Sokolov: ontzagwekkende meesterpianist
Sokolov: ontzagwekkende meesterpianist
Recensie
door Willem Boone
Gehoord: Concertgebouw, Grote Zaal, 2 juni 2024
Met het concert van Grigory Sokolov herleefden oude tijden in het Concertgebouw: die van de onvolprezen serie Meesterpianisten van Marco Riaskoff. Hij was degene die de Rus in 1992 liet invallen voor een verhinderde Alfred Brendel, na 1994 speelde hij ieder seizoen in Amsterdam. Weer was de zaal afgeladen vol met bijgeplaatste rijen stoelen op het podium. Je kan je afvragen hoe de schuwe pianist zo’n cultfiguur geworden lijkt te zijn: hij zoekt het niet in publiciteit, geeft geen interviews meer, terwijl ook platenmaatschappij DGG nauwelijks pr voor hem maakt. Hij moet het dus duidelijk van mond-tot-mondreclame hebben en terecht dat er een groot publiek op zijn concerten afkomt. Het was verheugend om te zien hoe gemengd dat was: er waren liefhebbers uit alle leeftijdsklassen met opvallend veel jongeren. Het zou voor het Concertgebouw interessant zijn om naderhand onderzoek te doen en te vragen hoe men over dit concert en vooral deze pianist gehoord heeft. Het zou mogelijk interessante aanwijzingen kunnen geven over hoe je een groot publiek voor andere recitals kunt interesseren. Verder was het een verademing hoe aandachtig de aanwezigen luisterden, vrijwel zonder storend gehoest, geschuifel, vallende telefoons of tassen, daar waar bij het laatste recital van Hélène Grimaud luid en langdurig gehoest werd, vooral tijdens de zachtste gedeeltes.
Ik zat tijdens dit recital op rij 1 van het middelste vak op het podium. Dat was een buitenkans, want ik zat op enkele meters van de vleugel en heb nog nooit een pianist van zo dichtbij aanschouwd. In het geval van Sokolov is dat helemaal interessant: als je zelf piano speelt, wrijf je tijdens zo’n avond meermaals in je ogen. Hij is een pianist met een totale afhankelijkheid van zijn tien vingers en weet het moeilijke evenwicht tussen spanning en ontspanning te bereiken. Als er in elke hand twee vingers actief zijn, zijn de andere volledig ontspannen. Ook de manier waarop hij trillers speelt, is een reden tot verbazing: de snelheid waarmee de niet-actieve vingers meebewegen moet je gezien hebben om het te geloven. En dan is er de totale toewijding van deze artiest aan de muziek die doet denken aan die van een priester. Voor Sokolov is er niets dan de muziek: zodra hij opkomt, is hij waarschijnlijk al helemaal gefocust, zodanig dat het soms op een vorm van trance lijkt. Dat zou ervoor kunnen zorgen dat hij op het eerste gezicht ontoegankelijk of zelfs bars overkomt: hij buigt kort, zonder dat er een lachje af kan (Uit ervaring weet ik dat hij na afloop van concerten goedlachs en juist heel benaderbaar overkomt!). Die toewijding is merkbaar in de manier waarop hij zit en muziek maakt: alles staat in dienst van wat hij speelt en daar kan niets tussen komen (Tijdens het concert werd er iemand onwel die in een rolstoel uit de zaal gereden werd, maar daar merkte de pianist – gelukkig – niets van!).
Bach
Hij begon zijn optreden met de 4 Duetten BWV 802-805 van Bach. Ondanks de opmerking in de toelichting dat ze ‘tot het standaardrepertoire behoren’ hoor je ze zelden uitgevoerd worden. Dat is jammer, want het gaat om vier juweeltjes die Bach van zijn meest intieme en zonnige kant laten zien. Sokolovs uitvoering hiervan was subliem. Allereerst was daar zijn volstrekt heldere stemvoering die ervoor zorgt dat je alle lijnen kunt volgen en die Bachs geniale tweestemmige schrijfwijze uit laten komen. Ontroerend was ook de schoonheid van zijn toucher.
Als je een pianist van zo dichtbij observeert, zie je nog duidelijker hoe hij zijn klank produceert. Bij de Rus zie je dat de klank vanuit ontspanning ontstaat, zonder spanning. Verder viel op hoe goed hij zijn klank in de akoestiek van de Grote Zaal projecteert. Arthur Rubinstein zei ooit dat muziek maken ‘een liefdesdaad’ is en dat was deze uitvoering van de 4 Duetten inderdaad. Het was een liefdesbetuiging aan de piano en vooral aan de geniale muziek van Bach. Zonder onderbreking volgde de Partita nr. 2 in c klein BWV 826. Dat is een al even geïnspireerd werk, maar Bach laat zich daar van een meer zelfbewuste kant zien, hoewel het voor klavecimbel geschreven is, komt het nogal eens ‘pianistisch’ over. De pianist koos hier voor een forsere aanpak. Fascinerend was de manier waarop hij in de Sinfonia de diverse lagen in de muziek realiseerde: de noten in de linkerhand klonken als de pizzicati van een strijker. In de Allemande en de Sarabande deden motiefjes in de linkerhand ook aan de frasering van een cellist denken. Toch is een bepaalde eigenzinnigheid deze musicus niet vreemd. Hij kan ervoor kiezen om bepaalde delen, zoals de Courante en het Rondeaux nogal nadrukkelijk te spelen, alsof hij ineens de aandacht voor iets vraagt. Dat is misschien een Russische eigenschap, want het valt me meer bij Russische dan bij andere pianisten op.
Chopin
Na de pauze speelde hij een selectie uit de Mazurka’s van Chopin en de Waldszenen van Schumann. Ook in de samenstelling van zijn programma’s in Sokolov sui generis: hij heeft een nogal hardnekkige voorkeur voor de Mazurka’s van Chopin, van wie hij al twee keer eerder in Amsterdam een substantiële selectie speelde, vaak in erg langzame tempi. Dat deed hij nu minder. Zijn uitvoering van de vier mazurka’s opus 30 en drie mazurka’s opus 50 was al even subliem als zijn Bach voor de pauze. Hij weet als geen ander de soms zeer gedurfde harmonieën van deze stukken (opus 30/4!) te laten horen met een fluwelig toucher. Het blijven raadselachtige composities die tot de meest ongrijpbare behoren die Chopin geschreven heeft. Toch trad er door dezelfde ritmes waarin ze geschreven zijn een bepaalde eenvormigheid op. Ik had er veel voor gegeven om Sokolov nog eens de 12 etudes opus 25 te horen spelen waar een verpletterende opname van bestaat (Interessant genoeg speelde hij de etude opus 25/2 als een van zijn toegiften en dat deed naar meer verlangen!).
Schumann
Ook bij zijn keuze voor Schumanns Waldszenen kon je een paar vraagtekens plaatsen: alhoewel het charmante miniaturen zijn, behoren ze niet tot het meest essentiële wat Schumann geschreven heeft. Het is een cyclus van negen korte, tamelijk pretentieloze stukken. Bij de Eintritt liet de pianist echter een volle toon horen en ook Jäger auf der Lauerklonk als rijpe Schumann. Hij tilde Einsame Blumen en Verrufene Stelle boven hun niveau uit en het hoogtepunt was het prachtig subtiele Vogel als Prophet. Zo werd duidelijk dat minder geïnspireerde muziek een meesterpianist nodig hebben om te overtuigen. Onovertroffen was ook de manier waarop hij de laatste noten van Abschied speelde. Ondanks het onspectaculaire eind antwoordde het publiek met een staande ovatie.
Toegiften
Een optreden van deze pianist is in zoverre interessant dat je van tevoren weet dat hij zes toegiften speelt. Deze verlopen bijna altijd op dezelfde manier: het publiek reageert uitzinnig met gejuich, gefluit en gescandeer, de pianist loopt het podium op en af en biedt als het ware nog een extra mini-recital. Zo ook dit keer met muziek van Scriabin, twee mazurka’s van Chopin, een mij onbekend stuk van Rameau (de manier waarop hij ornamenten speelt grenst aan tovenarij!), maar het allermooiste was het Koraalvoorspel Ich rufe zu Dir, Herr Jesu Christ van Bach/Busoni van een ontroerende schoonheid. Hij wist daarmee de gemoederen weer te bedaren en stuurde zijn talrijke publiek terug naar een wereld waar deze schoonheid helaas niet altijd en overal aanwezig is….