Totaal meesterschap van pianist Abduraimov
Gehoord: Amare, Meesterpianisten, 5/3, Den Haag
Door Willem Boone
Gisteren bezocht ik voor het eerst het onlangs geopende theater Amare in Den Haag. Het was een alleszins plezierige kennismaking: het gebouw is ruim van opzet en er is creatief gebruik gemaakt van materialen als hout. Verder stonden er overal vriendelijke vrijwilligers om de weg te wijzen, wat je als bezoeker ook het gevoel geeft dat je welkom bent. De concertzaal oogt op het eerste gezicht niet heel groot, is rond van vorm en in groene kleuren geschilderd. Het publiek zit rondom het podium. Bij mijn weten is er geen andere zaal in Nederland met dezelfde vorm. Gisteravond was de beurt aan de jonge meesterpianist Behzod Abduraimov, die al een paar keer eerder in de voormalige serie Meesterpianisten in het Concertgebouw grote indruk maakte. Hij schrikt niet voor uitdagingen terug, want in de week voor zijn debuutrecital speelde hij drie keer het derde pianoconcert van Rachmaninoff! Ook zijn programma van dit recital bevatte een aantal veeleisende composities.
Een recital met Liszt beginnen is niet zo gebruikelijk, maar als er een stuk geschikt is om er in bijna dromerige, meditatieve sfeer de toon mee te zetten, dan is het wel Bénédiction de Dieu dans la solitude uit de cyclus Harmonies poétiques et religieuses. Het is een van de allermooiste composities van Liszt, waarbij de piano bijna als een harp klinkt. Abduraimov imponeerde direct vanaf de eerste noten door met zijn linkerhand een zangstem voor de geest te roepen. Het idee van een weerbarstig instrument dat non-percussieve klanken produceert was ver weg. Ik moest denken aan wat de jonge Nederlandse pianist Florian Verweij, die ik dezelfde dag geïnterviewd had, vertelde: Liszt zet virtuositeit in als middel van expressie en precies zo klonk deze vertolking. Tijdens dit eerste programmaonderdeel bleek dat de akoestiek van Amare uitstekend is. Een (klein) voordeel van de coronapandemie is dat je sinds twee jaar nauwelijks meer toeschouwers hoort hoesten en ook dit keer luisterde het publiek aandachtig, al klonk er vreemd genoeg na vijf minuten al applaus, toen nog meer dan de helft van de eerste gespeelde compositie moest komen.
Als tweede onderdeel klonken de Corellivariaties van Rachmaninoff, die kort voor de bekende Rhapsodie over een thema van Paganini voor piano en orkest ontstonden. Soms klinkt dit opus 42 voor piano solo als een soort ‘generale repetitie’ voor de beroemde Rhapsodie die immers ook in de vorm van variaties geschreven is. Van laatstgenoemd werk bestaat een opname door de componist zelf en zo hebben we dus klinkend bewijs hoe hij zijn eigen stukken uitvoerde. Van de Corellivariaties bestaat dat bewijs er bij mijn weten niet, al kunnen we natuurlijk altijd hopen dat er alsnog iets opduikt. Geheel ondenkbeeldig is dat niet, want enkele jaren geleden kwam er een onbekende opname boven water, waarbij Rachmaninoff op één piano gedeeltes uit zijn Symfonische Dansen voorspeelt aan dirigent Eugene Ormandy. Dit was een vondst van belang en deze is uitgegeven op het label Marston. Ook al weten we dus vooralsnog niet hoe Rachmaninoff de gisteren uitgevoerde variaties zou spelen, ik zou me er wel een voorstelling van kunnen maken hoe het geklonken zou kunnen hebben. De componist had een sobere manier van spelen, waar echter altijd elegantie en noblesse in door klonken. Degenen die hem live hebben gehoord benadrukten zijn vermogen om in het even welk stuk altijd een culminatiepunt te vinden en uit te lichten. De uitvoering door Abduraimov zou wel eens dicht in de buurt kunnen komen van die denkbeeldige interpretatie door de componist. Ook hij speelde met diezelfde sobere elegantie en greep waar nodig als een leeuw in de toetsen.
Hij is een toonbeeld van concentratie aan de vleugel, neemt na binnenkomst op het podium plaats, bepaalt snel waar hij zijn handen op het toetsenbord moet zetten en gaat zonder veel effectbejag van start. De afwezigheid van uiterlijk vertoon kenmerkt al zijn vertolkingen: het is weldadig om een pianist te zien die gefocust is in al zijn oerkracht. Opvallend was dat zijn toon in alle geledingen kernachtig klinkt en nooit aan gewicht verliest.
Na de pauze speelde hij allereerst de Fantasie nègre nr 1 in E van Florence Price. Haar naam zou me tot voor kort niets gezegd hebben, ware het niet dat DGG kortgeleden een opname van haar Eerste en Derde symfonie uitgebracht heeft door niet de eerste de besten: het Philadelphia Orchestra onder leiding van chef-dirigent Yannick Nézet Séguin. Deze opname heb ik nog niet gehoord, maar haar naam was me hierdoor in elk geval niet geheel onbekend meer. Helaas wijdde de programmatoelichting nou net aan deze componiste geen woord, terwijl ik over haar graag meer had willen lezen. Zij was van Afro-Amerikaanse afkomst, leefde van 1887 tot 1953 en deze compositie voor piano solo was geschreven in conventioneel, virtuoos idioom. Het kwam over als een pianistisch werk en het vormde de eerste van vier Fantasieën die zij onder dezelfde naam publiceerde. Deze eerste Fantasie nègre is gebaseerd op de spiritual Please don’t let this harvest pass. Het komt een aantal keren terug, steeds in een andere vorm. Abduraimov gaf er een intense lezing van, zo intens dat je hem af en toe mee hoorde zingen.
Ten slotte klonk de Schilderijententoonstelling van Moussorgsky. Hier was de pianist misschien wel het best op dreef, zijn spel was niet alleen technisch indrukwekkend, maar ook beeldend. Hij verklankte meer dan eens ‘het verhaal’ van de schilderijen. Zo was Het oude kasteel geheimzinnig en Bydlo niet alleen zwaar, maar met een mooi decrescendo aan het eind, die deed denken aan een stoet die voorbijtrekt. Het ballet van de kuikens in hun eierschalen was juist heel delicaat en in Samuel Goldenberg en Schuyle hoorde je laatstgenoemde bijna smeken. Aan het eind van Catacomben was het fascinerend om te horen wat hij met de tremoli deed die langzaam maar zeker verstomden. De hut op kippenpoten was uiterst wild, maar in het rustige gedeelte nam de pianist mooi terug. De grote poort van Kiev begon hij weliswaar ‘understated’, om vervolgens alsnog uit te pakken. Wat een tour de force was dit spel dat een ronduit orkestraal karakter had. Zeker aan het eind was het moeilijk voor te stellen dat hier slechts twee handen aan het werk waren…Uiteraard leidde dit spel tot grote bijval van het publiek, dat uiteindelijk beloond werd met een toegift: de Vierde prelude van Chopin, een van zijn meest smartelijke. Daarmee kwam dit recital ten einde, wat jammer was, want met een pianist van dit kaliber wil je net als bij Grigory Sokolov wel zes toegiften horen!
Willem Boone
Info: www.amare.nl/nl/agenda