Von Eckardstein beweegt zich met gemak in verschillende stijlperiodes
Gehoord: Winteravonden aan de Amstel, 11/12, Hermitage Kerkzaal, Amsterdam
Door Willem Boone
Wat een verademing dat er organisatoren zijn zoals zangeres Anna Azernikova, die tijdens de zoveelste geestdodende lockdown kans zag om haar festival ‘Winteravonden aan de Amstel’ op een andere manier vorm te geven. Dat gebeurde in de vorm van middagconcerten en zo kon onder meer het optreden van pianist Severin von Eckardstein ‘gered’ worden. Hij speelde een interessant programma op een Bechstein uit 1898 en wist al meteen tijdens het eerste stuk, een bewerking door Gryaznov van Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune, de meest fraaie kleuren uit het instrument te toveren. Het vormde een prachtig delicaat begin, al miste ik kortstondig aan het begin de lome fluitsolo die direct de aandacht bij de orkestversie trekt. Aan de andere kant realiseerde Gryaznov een knappe prestatie, want als het oor zich eenmaal ingesteld heeft op een piano, blijkt dit stuk ook wel degelijk pianistisch te kunnen klinken. Het paste bij de zonnestralen die nog net halverwege de middag naar binnen schenen. Deze compositie van Debussy vormde tevens een mooie opmaat voor het volgende stuk op het programma, Gaspard de la nuit van Ravel. Von Eckardstein liet aanvankelijk Ondine verleidelijk klinken, maar al gauw bleek zijn piano ook te kunnen ‘grommen’. Hij werkte toe naar een climax en realiseerde de ook in dit deel bepaald niet geringe technische eisen met groot gemak. De pianist heeft er de techniek voor in huis, maar laat zich er nooit op voorstaan en komt niet over als iemand die indruk wil maken met technische hoogstandjes. Daarna klonk Le Gibet kalm, glashelder en bij vlagen ook breekbaar, alsof dat glas ieder moment kon breken. Het moeilijkste deel van deze cyclus is Scarbo, waar Ravel een boosaardige dwerg uitbeeldt. Misschien is het een van de moeilijkste stukken die ooit voor piano geschreven zijn, het was in ieder geval de opzet van de componist om een stuk te maken dat nog veeleisender zou uitvallen dan Balakirevs Islamey. Onder Von Eckardsteins handen kreeg je zeker de indruk dat het om een lastig stuk ging, al bleef zijn virtuositeit steeds beheerst. Het mooie was dat hij het vuur hoog liet oplaaien. In dit deel klonken de bassen van de Bechstein soms wat dof, maar verder leende het instrument zich goed voor deze impressionistische muziek.
Het tweede gedeelte van zijn programma was gewijd aan Russische muziek, allereerst die van Prokofiev, een componist met wie Von Eckardstein grote affiniteit heeft. Dat bewees hij op overtuigende wijze toen hij met diens tweede pianoconcert het Koningin Elisabethconcours in Brussel won. Zijn laatste cd is gewijd aan de de drie’oorlogssonates’ nrs 6, 7 en 8. Het was interessant om na twee impressionistische componisten de muziek van Prokofiev te horen, die over het algemeen ‘gespierder’ en ‘kruidiger’ klinkt dan die van Ravel en Debussy, zij het niet zonder de nodige aandacht voor lyriek. De pianist bewees hoe gemakkelijk hij zich in een andere stijl uitdrukt. Allereerst klonken er drie delen uit de balletmuziek van Romeo en Julia, bewerkt door de componist zelf. Het is ook op de piano prachtige, beurtelings speelse, sfeervolle en intense muziek. Von Eckardstein bewees eens te meer dat hij geen pianist van uitersten is en verviel gelukkig niet in te luid spel. Daarna speelde hij nog twee delen uit de 6 stukken voor piano opus 52, muziek die vrijwel onbekend is en minder vaak kinkt dan Prokofievs Sonates en genoemde balletmuziek. Het was een interessante keuze omdat zowel het Rondo (nr. 2) als de Etude (nr. 3) typerend voor zijn stijl zijn, vooral de obsederende ritmes in de Etude. Ook hier imponeerden het grote gemak en de elastische techniek.
Met de muziek van Scriabin nam de pianist zijn publiek mee naar nog weer een ander muzikaal universum: de Vierde sonate is relatief kort en bevindt zich op het snijvlak van twee stijlperiodes in het oeuvre van de componist. De invloed van Chopin is nauwelijks meer aanwezig, tegelijk klinkt deze sonate nog niet zo mystiek als de late sonates.
In het korte eerste deel was de klank bijna hallucinerend, in het tweede deel klonk een vuurwerk dat zijn gelijke nauwelijks kende, al waakte de pianist ervoor om zich bij alle extatische hartstocht niet te veel te laten meeslepen. Er volgde een ovationeel applaus dat beloond werd met twee toegiften: allereerst een korte compositie van Scriabin, die Von Eckardstein aankondigde (maar waarvan ik de naam niet goed verstaan heb, Fragilité?) en Mercutio uit Romeo en Julia van Prokofiev.
Overigens stond in het programma te lezen dat het ‘een brug slaat tussen bekend en onbekend, door de tijd heen. En het verbindt uitersten: van serene rust tot krachtige hemelbestorming.’ Het eerste klopte maar ten dele: de componisten waren in elk geval allen bekend, het ‘onbekende’ zou hem hoogstens in de bewerkingen van bekende orkeststukken of de stukken opus 52 van Prokofiev moeten zitten. Vreemd genoeg maakte het ook melding van de muziek van Gabriel Dupont, een onbekende impressionistische componist, wiens werk de Duitse meesterpianist op cd zette en ook tijdens zijn laatste recital in de serie Meesterpianisten in het Concertgebouw uitvoerde. Het is wel jammer dat nu juist dit onderdeel van het recital niet klonk, omdat het in dat geval om ‘echt’ onbekende muziek gaat. Hoe dan ook, het deed weinig af aan dit zeer geslaagde recital dat in alle vier de programmaonderdelen volledig overtuigde!
Willem Boone
Info:
https://severin-eckardstein.de/
https://www.winteravondenaandeamstel.nl