Glyndebourne: Wagners machtige Parsifal gereduceerd tot streekroman

Opera: Parsifal, Glyndebourne Opera Festival. London Philharmonic Orchestra o.l.v. Robin Ticciati. Solisten: Daniel Johansson (Parsifal), John Relyea (Gurnemanz), Kristina Stanek (Kundry), Audun Iversen (Amfortas), Ryan Speedo Green (Klingsor), Sir John Tomlinson (Titurel). Regie: Jetske Mijnssen. Gezien: 15 juni 2025, Glyndebourne, Engeland, glyndebourne.com

Door Peter Schlamilch

 

Net als bij Grange Park Opera, waar ik eerder over schreef, is ook hier het landschap een droom, en ook hier vind je vrijwel uitsluitend operaliefhebbers in smoking en gala, veel picknickmanden en adembenemende bloementuinen. Het is het decor van het wereldberoemde operafestival dat hier sinds 1934 jaarlijks wordt gehouden, nabij het landhuis, waarvan de oorsprong teruggaat tot de 15e eeuw, en dat in 1920 eigendom werd van John Christie, een vermogende muziek- en orgelliefhebber die fortuin had gemaakt met zijn orgelbouwbedrijf. Christie organiseerde regelmatig amateuropera-avonden waartijdens hij de Canadese sopraan Audrey Mildmay ontmoette. Ze trouwden in 1931, werden tijdens hun huwelijksreis geïnspireerd door operafestivals als Salzburg en Bayreuth, en richtten een professioneel operafestival op – niet slechts ‘het beste dat zij konden doen, maar het beste dat waar ook ter wereld gedaan kon worden.’

 

 

Muziekliefde voorop

Ze werkten samen met Duitse vluchtelingen, zoals de dirigent Fritz Busch en regisseur Carl Ebert, die nazi-Duitsland waren ontvlucht vanwege hun verzet tegen het regime. Het festival zou uitgroeien tot een van de belangrijkste ter wereld, en wordt jaarlijks, van mei tot augustus, door tienduizenden operaliefhebbers bezocht; er zijn meestal 6 tot 8 producties per jaar, die zo’n 70 tot 80 voorstellingen van zeer hoge kwaliteit opleveren. Het festival heeft een educatieafdeling die projecten uitvoert in lokale gemeenschappen, zoals jeugdopera’s, en er zijn speciale goedkope kaarten (vanaf 40 pond) en kortingen voor jeugdigen, want niet iedereen kan de 350 euro voor de duurste plekken betalen. Het festival krijgt geen subsidie en is compleet afhankelijk van donaties, kaartverkoop en lidmaatschappen van de Festival Society. Glyndebourne is een voorname en inspirerende operawereld die met veel toewijding wordt onderhouden en gekoesterd, en de sfeer is serieus maar ontspannen – de muziekliefde staat hier duidelijk voorop. In de zeer lange pauzes wordt gewandeld over het landgoed, waar ook gepicknickt wordt op het gras of aan tafels.

 

 

Belangrijke dissonanten

Het was de langgekoesterde wens van de grondleggers om Wagners Parsifal er ooit op te voeren, maar ze hebben het helaas nooit meegemaakt – pas dit voorjaar ging de eerste productie ervan in première, en wat voor een: een geweldige vocale bezetting, begeleid door het London Philharmonic Orchestra o.l.v. Robin Ticciati maakte deze Parsifal tot een muzikaal hoogtepunt om je vingers bij af te likken. Door plaatsgebrek (het theater is met zo’n 1200 zitplaatsen niet extreem groot) was de orkestbezetting niet zo vol als je die graag bij Wagner zou wensen, maar het orkest speelde voortreffelijk en de vele soli (klarinet, pauken en vele anderen) klonken meer dan uitstekend. Toegegeven, die diepe, verzadigde Wagnerklank is met tien eerste violen nauwelijks te bereiken, maar door de heerlijke acoustiek in het theater wende het snel. Wel had chef-dirigent Ticciati soms wat spanningsvoller mogen aanvuren, want door zijn soms nét te langzame tempi en zijn neiging om de vele, oh zo belangrijke en pijnlijke dissonanten te ‘verzachten’ werd het, bij vlagen, allemaal wat erg beleefd, en miste ik soms Wagners zielepijn uit de orkestbak stromen.

 

 

Ondergang van de beschaving

Het werd allemaal ruimschoots gecompenseerd door de fantastische zangers, die ondanks de wat ‘beschaafde’ tempi Wagners magische meesterwerk gloedvol verdedigden en zich helemaal in de tekst stortten, hoe lastig ook in de regie van Jetske Mijnssen, die elke verwijzing naar alles wat Parsifal zo groots maakt, vakkundig en minutieus had verwijderd uit de wonderbaarlijke, Christelijke, hoopvolle vertelling over berouw, vergeving, zonde en verlossing. In plaats daarvan presenteerde ze de stervende koning, Amfortas, als een broer van Klingsor, de slechterik, en was hun strijd niet meer die tussen goed en kwaad, God en de Duivel, maar die tussen twee broers die ooit verliefd waren op hetzelfde meisje. De ruzie die ze daarom kennelijk hadden gekregen (tenenkrommend gedetailleerd gemimed op de achtergrond) hadden ze nooit bij weten te leggen, tot ze in de laatste minuten door de held, Parsifal, bijeengebracht werden en elkaar in de armen sloten. Een banale aflevering van ‘Het Familiediner’, maar dan in 4,5 uur – dodelijk saai en vooral bezijden Wagners verheven boodschap, waar de wereld juist nu zoveel behoefte aan heeft: de redding of de ondergang van onze beschaving, de hoge waarden van berouw en vergeving en de overwinningsmacht van de liefde. Niets van dat al.

 

 

Dom van Siena

En het begon allemaal zo mooi: het Vorspiel, toch een van de beste muzieken uit de wereldgeschiedenis, werd niet gestoord door de regisseur, afgezien van een kort beeld van de zieke Amfortas – prima dus: we genoten volop van het orkest. Ook het eerste toneelbeeld was prachtig: hoewel niet de verwachte open plek in een lieflijk bos zag de woonkamer van een Engels landhuis rond 1880 (hee, hoe zou ze daarop gekomen zijn?) er fenomenaal uit: deuren, gordijnen, kleding, belichting… alles klopte. Maar we wisten toen nog niet dat het eerste toneelbeeld tevens het tweede, het derde en alle andere toneelbeelden zou zijn: er veranderde vrijwel niets in de vijf uren die volgden, terwijl de mogelijkheden legio waren. Kennelijk mochten we niet aan de dom van Siena denken, Wagners uitdrukkelijke wens, maar moesten we steeds de beklemmende woonkamer beleven die de hoofdpersonen allemaal deelden, ook degenen, zoals Klingsor, die toch echt een bergje verderop woonden, of Titurel, die in Wagners libretto nog lang niet op hoefde. Het werd er niet alleen behoorlijk onbegrijpelijk van, maar ook potsierlijk, gezocht en vooral saai.

 

 

Mooi en magisch

Omdat Mijnssen een compleet ander verhaal op dat van Wagner had geplakt, moesten de vertaalde teksten in de boventiteling geregeld worden aangepast en werden complete monologen gezongen aan mensen die volgens Wagner helemaal niet op het toneel hoorden… tja, zo kun je als regisseur alle kanten op, en kun je Mozarts Figaro ook als massamoordenaar opvoeren in plaats van goeiige sul, en hem in zijn eerste aria (‘Cinque… dieci…’) ook het aantal lijken laten tellen in plaats van de ruimte voor zijn nieuwe huwelijksbed. Of de Holländer in zijn eerste aria (‘Die Frist ist um’) de achterstallige huur komen laten innen, maar de vraag is: waarom zou je het doen? Waarom van iets moois en magisch iets klein en bekrompens maken? In mijn gezelschap begreep in ieder geval niemand de diepere boodschap.

 

 

Warm en doordringend

Met ogen dicht was er echter heel veel moois te beluisteren. De Canadees-Amerikaanse bas John Relyea (Gurnemanz) maakte diepe indruk met zijn onvermoeibare, volumineuze en vooral autoritatieve vertellingen – hij liet zich op geen enkel moment gek maken door het 180 graden veranderde verhaal. Zijn prachtig-dwingende toon is machtig, hoewel hij soms wat erg veel vibrato gebruikt, die ervan afleidt. Audun Iversen, vorig jaar nog in Amsterdam te horen in The Shell Trial, was een Amfortas met een geweldig groot, mooi-meedogenloos geluid, en ook hij wist zijn nieuwe rolopvatting overtuigend gestalte te geven, hoewel hij misschien net een paar procent te licht is voor de zieke koning. Kundry, gezongen door Kristina Stanek, begon prachtig, warm en doordringend, zong in haar grote tweede akte de sterren van de hemel, maar haar stem is eigenlijk een piepklein maatje te klein voor deze zware rol.

 

 

Beklemmende sfeer

De opkomst van Parsifal was apart: met een dode zwaan in de hand raakt hij verzeild in de woonkamer van Amfortas, toegezongen door een (uitstekend zingend) koor van eindeloos veel butlers (of zoiets), die een wat vervreemdende sfeer opriepen: wat deed hij daar? Hoe kwam hij daar? En vooral: waarom wilde Kundry, in de visie van Mijnssen niet meer dan een eenvoudig dienstmeisje, hem direct zoenen en waarom werd haar dat zomaar toegestaan? We misten het voorgeschreven bos, de natuur, die ook voor Wagner zo betekenisvol was, en dat gemis zou de komende uren niet minder worden, want afgezien van wat blauwe kunstbloemen in de laatste minuten nam de beklemmende sfeer van dit landhuisinterieur, hoe mooi ook, elke romantiek, laat staan passie, weg.

De Zweedse tenor Daniel Johansson (Parsifal) zong en acteerde mooi, maar wist zijn stem niet altijd de ontwikkeling mee te geven die de opera behoeft, maar misschien was ook dat een regiewens. Zijn snelle vibrato kon de exacte toonhoogte niet altijd precies vatten.

 

 

Gemiste kans

De beroemde Verwandlungsmusik, waarschijnlijk een van de mooiste muziekstukken uit de Westerse beschaving, werd uitstekend gespeeld, hoewel de heftigheid groter mocht zijn: het is rauwe muziek, waarin volgens Wagner ‘tijd ruimte wordt’, en ook het toneelbeeld, dat in veel andere producties Star Wars-achtige dimensies krijgt, hielp niet mee. Er werd wat met tafels, stoelen en kaarsen gesjouwd, maar een nieuw decor, wat ik na dit optisch taaie uur zeker verwacht had, bleef vreemd genoeg uit, terwijl het toch zo simpel te realiseren was geweest – de gordijnen hingen klaar om opengeschoven te worden. Een gemistere kans was nauwelijks denkbaar. Titurel (Sir John Tomlinson), die overigens al vanaf de eerste minuut aanwezig was geweest (geheel tegen het libretto in) nam op indrukwekkende wijze het woord: het was een eerbetoon aan deze geliefde zanger, die op de respectabele leeftijd van 78 jaar een scènisch mooie oervader vertolkte.

 

 

Zalvende teksten

Een cruciale regiefout was om het koor achter het toneel te laten zingen in wat zonder twijfel Wagners belangrijkste en aangrijpendste koorscène is, waardoor de donderende cantilenen van Amfortas’ ‘ridders’ (weer die butlers, dus) muzikaal in het water vielen en nauwelijks hoorbaar waren – een volstrekt onacceptabele ingreep in Wagners klankbeeld. De machtige graalsonthulling, vaak een massascène op het toneel, werd gereduceerd tot een bescheiden lunch met vier personen, en dat Parsifal de zieke Amfortas te hulp wil schieten bij het opstaan moet een regiefout geweest zijn: Parsifal heeft hier nog helemaal geen empathie en interesseert zich eigenlijk niet voor anderen – dat komt pas een akte later, de crux van de hele opera.

Toch zitten er ook veel mooie details in Mijnssens als altijd zeer muzikale regie, zoals de vragende blikken of een handje dat nét even achter een gordijn blijft hangen. Maar je kunt ook van de Mattheüs-Passion waarschijnlijk wel een familiedrama maken, met geheime relaties tussen alt- en bassolist, wie zal het zeggen? Maar nogmaals: hoe zinvol is het allemaal?

De regie ontspoort volledig als de ‘geestelijken’ aan het eind van de eerste akte de arme Parsifal ook nog even in elkaar trimmen, volkomen in tegenspraak met de zalvende teksten van dat moment – de reden ontging mij volledig, en ik was niet de enige.

 

 

Kunstgeschiedsvervalsing

Ryan Speedo Green blijkt, in de tweede akte, als een indrukwekkende Klingsor, hoewel we ons ook hier in dezelfde sfeerloze woonkamer bevinden als de twee uur ervoor – als die ‘broers’ dan zo uiteengedreven zijn, waarom hebben ze dan dezelfde meubeltjes? Om ons te vertellen dat ze eigenlijk nog steeds dezelfden zijn? De daaropvolgende Bloemenmeisjes doen het uitstekend, en geven een angstaanjagend beeld als vele kopieën van Kundry, maar ook hier wordt het verhaal vervormd: ze zingen niet Parsifal, maar Klingsor zelf toe. Wie niet beter weet denkt waarschijnlijk dat Parsifal ‘zo hoort’, en dat is precies het gevaar van onze tijd: jongere generaties die het werk voor het eerst horen, krijgen een verwrongen beeld van Wagners grootsheid en van die van zijn verhaal (en zelfs muziek!) – we zijn dan getuige van kunstgeschiedsvervalsing, een woord dat ik nooit eerder schreef en dat nooit hoopte te schrijven. Helaas.

 

 

Helderziende verlosser

Het duet tussen Parsifal en Kundry is het hoogtepunt van de voorstelling: beiden komen nu echt los, lijken de regie te vergeten en vallen terug in het oorspronkelijke verhaal. Vocaal bloeien ze op en vervoeren de toeschouwers naar de bestemming der mensheid: compassie en vergeving.

In de derde akte zijn we bij het sterfbed van Amfortas, waar nu ook Klingsor (die bij Wagner in deze akte niet voorkomt) en anderen aanwezig zijn, zoals de oudere Kundry, de oudere Klingsor en nog wat figuren die ik niet zo snel thuis kon brengen. Ook hier is de partituur veranderd, een doodzonde: het gekreun komt nu niet van Kundry maar van Amfortas – in het nieuwe verhaal heel logisch, maar ik hoorde Wagner zich omdraaien in zijn graf in Bayreuth. Ook Gurnemanz moet de partituur geweld aandoen door zijn blijdschap op Klingsor te richten, terwijl die natuurlijk voor de hoofdpersoon is bedoeld. Parsifal wil daardoor maar niet de held worden die Wagner in hem zag – van gevoelloos wezen naar helderziende verlosser, en het is daarom begrijpelijk dat Johansson niet altijd tot zijn recht komt.

 

 

Verdrietige Klingsor

Voor het vijfde achtereenvolgende uur naar hetzelfde decor kijkend werd de zaak scènisch echt doodsaai, en Mijnssen besefte dat waarschijnlijk ook: om onverklaarbare reden vond de begrafenis van Titurel plotseling in de sneeuw plaats – dat er zojuist over het stralende weer is gezongen geeft kennelijk niet. Het gaf weliswaar een prachtig effect, tot je besefte dat de opera wel eens met een verbroederend familiaal kerstdiner zou kunnen eindigen – oh gruwel. De kerstscène bleef gelukkig uit; wel lazen we in een interview het niet minder schokkende bericht dat de regisseuse serieus een euthanasie-ontknoping heeft overwogen, maar die gedachte werd kennelijk (gelukkig) verworpen.

Wel wordt Parsifals gestorven moeder, die een overigens prachtige rouwscène speelt, nog even opgevoerd – een scène die de sneeuwvlokken helaas nog overtrof in kitsch. Alleen de bekeerde en nu hevig verdrietige Klingsor (hij heeft immers broer én vader verloren op één dag) is nog absurder, zeker als hij hartelijk getroost wordt door deze of gene – zeker voor de kenners, die weten dat hij al enkele uren dood behoort te zijn. Ook hier wordt het magische einde van deze allerbeste opera uit de muziekgeschiedenis verknald door de massale koren weer onverstaanbaar achter het toneel te laten zingen, of deels met de rug naar het publiek, waardoor de betovering van de partituur te weinig tot zijn recht komt, hoezeer dirigent en musici het ook proberen. Parsifal is sowieso het beste te genieten met ogen dicht, en dat kan in het prachtige Glyndebourne dan ook volop: muzikaal worden er fantastische dingen gedaan, maar scènisch gebeurt er vijf uur lang… niets.

Peter Schlamilch

 

Info:

https://www.glyndebourne.com/opera-archive/explore-our-operas/explore-parsifal/

You May Also Like

Orkest van de 18e eeuw: Mozarts Figaro maniëristisch en raakt niet

De onnavolgbare zoektocht van Ivo Pogorelich

De Mozart van Nikola Meeuwsen sprankelt

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat