15) nog wel te horen. Tegelijk miste het de spankracht om het tegen het volume van een orkest op te nemen, al was dat in dit geval bescheiden van omvang. Het zorgde ervoor dat bepaalde forte-akkoorden van de vleugel wegvielen.
Wat in Schiffs benadering van het eerste deel van het Derde pianoconcert opviel, was zijn opvatting van het tempovoorschrift: allegro con brio: dat was precies wat deze uitvoering ontbeerde: vuur en leven en de energie die zo kenmerkend voor Beethoven is. Het was zoals mijn Duitse buurman in de zaal, met wie ik in gesprek geraakt was, zei: ‘Alles wat deze pianist doet is beschouwend van aard.’ In de loopjes en de cadens van het eerste deel vielen daarnaast kleine slordigheden op, die wellicht te wijten waren aan de dubbeltaak die Schiff zich opgelegd had: solist en dirigent. Het zorgt er toch voor dat je als solist je aandacht ook steeds op andere zaken dan je eigen partij moet richten. Dat was vooral te merken in het tweede deel, waar het niet tot een eenheid kwam: solist en vooral blazers leken daar voor zich te spelen. Helaas wreekte zich daar ook het nogal kale timbre van het instrument. Het Rondoklonk daarna erg rustig en miste de sprankeling die – lang geleden in dezelfde zaal – iemand als Perahia in zijn fraaie opname met het Concertgebouworkest en Haitink legde.
Paradoxaal genoeg overtuigde Schiff nog het meest in de rol die hij eigenlijk het minst vervult: die van dirigent. Eigenlijk is hij geen dirigent en dat is te merken aan zijn vaak stereotiepe gebaren, maar hij wist het orkest in de Symfonie nr 99 van Haydn te bewegen tot levendig spel in de hoekdelen. Het menuet had daarentegen puntiger kunnen uitvallen en kwam wat plomp over.

Na de pauze volgde het Vierde pianoconcert van Beethoven en de maar zelden voorkomende tempoaanduiding allegro moderato bleek beter bij het temperament van de solist te passen. De vleugel was in de pauze bijgestemd, maar toch leek het erop dat deze zo niet vals, dan toch in elk geval ontstemd klonk. Opvallend was het slotakkoord van het eerste deel dat Schiff lang liet naklinken. Nog opvallender was zijn tempo-opvatting van het tweede deel, andante con moto. De betekenis hiervan zoals deze op internet te lezen is, luidt: “the piece should be performed slowly, but with momentum, with a degree of energy”. Dat is een kwestie waar je over kunt discussiëren: voor mij speelde Schiff niet langzaam, maar consequent (te) snel. Dat zou op “a degree of energy”kunnen wijzen, maar het “momentum” ging voor mij hierdoor verloren en gaf dit deel iets terloops. Het is weliswaar kort, maar in expressief opzicht gebeurt er veel. Het is ooit vergeleken met het gevecht tussen David (de piano) en Goliath (het orkest), waarbij de piano het orkest herhaaldelijk smeekt. Dat zou door een langzamer tempo sterker overgekomen zijn, terwijl dit andante nu voorbij was voor je er erg in had. Het afsluitende Vivace was redelijk vrolijk van aard, al bleef de opvatting van de solist ook hier beheerst. Het publiek reageerde opgetogen na het slotakkoord en na een ovatie, gebeurde er iets verrassends: solist en orkest speelden gezamenlijk een toegift, wat maar zelden het geval is bij orkestconcerten. Ze speelden het Rondo allegro scherzando uit het Eerste pianoconcert van Beethoven, waar hij zich van zijn meest uitgelaten, ondeugende kant laat zien. Of het nu kwam doordat het concert officieel ten einde was of doordat dit stuk hem meer leek te liggen, maar Schiff liet ineens de teugels vieren en er kwam iets van spontaniteit in zijn spel. Dat de blazers daarbij soms hard uitvielen, was van minder belang. De toegift gaf het concert iets wat dan toe ontbroken had: energie en spontaniteit.
Willem Boone
Info:
Steun De Nieuwe Muze! Lees ons, volg ons, like ons en nen een abonnement op www.denieuwemuze.nl