Verdi-festival Parma: een onvergetelijke Macbeth en een robuuste Falstaff

Giuseppe Verdi Falstaff. Filharmonica Arturo Toscanini o.l.v. Michele Spotti. Coro del Teatro Regio di Parma. Met Misha Kiria (Sir John Falstaff), Roberta Mantegna (Mrs. Alice Ford), Caterina Piva (Mrs. Meg Page), Alessandro Luongo (Ford), Giuliana Gianfaldoni (Nannetta), Dave Monaco (Fenton), Teresa Iervolino (Mrs. Quickly) e.a. Regie: Jacopo Spirei. Gehoord: 1 oktober 2025, Teatro Regio, Parma
Giuseppe Verdi Macbeth. Orchestra Giovanile Italiana o.l.v. Francesco Lanzillotta. Coro del Teatro Regio di Parma. Met Vito Priante (Macbeth), Adolfo Corrado (Banco), Maria Cristina Bellantuono (Lady Macbeth), Matteo Roma (Macduff) e.a.. Regie: Manuel Renga. Gehoord: 4 oktober 2025, Teatro Regio, Parma
Door Peter Schlamilch
In Parma ademt alles de geest van Verdi, zeker in de tijd van het Festival Verdi, een van de meest prestigieuze opera-evenementen ter wereld. Verdi werd er vlakbij geboren (Le Roncole) en verhuisde later met zijn ouders naar het nabijgelegen Busseto, waar hij al als vierjarige werd aangesteld als hulporganist. Daar huwde hij ook met zijn grote liefde, Margherita, die al binnen vier jaar stierf, net als hun twee kleine kindertjes, Verdi gebroken achterlatend. Hij keerde er later, als beroemd componist, weer terug, hertrouwde en bracht zijn laatste jaren in afzondering door, teleurgesteld door de slechtheid van de wereld.
Parmaham
Het Verdi-festival werd in 1989 opgericht door het Teatro Regio di Parma om Verdi’s nalatenschap te eren en uit te voeren. Sinds 2003 is het een jaarlijks evenement, gekoppeld aan Verdi’s verjaardag op 10 oktober. De missie is om alle 28 opera’s van Verdi uit te voeren, inclusief zeldzame en originele versies, waarbij de nadruk ligt op kritische edities en historische authenticiteit. Het festival combineert opera met educatie, gastronomie en culturele evenementen in het ‘Terra di Verdi’ (land van Verdi). De producties benadrukken ‘innovatie’, zoals Franse versies of concertante uitvoeringen van zeldzame opera’s (Attila, La Battaglia di Legnano). Dit jaar vond de 25e editie plaats, met als thema ‘Verdi en Shakespeare’, die duizenden bezoekers wereldwijd trok en Parma positioneerde als UNESCO-stad van Gastronomie, met integratie van lokale culinaire tradities zoals de beroemde Parmigiano Reggiano en de Parmaham.

Pierre Audi
Er zijn meestal 3 tot 4 Verdi-opera’s te horen, er zijn concerten en gala’s (waaronder een op Verdi’s verjaardag) en recitals. Er zijn straatparades, installaties, lezingen en jeugdprogramma’s, er zijn zogenoemde Ramificazioni(hedendaagse interpretaties, installaties en performances), open repetities, masterclasses en samenwerking met het Istituto Nazionale di Studi Verdiani, en er is natuurlijk de gerenommeerde Accademia Verdiana, een eliteopleiding voor jonge operazangers die in 2017 is opgericht door het Teatro Regio di Parma. Het is een kostenloos, hoogwaardig programma gericht op het Verdi-repertoire, met training in zang, muziek, theater en management. Jaarlijks worden 12 talenten geselecteerd (vanaf 18 jaar, vaak uit Emilia-Romagna), die lessen volgen van experts zoals Francesco Izzo (directeur) en optreden tijdens het Verdi-festival maar ook daarbuiten. Ook de onlangs overleden ‘Nederlandse’ regisseur Pierre Audi heeft er geregisseerd.

Wasmand
Ik had geluk, want toen ik de generale repetitie van Verdi’s Falstaff bijwoonde – in een overigens uitverkocht Teatro Regio in Parma (alleen voor jongeren onder de 30, 1200 plaatsen, een geweldige belevenis) – wisten we nog niet dat de première ervan niet zou doorgaan wegens een landelijke staking. En hoewel deze generale als volwaardige voorstelling gold die ik ook mocht recenseren, voelde je toch dat veel zangers zich nog een heel klein beetje spaarden voor de grote dag, die dus uiteindelijk pas twee weken later zou plaatsvinden. De voorstelling begint al meteen goed met de uitstekende gespeelde – ultrakorte – inleiding, waartijdens de vloer onder de corpulente Falstaff direct bezwijkt onder diens enorme gewicht. De Georgische bariton Misha Kiria vult niet alleen de zaal met zijn geweldige, imposante stem, maar ook met zijn spel; de hoogmoed en zelfoverschatting druipen van hem af. De prachtige Italiaanse mezzo Caterina Piva (Mrs. Meg Page), die al in alle grote operahuizen van Europa heeft gezongen, zingt en speelt voortreffelijk: haar stem is een genot om te beluisteren en acteren kan ze als de beste – ze draagt daarmee een groot deel van de voorstelling, hoewel de scène waarin Falstaff via een wasmand in de rivier wordt gegooid een beetje in het water valt; daar zal waarschijnlijk nog wel even op gerepeteerd worden. De Siciliaanse sopraan Roberta Mantegna (Alice Ford) zingt verrukkelijk, maar mag af en toe iets meer volume geven.
Hilarisch en muzikaal
Het mag de pret allemaal niet drukken, want de Pisaanse bariton Alessandro Luongo zet ondertussen een heerlijk jaloerse Ford neer die uitstekend doorkomt en de lachers op zijn hand heeft. De Nannetta van de uit Taranto afkomstige sopraan Giuliana Gianfaldoni is meer dan aanstekelijk, haar vriendje Fenton, de Bresciaanse tenor (tevens popzanger) Dave Monaco, zingt schitterend en de Italiaanse mezzo-sopraan Teresa Iervolino brengt Mrs. Quickly in al haar vocale en theatrale glorie tot leven – een heerlijk schouwspel. De regie is gewoon leuk en gelukkig niet modernistisch, het toneelbeeld is steeds verrassend en belichting en kleding zijn uitstekend. De jonge Italiaanse dirigent Michele Spotti brengt een kamermuzikale lichtheid, die soms wat zwaarte, maar ook scherpte ontbeert, zoals de hele voorstelling af en toe wat extra peper, humor en vooral: tumult kan gebruiken, maar dat zal na deze generale ongetwijfeld nog gekomen zijn. Het orkest speelt voortreffelijk en de finale ‘Tutto nel mondo è burla’ was hilarisch en muzikaal fenomenaal: een pareltje om niet te vergeten.
Geminacht en uitgestoten
Nog onvergetelijker was Macbeth, slechts 4 avonden later, nu niet in het enorme theater in Parma, maar in het kleine en intieme Teatro Verdi in Busseto, een half uurtje verderop – het heeft slechts 300 stoelen, en bevindt zich midden in het stadje waar Verdi opgroeide. Het zit boven in de oude Rocca Pallavicino, een kasteel uit de dertiende eeuw dat nu dienstdoet als stadhuis. Aan het eind van zijn leven woonde Verdi op slechts twee kilometer afstand, in zijn villa in Sant’Agata, maar hij moest niks van het theater hebben. Te duur en te klein, vond hij, en zette er nooit een voet binnen, hoewel hij de bouw wel financieel ondersteunde en er zelfs een loge huurde – die hij dus nooit bezocht. Zelfs bij de feestelijke opening in 1868, waarbij alle gasten in het groen gekleed waren (verde = groen), liet de maestro zich niet zien, hoewel hij als jonge musicus al had opgetreden in de eenvoudige voorganger van het theater, op dezelfde plek. Ook het feit dat er maar liefst twee van zijn opera’s werden uitgevoerd, Rigoletto en Un ballo in maschera, kon de verbitterde componist kennelijk niet vermurwen – hij verachtte zijn dorpsgenoten, die hem altijd hadden geminacht en uitgestoten vanwege zijn tweede huwelijk.

Klein wondertje
De zaal is een klein wondertje, een mini-kopie van een bonbonnière als de Scala, met een hoefijzervormige zaal, allerlei prachtige fresco’s en decoraties en maar liefst drie galerijen – vanaf de hoogste verdieping heb je nog steeds het idee dat je de zangers bijna kunt aanraken. Er is een kleine orkestbak en een verrassend goede acoustiek. In 1913 dirigeerde Arturo Toscanini hier Falstaff voor Verdi’s honderdste geboortejaar, en de decors van toen werden in 2001, Verdi’s honderdste sterfjaar, gerestaureerd en zijn nog steeds in gebruik. Ook in 2001 kwamen hier Franco Zeffirelli en Riccardo Muti met Aida en Falstaff. Het was een sensatie, maar ook nu: wie hier een zitplaats heeft bemachtigd, heeft het gevoel 150 jaar terug in de tijd te gaan en Verdi, ondanks alles, tegen het lijf te kunnen lopen en een praatje met hem te kunnen maken, hoewel hij dat waarschijnlijk beleefd zou hebben afgehouden – zeker met een recensent.

Solide en flexibel
De Macbeth die de Italiaanse dirigent Francesco Lanzillotta presenteerde was de eerste versie uit 1847, die ongeveer een derde deel verschilt van de versie uit 1865 die meestal wordt opgevoerd. De oorspronkelijke versie is ‘rauwer’ en staat misschien dichter bij Shakespeare, en het was mooi die eens in zijn geheel te horen, zeker op zo’n unieke plek, hoewel je de latere versie van bv. het vluchtelingenkoor wel enorm mist. Het Orchestra Giovanile Italiana (Italiaans Jeugdorkest) is niet zomaar een orkest, maar wil een ambitieuze springplank zijn voor jonge musici naar een internationale carrière, geworteld in passie en traditie. Het werkte langdurig samen met Riccardo Muti, maar er was ook samenwerking met maestro’s als Carlo Maria Giulini en Daniele Gatti, die gratis lesgaven en het orkest meenamen op tournees. Hoewel het orkest wat was verkleind (35 man!) vanwege de beperkte afmetingen van de orkestbak, klonk het robuust en, afgezien van een enkel piepklein schoonheidsfoutje, solide en flexibel, en altijd in een perfecte balans met de zangers.

Regie
Regisseur Manuel Renga had de toch al piepkleine zaal nog eens verkleind door een extra toneel voor de orkestbak te bouwen, wat prachtig werkt maar in feite onnodig was: de zangers zitten ook zonder deze uitbouw al op je lip en staan de hele tijd bijna levensgroot voor je neus, wat deze voorstelling tot de meest ‘aanraakbare’ maakte die ik ooit zag. Er is ook nog een klein verhoogd podium in het midden, waardoor er veel mogelijkheden voor de over het algemeen sobere regie ontstaan, mogelijkheden die Renga met beide handen aangrijpt: Macbeths vreselijke nachtmerrie wordt er bijna tastbaar door, de geestverschijningen in deze donkere, bovennatuurlijke en magische wereld voelen eerder reëel dan symbolisch en de psychologische waanzin wordt nóg angstaanjagender. En ook al is de tweede finale in deze versie veel bleker dan die van de latere: de intensiteit van deze tegelijkertijd realistische en poëtische regie weet van begin tot eind te boeien, ja zelfs te beangstigen. Het ‘ballet’ van vier spookachtige figuren voegt veel mysterie toe aan de handeling, en wordt prachtig uitgevoerd – dat alles in een beklemmend decor waarin het woord ‘Vaticinio’ (profetie) als een onheilspellende boodschap, als een onontkoombaar noodlotsteken, achter alle hoofdrolspelers opdoemt.

Pure Verdi
De Napolitaanse bariton Vito Priante doorgrondt de psychologie van zijn rol uitstekend en zingt zijn Macbeth met overtuiging, volume, inlevingsvermogen en technische perfectie, hoewel soms iets meer kleurverschillen wenselijk waren geweest. Door zijn acteertalent blijft hij echter steeds volkomen geloofwaardig in zijn rol van de gekwelde vorst, slachtoffer van zijn eigen verdwazing en machtswellust, hem uiteraard ingefluisterd door zijn valse vrouw, indrukwekkend en indringend vertolkt door de Italiaanse sopraan Maria Cristina Bellantuono, die intens en vilein haar Lady de zaal inslingerde en het drama voortstuwde als dat nodig was. De Banco van Adolfo Corrado was heerlijk, edel en met prachtig legato (zijn laagte mocht nog welluidender zijn), terwijl dirigent Francesco Lanzillotta zelfverzekerd en met overtuiging de echte Verdi-klank (wat die ook precies moge zijn) uit het orkest wist te halen. Hij volgde de zangers op de voet en was hen altijd dienstbaar, terwijl hij ze toch met zachte maar besliste hand door het drama voortjoeg. Hij creëerde vele kleuren, nam uitstekende tempi en trok lange spanningsbogen door de hele voorstelling, waarin ook het uitstekende Coro del Teatro Regio di Parma niet alleen heerlijk zong, maar evenzo goed acteerde in de uitgebreide rol die de regisseur het had toebedeeld. Het applaus was enorm, en terecht: dit was een pure Verdi op een plek die overal zijn geest ademt. Een memorabele avond.
Peter Schlamilch
