‘Vegetarische’ Siegfried van Karina Canellakis maakt toch indruk op de ZaterdagMatinee
ZaterdagMatinee, Radio Filharmonisch Orkest & solisten o.l.v. Karina Canellakis, Wagners Siegfried, 25/11, Concertgebouw Amsterdam
Door Peter Schlamilch
Foto’s: © Foppe Schut
Soms is het helemaal niet leuk om criticus te zijn: zoveel schoonheid, zoveel inzet en goede bedoelingen, zoveel liefde voor de muziek in al die glanzend gezongen, hondsmoeilijke Wagnerpartijen… Als er dan toch wat knaagt, voel je je haast schuldig het op te schrijven, maar eerlijkheid overwint uiteindelijk altijd: afgelopen zaterdag kreeg het publiek in het Amsterdamse concertgebouw een groots cadeau in de ZaterdagMatinee. Een complete, zij het concertante uitvoering van Wagners Siegfried, de derde opera uit de Ring des Nibelungen, het megalomane vierluik van de geniale componist uit Leipzig. Siegfried is zeker niet het beste werk uit de geweldige tetralogie, maar verdient het zeker om zonder decors, belichting en al die andere zaken, die soms meer afleiden dan toevoegen, uitgevoerd te worden. De uitvoering kreeg afgelopen zaterdag een bijna extatisch applaus.
En toch ga je het toneelbeeld missen, hoewel dat in de operatheaters, zoals gezegd, meestal weinig toevoegt, en meestal superstatisch is, want veel handeling is er eigenlijk niet, en de dialogen zijn eindeloos. En toch ga je die ‘unheimische’ sfeer snel missen, de vurige draak, het evenzo vurige smeden van het magische zwaard, de moorden en de duistere omgeving. Hoewel het Radio Philharmonisch Orkest een topprestatie leverde, werd het wat aan de handrem gehouden door dirigente Karina Canellakis, die begrijpelijkerwijs de vocale solisten niet wilde overstemmen, maar daardoor de muzikale gekte van Wagner niet tot haar recht liet komen. De dynamiek kwam zelden onder p (zacht) of ff (zeer sterk), maar een zich inhoudend orkest op het toneel klinkt toch anders dan een voluit brullend beest in de orkestbak, die uiteraard in het Concertgebouw ontbrak. ‘Een vegetarische Wagner, zonder vlees op de botten’, zei een medebezoeker me na afloop, en zo was het: perfect gespeeld door dit fantastische orkest (misschien het beste orkest van NL, en zeker in de top 3), maar vrijwel nooit de kern van Wagners onrustige bestaan vertolkend. Te beschaafd, te gebalanceerd (ja, dat kan ook) en te weinig extatisch waar het moest, of fluisterstil waar het kan, zoals we onlangs nog hoorden in Lohengrin van DNO.
Natuurlijk, het was 11 uur des ochtends toen dit feest begon en dat is voorwaar geen ideale tijd voor één van Wagners zwaarste en langste opera’s, hoewel elke rechtgeaarde Wagneradept er ook om 3 uur ’s nachts voor uit zijn bed zou komen. Maar voor zangers en orkest is het zwaar, zoals soms te horen was in de verder uitstekend zingende Clay Hilley (Siegfried), die de overleden tenor Stephen Gould verving: zeer goed hoorbaar en uitbundig als jonge, onvervaarde dwaas. Wotan (Iain Paterson), vermomd als Wanderer, moest ook even inkomen, maar was vooral in de laatste twee akten ijzersterk en onvermoeibaar.
Daniela Köhler (Brünnhilde) was ook invaller, en wel voor de zwangere Elena Stikhina, en vertolkte haar korte rol met verve, hoewel niet compleet vlekkeloos. Tobias Kehrer zette een zeer imposante reus Fafner neer, aanvankelijk door een akoestische megafoon zingend, maar later met overweldigend stemgeluid de dreiging de zaal inslingerend.
Ster van de middag was echter Ya-Chung Huang, die een bijkans ideale Mime zong, en dat met zoveel overtuiging deed dat je het decor even niet meer miste: hij had de overtuigingskracht, het volume en het uithoudingsvermogen om je even in het Nevelingenrijk te wanen, waar slechtheid, afgunst, bedrog en haat regeren.
Dirigente Karina Canellakis leidde het orkest vol zelfvertrouwen en met volkomen helderheid, maar ontbeerde in haar, vrijwel steeds parallelle, slagpatroon de diepe krochten van Wagners toch wat verwrongen geest, de krochten waar juist deze opera het van moet hebben: niet elk kwartier is even geniaal gecomponeerd, zullen we maar zeggen, en juist dan moet het orkest met kleurenrijkdom, opvallende accenten, verrassende leitmotivische commentaren en plotse dynamische contrasten het Wagner-weefsel laten horen. Canellakis’ slag is duidelijk, maar ademt weinig en geeft niet veel interpretatie: alles lijkt belangrijk te worden, waardoor de toch al lastig te volgen vorm onduidelijk wordt en de orkestklank soms eenvormig. Zonder scherpe randjes en rauwe dissonanten lijkt Wagner een vegetariër, die hij beslist niet was, als overspelige vrouwenverslinder, revolutionair en notoir wanbetaler. De angstscène in de eerste akte bezorgde dan ook niemand in het publiek angst, hoewel Mime zijn uiterste best deed. En áls dan de zes harpen eindelijk, na een uur wachten, hun twee minuten mogen meedoen, geef ze dan ook de aandacht en rol die ze verdienen. Het slotaccoord van de eerste akte dirigeerde Canellakis fenomenaal.
De opkomst van Siegfried en Mime in de tweede akte mislukte volledig, wat op dit niveau eigenlijk niet mag voorkomen, maar werd goedgemaakt door prachtige blazerssoli in de ‘Vogelscène’, waarin Siegfried fenomenaal werd begeleid door hoornist Annelies van Nuffelen. Ook de uitstekende tubasoli mogen hier vermeld worden, net als de Wagnertuba’s, wier aparte, onheilspellende klank door de dirigente ook wat meer had kunnen worden benut.
Een geweldig geschenk was dit concert aan het Nederlandse publiek, en een groot compliment aan de NTR om zo’n lastig en kostbaar project te willen organiseren. Het was heerlijk om Siegfried zo mee te kunnen maken, zo dicht bij zangers en orkest te mogen zijn en elk detail op de voet te kunnen volgen. Maar het uitgangspunt van dit concert verried het dilemma al een beetje: ‘De dramatische symfonicus Wagner’. Maar Wagner ís geen symfonicus, sterker nog: hij componeerde zijn enige voltooide symfonie op zijn 19e en kwam erachter dat hij niet verder was gekomen dan een matige, hoewel zeer onderhoudende, Beethovensymfonie. Een tweede poging mislukte al helemaal, en hij gaf het op. Wagner is geen symfonicus, hij is een dramaticus, en leeft van het contrast, om niet te zeggen: het conflict. Het fantastische Radio Phil kan ook dát, en hoe! Maar het was té mooi, té beschaafd en té symfonisch. Té vegetarisch.
Peter Schlamilch
foto’s: © Foppe Schut
Luisteren: