Vurige Nederlandse première voor Alexander Kastalsky’s Requiem

Op de toptien in het Westen gevierde Russische componisten komt de naam Alexander Kastalsky (1856-1926) niet voor. Zo nu en dan prijkt een kort koorwerkje van zijn hand op programma’s van Russische koren of vinden we zijn naam terug in biografieën of toelichtingen op het werk van bekende collega’s zoals Gretchaninoff (1864-1956) en, in het bijzonder, Rachmaninoff (1873-1943).

De laatste stuwde de door Kastalsky ontwikkelde technieken van meerstemmige vervlechting van oude Russisch-Orthodoxe kerkgezangen tot grote hoogte in zijn Vigilie opus 37, geschreven in het eerste jaar van de Eerste Wereldoorlog. Dat hij daardoor, onbedoeld, zijn invloedrijke collega decennialang in de schaduw zette, heeft hij nooit geweten, want ook Rachmaninoffs geestelijke koormuziek, raakte na de Bolsjewistische machtsgreep in 1917 aanvankelijk in onbruik en werd ook in het Westen slechts sporadisch vertolkt.

In de oorlogsjaren waarin Rachmaninoffs Vigilie opus 37 door het Russische publiek werd onthaald als smeekbede voor vrede, zette Alexander Kastalsky zich aan zijn Requiem voor de Gevallen Broeders – een werk dat hij uiteindelijk in verschillende gestaltes aan de dag legde. Aanleiding voor die verschillende versies vormde niet alleen het gebruik in de concertzaal enerzijds en de kerk anderzijds, maar ook Kastalsky’s intentie om met dit opus niet alleen nationaal, maar ook wereldwijd ‘broeders’ te herdenken, waartoe hij melodisch materiaal uit al deze landen verwerkte. De eerste uitvoering van de 17-delige versie voor koor en orkest vond in november 1917 onder leiding van niemand minder dan Sir Henry Wood plaats.

Stichting Musica Choralis organiseerde de eerste uitvoering in Nederland in twee versies. In de Nicolaïkerk in Utrecht klonk vorige week voor de pauze Kastalsky’s oorspronkelijke, twaalfdelige versie (waarvan de orgelpartij door Graham Hair voor strijkorkest bewerkt werd) en, na de pauze, de laatste, voor de Russisch-Orthodoxe eredienst bedoelde a cappella versie Vyechnaya pamyat’ geroyam. Koordirigente Leenke de Lege deed met deze meesterproef haar Masterexamen aan de HKU waar ze studeerde bij Rob Vermeulen – eveneens een fervent pleitbezorger van Slavisch koorwerk.

Voor de gelegenheid stelde de dirigente twee koren samen. Het ene koor, voornamelijk bestaand uit leden van haar amateurkoren Capella Culemborg en Amer Consort, het tweede een selectie zangers uit semi-professionele zangers van ondermeer Cappella Amsterdam en de Rotterdamse Laurenscantorij, waar de dirigente in het verleden ook zelf gezongen heeft. Bassolist Bram Trouwborst (teven sterk verbonden met Russische muziek) toonde zich een authentiek en standvastig voorzanger, maar het was sopraansoliste Esther Putter die met haar bijzondere, fluctuerende timbre het meest ontroerde.

Monumentaal van proporties en krachtig van expressie verdient Kastalsky’s Requiem zeker een plaats tussen de grote Russische koorwerken van de 20e eeuw. Meest indringend was na de pauze de a cappella versie, maar zonder die te kennen, bleek de oorspronkelijke versie voor de pauze toch ook al uitermate indrukwekkend. De bewerking voor strijkorkest overtuigde mij overigens niet bijzonder. Een orgel heeft nu eenmaal meer mogelijkheden om zich te voegen of te onderscheiden van het koor.

Het meesterschap van de dirigente – met een volstrekt natuurlijke, beeldende slagtechniek – kwam in beide versies duidelijk naar voren in de wijze waarop ze de koorklank torste en kneedde. Waarbij ze de sopranen van het amateurkoor – vanuit een hoog geheven elleboog en omlaag hangende handpalm – tot een sterk gefocuste, maar gedekte klank verleidde en bij het semiprofessionele ensemble – fier geheven achterover hellend – een eindeloos crescendo ontlokte, door de arm steeds verder te strekken, alsof ze daarin een vredesbanier met verve voor zich hief. Want uiteindelijk trof ook alle toehoorders dat deze muziek vanuit een ander tijdperk en een andere wereld de muzikale genade zoekt waar wij in onze tijd ook zo naar verlangen.

De tussenvoeging van Arnold Schönbergs veeleisende koorwerk Frieden auf Erden had niet toepasselijker kunnen zijn. Schönberg heeft hierin de woorden van Conrad Ferdinand Meyer zo complex getoonzet, dat hij het opus zelf ‘een illusie voor gemengd koor’ noemde. Leenke de Lege trok de merendeels atonale compositie ferm de romantische traditie in. Ze benadrukte de samenhang en ontsluierde het hartstochtelijke, maar in deze context bij voorbaat hopeloze, heimwee naar harmonische rust. De vertolking door het semiprofessionele koor stond als een huis.

Elger Niels

Gehoord: 18 juni 2022, Nicolaïkerk, Utrecht

 

 

You May Also Like

Katia en Marielle Labeque in magische en holle muziek

Napels – Elektra verzuipt in trage tempi

  Nikola Meeuwsen benadert Mendelssohn als fijnzinnige kamermuziek

Wereldpremière Techno IV – Concert voor Piano en Orkest van Karen Tanaka