Slagwerker, componist & pianist Jeroen Elfferich: ‘De essentie van muziek vraagt om eenvoud’
Door Thea Derks
www.theaderks.wordpress.com
Jeroen Elfferich (Delft, 1965) begon zijn carrière als slagwerker in het schoolorkest van Pierre van Hauwe. Die had gewerkt met grootheden als Carl Orff en Zoltán Kodály en bracht hem een liefde bij voor onregelmatige Balkan-ritmes. Hij speelde drums en gitaar in popgroepen, bracht met zijn jazzband The Elfferich Four vier cd’s uit met eigen repertoire en toerde als solist met een loopstation langs festivals in binnen- en buitenland. Sinds een jaar of acht schrijft hij minimalistische muziek voor twee piano’s. Onlangs verscheen zijn EP Dutch Piano Rhythms, met vijf nieuwe stukken. ‘Nog steeds heb ik niet alle mogelijkheden ontdekt.’
Zoals veel kinderen voelde ook Jeroen Elfferich zich aangetrokken tot trommels. ‘Op mijn tiende mocht ik van mijn ouders naar de muziekschool in Delft. Toen ze vroegen welk instrument ik wilde leren bespelen koos ik direct voor slagwerk.’ Die voorkeur bleek hij niet van vreemden te hebben: ‘Later ontdekte ik dat mijn vader korte tijd tamboer was geweest en een oom zelfs instructeur bij het grootste tamboerkorps van Leiden.’
Toch was het niet alleen ritme wat voor de kleine Jeroen de klok sloeg: ‘Ik heb altijd een fascinatie gehad voor klank. Als jongen liep ik steevast rond met een cassetterecorder, waarmee ik alles opnam wat los en vast zat. Huis- en tuingeluiden, maar ook het onweer, menselijke stemmen en dierengeluiden. Op een gegeven moment ging mijn vader orgel spelen en mocht ik soms ook achter zijn instrument kruipen. Zo heb ik spelenderwijs ontdekt hoe muziek in elkaar zit.’
Op de muziekschool leerde hij kleine trom en pauk spelen. ‘De kleine trom – tegenwoordig snaredrum genoemd – was het belangrijkste instrument, daarna kwamen de pauken. Mijn docent was zelf paukenist in het Rotterdams Philharmonisch Orkest.’ Al snel werd hij lid van het schoolorkest, dat werd geleid door de van oorsprong Vlaamse pedagoog Pierre van Hauwe. ‘Aanvankelijk speelde ik klein slagwerk, zoals woodblocks, maar vanaf mijn zestiende bespeelde ik de pauken. Daar was ik goed in, ik heb dat jarenlang mogen doen.’
Elfferich denkt met veel plezier terug aan deze periode: ‘Het orkest had een bijzondere bezetting, met veel blokfluiten en melodisch slagwerk, het zogenoemde Orff instrumentarium. Van Hauwe kende Carl Orff persoonlijk en was een groot promotor van diens muzikale ideeën, waarover hij ook zelf boeken schreef. Hij vond dat alle kinderen muziek moesten kunnen spelen. Iedereen die ook maar een instrument kon vasthouden mocht bij wijze van spreken lid worden van het orkest. – Hoe gek de combinatie soms ook was.’
Dit leidde haast automatisch tot bijzonder repertoire, zegt Elfferich: ‘Van Hauwe componeerde zelf de muziek die we uitvoerden en schreef voor elk instrument een speciale partij. Maar hij had wel een duidelijke voorkeur voor xylofoons, die speelden vaak een belangrijke rol. Hij had gewerkt met Zoltán Kodály en maakte veelal arrangementen van volksmuziek, met polyritmiek en asymmetrische ritmes, een soort wereldmuziek avant-la-lettre. Ik herinner me nog hoe hij trots een 4-tegen-3 maatsoort voordeed, al klappend in zijn handen en stampend met zijn voeten.’
Pierre van Hauwe groeide uit tot een belangrijk inspirator: ‘Die hinkende Balkan-ritmes vond ik razend interessant en werden dankzij hem als het ware onderdeel van mijn DNA. En omdat wij altijd zijn arrangementen speelden, sprak het vanzelf dat ik later ook mijn eigen muziek zou gaan maken.’ Maar misschien nog wel belangrijker was zijn houding jegens muziek. ‘Met ons schoolorkest traden we geregeld op in het buitenland. Zo leerde ik hoe belangrijk het is om veel mensen – vooral ook kinderen – in contact te brengen met muziek. Zelf wil ik de luisteraars ook graag haar schoonheid, betovering en kracht laten beleven.’
Na een periode als drummer en gitarist in pop- en rockbands, schreef Elfferich zich in 1988 in aan de jazzafdeling van het Conservatorium van Rotterdam. ‘Ik kreeg er les van Peter Ypma, de drummer van Pim Jacobs en Rita Reys. Het mooie van zo’n opleiding is niet eens zozeer de studie zelf, maar vooral dat je er in contact komt met medemusici. Ik speelde met studenten uit Turkijke en voormalig Joegoslavië, met wie ik alles wat Van Hauwe mij geleerd had over 5- en 7-delige maatsoorten in praktijk kon brengen. Veel spannender dan die eeuwige vierkwartsmaat van veel popmuziek.’
Op het conservatorium leerde hij ook de jazzharmoniek kennen: ‘Die ging ik toepassen in mijn eigen stukken voor de Elfferich Four. Je kunt mijn stijl in die tijd het best omschrijven als fusion, geïnspireerd op muzikale helden als Pat Metheny, John Abercombie en Michael Brecker. Daarnaast koesterde ik een grote liefde voor progrockbands als Emerson, Lake & Palmer, King Crimson en Genesis, die een ruigere sound hebben en ook vaak oneven ritmes gebruiken. Dat alles kwam samen in wat we zelf omschreven als hardpopjazz.’
In het nieuwe millennium gaat Elfferich op zoek naar nieuwe wegen: ‘Vanaf 2010 ben ik gaan toeren als solo act met een loopstation en een arsenaal aan percussie-instrumenten. Maar ik speelde ook trompet, melodica, mondharmonica, wat ik maar kon vinden. Het was een leuke uitdaging om te improviseren en mijn eigen loops te kunnen maken. De creativiteit die zo’n apparaat mogelijk maakt is oneindig. Op een gegeven moment had ik zo’n succesvolle act dat ik op televisie kwam en speelde op festivals als Lowlands en Mysteryland.’
Na een paar jaar besloot hij het roer opnieuw om te gooien: ‘Door het live loopen was ik gefascineerd geraakt door herhalende patronen en ik besloot muziek te gaan schrijven waarin de ritmes oneindig in een vast tempo voortduren. Omdat ik die niet door een machine wilde laten uitvoeren begon ik stukken voor twee piano’s te componeren in de stijl van de minimalisten. Alles wat ik als drummer had ontwikkeld ging ik toepassen op die bezetting en gaandeweg ontdekte ik dat mijn “primitieve” ritmische pianostijl in combinatie met polyritmiek voor mij spannende muziek opleverde.’
Als pianist is Elfferich autodidact: ‘Eigenlijk is wat ik schrijf voor twee piano’s ook niet echt pianistisch, eerder marimba-achtig. Maar dat vind ik juist leuk, bovendien kun je op twee piano’s al snel twaalfstemmige weefsels maken. Valkuil is wel dat je makkelijk te veel – en vaak overbodige – noten en arpeggio’s speelt, terwijl ik het juist interessant vind met weinig noten emotie en verdieping te creëren. Ik ben gaan inzien dat de essentie van muziek vraagt om eenvoud. Door een overdaad aan noten raakt een luisteraar het spoor bijster, een herhalend patroon met rust geeft ruimte voor bezinning en meditatie: de luisteraar kan de lege ruimtes immers zelf invullen.’
Met zijn nieuwe inzichten ging Elfferich aan de slag. ‘Ik begon aan een zoektocht naar alle mogelijkheden die er zijn voor twee piano’s, wat inmiddels meer dan 200 composities heeft opgeleverd. In mijn stukken speelt elke piano zijn eigen metrum, maar na een aantal goed uitgerekende maten vallen ze weer samen. Met twee piano’s is de variatie oneindig veel groter dan met één; ik heb nog altijd niet alle mogelijkheden ontdekt.’
De herhalende patronen en over elkaar schuivende ritmische lagen roepen associaties op met componisten als Simeon ten Holt, Philip Glass en Steve Reich. Heeft Elfferich zich door hun muziek laten inspireren? ‘Niet echt’, bekent hij. ‘Ik heb er wel veel naar geluisterd maar mijn eigen stijl is wat meer recht voor zijn raap, vierkanter. Het ligt dichter bij popmuziek en techno, met als inspiratiebronnen King Crimson en andere progrockgroepen die polyritmiek gebruiken. Vanuit een kinderlijke benadering van muziek kan ik onder de indruk zijn van één aangeslagen noot. De kunst is om van zoiets simpels een heel stuk te componeren zonder die eenvoud los te laten.’
Net als componisten als Bartók en Stravinsky, benadert Elfferich de piano als slagwerkinstrument. ‘Dat is nog altijd bijzonder, want de meeste mensen beschouwen die toch vooral als een melodisch instrument. In sommige composities implementeer ik slagwerkoefeningen waarbij ik mijn twee handen gebruik alsof het twee stokken zijn. Dan sla ik bijvoorbeeld een paradiddle. De ideeën borrelen al improviserend aan de piano op. Zodra zich iets interessants voordoet noteer ik dat snel en later onderzoek ik of het de moeite waard is dat uit te werken tot een compleet stuk. Soms lukt dit, soms ook niet.’
Het startpunt van een compositie kan in veel verschillende motieven liggen. ‘Zo ontstond het eerste stuk van mijn EP, Highway, vanuit een motorisch ritme dat het voorbijrazende verkeer suggereert. Daar tegenover speelt de tweede piano een meer melodische partij. Long Distance is geïnspireerd op hoe wij in deze tijd vooral op afstand contact hebben met elkaar. Het is een melancholiek werk, gebouwd op een tot het einde doorklinkend ostinato. Side One is een typisch recht voor zijn raap stuk vanwege de knallende akkoorden zonder franje. De titel knipoogt naar kant A van een single. In Six Patterns spelen de twee pianisten elk drie, elkaar afwisselende patronen. Zo ontstaat een spannend samenspel.’
Het meest trots is hij op het laatste nummer van de EP: The First Beat. ‘Het stuk heet zo vanwege de ingewikkelde ritmiek: de beat draait steeds om, waardoor je als luisteraar constant op zoek bent naar de één, oftewel de eerste tel van de maat. The First Beat heeft twee delen. Het eerste draait er nog een beetje omheen met een continu verschuivende beat, terwijl het tweede, forte gespeelde deel, triomfantelijk en overtuigend het ritmische patroon uithamert. Ik heb het toegestuurd aan Louis Andriessen, omdat ik hem bewonder vanwege zijn gebruik van ritme. Hij vond het een geweldig stuk: ‘Het klinkt als een klok’, schreef hij in een email.
Andriessen merkte wel op dat het hem ‘hondsmoeilijk’ leek First Beat met zijn tweeën te spelen. Wat ons brengt bij de vraag of Elfferich daarom beide pianopartijen zelf voor zijn rekening neemt. ‘Dat heeft een pragmatische, droevige aanleiding’, verklaart Elfferich. ‘Ik had een geweldig duo met pianist Nico Moll, maar begin dit jaar is bij hem een ernstige ziekte geconstateerd. Hij is zijn gehoor bijna helemaal kwijt. Ik had al een paar andere pianisten benaderd en zelfs al een platenmaatschappij gevonden, maar toen kwam corona. Min of meer noodgedwongen heb ik zelf de hele cd ingespeeld en deze in eigen beheer uitgebracht. Hopelijk kan ik de stukken in de toekomst weer met een andere pianist gaan uitvoeren.’
Jeroen Elfferich: Dutch Piano Rhythms, uitgave eigen beheer november 2020
- Highway 2. Long Distance 3. Side One 4. Six Patterns 5. First Beat
Jeroen Elfferich, piano’s
Thea Derks
Amsterdam, 12-12-2020 voor Contemporary Classical: