Valery Gergiev is en blijft een fenomeen
25 jaar Gergiev Festival, eerste twee dagen. Nog twee dagen te gaan.
Gehoord: 16/9 en 17/9 De Doelen, Rotterdam
Lahav Shani, de huidige chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch, verklaarde in 2017 tegen de Volkskrant: ‘De baton is geen toverstokje à la Harry Potter. Het is een verlengstuk van je handen.’ En juist die handen, met rechts een miniformaat baton tussen wijsvinger en duim, zijn nadat ik de afgelopen twee dagen alle concerten door zijn beroemde voorganger Valery Gergiev heb bijgewoond, voor mij al luisterend inmiddels bijna een obsessie aan het worden. Want de vingers van die handen trillen en flapperen al dirigerend maar door op een manier die niet per se overeenkomt met de klank en bewegingen van de muziek die opklinkt.
De vraag is dus: wat doet Gergiev, die Rotterdam nog steeds als een thuishaven beschouwd, nu eigenlijk precies met zijn vibrerende handen? Of zijn het zijn ogen, want die zijn volgens Shani nóg belangrijker: ‘In het oogcontact met de orkestleden schuilt de werkelijke magie, de psychologie achter de muziek.’ En magisch begon het na een wat routineuze start van het festival met een hectische wereldpremière van slechts drie minuten van Momotenko-Levitsky’s Madame en Noir, een turbulent werk dat zich manifesteerde als een verklanking van de voortdurende herrie overal om ons heen, gevolgd door een niet bijster boeiende vertolking van de Notenkraker Suite van Tsjaikovski (last minute ingelast, nadat de eerder geplande Leningrad Symfonie van Sjostakovitsj niet door kon gaan) en een spannende en extreem vitale uitvoering van Sjostakotvitsj’s Eerste symfonie, zijn magistrale ‘eindexamen-stuk’, gecomponeerd tussen zijn 17e en 20ste jaar. Daarin kwam Gergiev echt op stoom en het alert musicerende Rotterdams Philharmonisch at als vanouds uit zijn handen.
Maar ook al is Gergiev op het Gergiev Festival alom tegenwoordig, zijn ogen kun je vanuit de parterre van de Grote Zaal helaas niet zien. Dus kijk ik almaar naar zijn handen, of doe juist met opzet mijn ogen dicht, om beter te horen wat er muzikaal nu eigenlijk echt gebeurd. En dat is veel. Vooral op de tweede avond van het festival, dat ditmaal Sint-Petersburg als rode draad heeft gekozen, voldeed de Russische maestro exact aan de hoge verwachtingen die hem wereldwijd tegemoet snellen als hij komt dirigeren: spontaan, direct, intens, optimale zeggingskracht, rake fraseringen, meeslepende spanningsopbouw, bedwelmende timing, hypnotiserend, meeslepend, magisch. En soms een beetje slordig. Dat alles werd vooral waargemaakt tijdens zijn krachtige directie van Verdi’s Ouverture La Foza del Destino, zijn intens tot de verbeelding én het hart sprekende vertolking van Prokofjievs Romeo en Julia, en zijn sensuele en exotische verklanking van Sjeherazade van Rimsky-Korsakoff, waarbij de concertmeester in al zijn solo’s schitterde als verleidelijke en onweerstaanbare Sjeherazade.
Wat terughoudender maar niet minder raak en liefdevol dirigeerde Gergiev de tweede avond ook nog vier opera-aria’s van Tsjaikovski, waarbij hij een lans brak voor twee grote Russische toptalenten. De jonge tenor Alexander Mikhailov maakte zijn grote belofte voor de toekomst met een fluwelen stemgeluid meer dan waar in de aria van Vaudemont uit Iolanta en de aria van Lenski uit Jevgeny Onjegin, waarna de uitzonderlijk expressieve sopraan Irina Churliova hartstochtelijk, afwisselend hoopvol of wanhopig, maar altijd zwoel en verleidelijk, de duistere wegen van de liefde bezong in de magistrale briefscene uit Jevgenyi Onjegin en Lisa’s ‘Het is al bijna middernacht’ uit Pique Dame.
Terug naar die trillende vingers van Gergiev, die los lijken te staan van zijn heldere arm- en lichaamsdirectie. Ze stemmen niet per se overeen met de vibrato-snelheid bij de strijkers, dus dat is niet wat hij ermee wil aangeven. Ze lijken ook niet altijd iets toe te voegen aan de fraseringen en bewegingen. Ze hebben ook niet per se een directe uitwerking op de klank van de blazers en soms ook stopt het vingergetril onvoorzien. Het heeft al met al ook iets weg van een ingesleten gewoonte, zo je wil een soort ‘tic’. Mijn conclusie is dat het een al van oudsher wellicht onbewuste poging van Gergiev betreft om uitdrukking te geven aan de energie van de muziek, de hartstocht die de noten bij hem oproepen, de intensiteit van zijn beleving. Het blijft een mysterie, maar het Rotterdams Philharmonisch Orkest vaart er wel bij en leverde onder zijn trillende handen topprestaties. Gergiev is en blijft een fenomeen.
Gisteravond laat brachten actrice Julika Marijn en een jong strijkkwartet o.l.v. Saskia Otto in klanken, en beelden
de geweldige sfeer van de vermaarde Vrijdagsvondsalons van de rijke houthandelaar, muziekliefhebber, altviolist en mecenas Mitrofan Beljajev tot leven, die als een magneet werkte op de muzikale elite van Sint-Petersburg.
Het wemelde er van de componisten, waaronder Rimsky-Korsakov, Scriabin, Borodin en Glazunov, die terwijl de mecenas kwartet speelde ter plekke nieuwe composities voor strijkkwartet uitschreven. Het publiek ‘hing’ te luisteren op love seats, sofa’s of Perzische kussens, de wanden hingen vol schilderijen van o.a. de graag geziene gast Ilja Repin en er was eten en drank in overvloed. Otto en haar getalenteerde collega’s brachten gewetensvol en met een vurige gloed in hun samenspel stukken van o.a. Borodin en Glazunov tot leven, terwijl Julika Marijn het geheel met rake beelden en pakkende teksten aan elkaar praatte. De late night ervoor liet Bonsai Panda fantastische klanken en ritmes horen in het stuk IN ERE ADEM van Louk Boudesteijn.
Op de openingsdag woonde ik ook de charmante muziektheatervoorstelling Nevski Prospekt van Willem Bruls bij, gebaseerd is op de gelijknamige vertelling van Gogol, die regelmatig op de vermaarde avenue te vinden was. Pianist Menglie Han en jazzpianist Rembrandt Frerichs symboliseerden vanachter twee historische vleugels de karakters Piskarjov en Pirogov, die allebei hopeloos verliefd worden op een -door actrice Loes Woutersen uitgebeelde- vrouw die niet aan hun ideaalbeeld kan voldoen.
Met name de op een schitterende oude Bechstein gespeelde delen uit de Preludes en Fuga’s van Sjostakovitsj, waarin Piskarjov /Han zijn liefde voor een hoer met wanhopige passie uitdrukte, klonken ontroerd mooi, terwijl de ‘dandy’ Pirogov met wat meer distantie zijn liefde voor een getrouwde Duitse vrouw ‘bezong’ in geïmproviseerde muziek a la Sjostakovitsj.
Moraal van het verhaal: in hoeverre verwarren wij onze gedroomde projecties met de werkelijkheid, een vraag die ook bij de wandelaar opkomt die over de statige maar kille en ondoorgrondelijke Nevski Prospekt slentert….
Wenneke Savenije
Info: www.gergievfestival.nl
Steun De Nieuwe Muze! Lees ons, volg ons, like ons en neem een abonnement!