Grieg en Mahler gepolijst bij Wiener Symphoniker

 

Petr Popelka, Wiener Symphoniker, 2024, Copyright www.peterrigaud.com

Wiener Symphoniker o.l.v. Petr Popelka. Jan Lisiecki, piano. Edvard Grieg: Pianoconcert in a. Gustav Mahler: Eerste symfonie. Gehoord: 3 november 2025, Concertgebouw, Grote Zaal, Amsterdam

Door Peter Schlamilch

 

Alsof je na 4 uur Hamlet nog even het podium betreedt om een paar schuine moppen te tappen: zo voelde het toen de Wiener Symphoniker afgelopen maandag na het applaus voor Mahlers emotionele Eerste Symfonie als toegift de Radetzky-Mars van Johann Strauss inzette. Ik kon mijn oren niet geloven – werden we in de maling genomen of was dit serieus? Ik snap dat je in het huidige tijdgewricht, waarin de traditionele cultuur van alle kanten wordt bedreigd en zelfs aangevallen, iets moet verzinnen om aan de smaak van het grote publiek tegemoet te komen (het publiek vond het ook geweldig), maar zoveel onbegrip voor de lijdende Mahler had ik niet zien aankomen.

 

 

Strijd van de held tegen het lot

Toegegeven, het meesterwerkje van de Weense walsenkoning werd subliem gespeeld, en natuurlijk was het ook een goedbedoelde en aardige geste, maar nogmaals: niet in de programmatische context van Mahlers Eerste. Mahler was pas 27 jaar oud toen hij zijn eersteling componeerde en verkeerde in een intense, bipolaire gemoedstoestand: een mengeling van creatieve euforie, romantische hartstocht, professionele frustratie en diep existentialistisch verdriet. Hij werkte in een koortsachtige geestesstorm van zes weken, vaak ’s nachts – overdag dirigeerde hij aan de Leipziger Oper. Mahler beschreef zichzelf als ‘besessen’ (bezeten) door de muziek – een staat van manische inspiratie waarin ideeën als een stortvloed kwamen. Hij was destijds hopeloos verliefd op Marion von Weber, de vrouw van de kleinzoon van componist Carl Maria von Weber, en droomde van een huwelijk, maar zij wees hem af, wat tot een diepe depressie en zelfmoordgedachten leidde – hij schreef brieven over deze ‘hel van het leven’. Mahler wandelde vaak in de natuur rond Leipzig, waar hij een pantheïstische extase ervoer: ‘De lente ontwaakt!’ – sterk contrasterend met zijn donkere gedachten over dood en vergankelijkheid. Vlak na de compositie kreeg hij een zware darmbloeding door stress; hij zag het als ‘straf van God’. Mahler noemde zijn werk een ‘strijd van de held tegen het lot’. ‘Mijn symfonie is als de wereld: alles erin – vreugde, verdriet, hemel en hel.’

 

 

Adembenemende fagotinzet

De voordracht van Mahlers Eerste zelf ging gesmeerd: de ook voor zeer goede orkesten altijd lastige opening (met moeilijk zuiver te krijgen flageoletten en octaven) klonk voortreffelijk en liet de technische perfectie van deze Wiener Symphoniker (niet te verwarren met de wereldberoemde Philharmoniker) zien, ook al ging niet elke noot perfect: dit orkest is werkelijk heel goed en streeft duidelijk, net als zijn grote broertje, een perfecte klankschoonheid na. Dat ging soms ten koste van de emotionele diepgang, want hoewel dirigent Petr Popelka helder en gedreven dirigeert (helaas volkomen parallel) blijft het wel allemaal net iets te gecontroleerd om echt meeslepend te worden, iets wat je bij Mahler toch wel nodig hebt. De Kafkaëske gekte ontbreekt, en de bijtende ironie bij de jiddische onderbrekingen – een reminiscentie aan zijn oorsprong – evenzeer. Wat overblijft is een technisch hoogstaande uitvoering, die indruk maakt, zoals in het derde deel waarin een prachtige pauk een prachtige contrabas-solo inleidt, die gevolgd wordt door een adembenemende fagotinzet, een fagot die sowieso de hele avond al op eenzame hoogte presteert.

 

 

Hoogtepunt van geluk

Het vierde deel is helder en transparant, hoewel dat nou niet direct de termen zijn waarin je Mahlers muziek zou willen beschrijven: de oerknal aan het begin van het deel is te bescheiden om het hele deel van brandstof te voorzien, waardoor de laatste minuten wat te weinig energie en spanning hebben om een echt bevredigend verhaal te vertellen. Maar het is allemaal behoorlijk puntgaaf en tot in de puntjes afgewerkt en voorbereid, hoewel er net te veel voorbedachte rade heerst om Mahlers soms rauwe en explosieve binnenwereld aangrijpend te kunnen verklanken.

 

 

Ook Edvard Grieg was jong toen hij zijn Pianoconcert componeerde: slechts 27 jaar, maar, in tegenstelling tot Mahler, op het hoogtepunt van zijn geluk, want hij was net vader geworden. Over het Pianoconcert, waarmee het concert werd geopend, zei hij zelf: ‘Ik schreef dit concert in een vlaag van inspiratie, omringd door de Deense natuur – maar met Noorwegen in mijn hart.’ Weinig kon hij vermoeden dat het kindje, Alexandra, vlak na de première aan een hersenvliesontsteking zou sterven, dat het ouderpaar in groot verdriet stortte.

 

Lyrische aanpak

Van al deze tragedies natuurlijk geen spoor in de compositie, en ook niet in het spel van de Pools-Canadese pianist Jan Lisiecki, die een nogal kamermuzikale, sprookjesachtige en bijna Chopin-achtige lezing van Griegs partituur gaf: zijn rechterhand parelde bijwijlen ragfijn over de toetsen, en de dromerige passages in het concert waren feeëriek en poëtisch. De wat sterkere passages klonken soms iets te sober, en bij de echte uitbarstingen had ik soms het idee dat hij werd geremd door de misschien wat te beperkte klankrijkdom van het instrument op het podium, maar dat kan mijn interpretatie zijn – hoe dan ook: zijn openingsaccoorden klonken een tikje kaal, en ik weet niet of dat helemaal aan de pianist lag. Door Lisiecki’s lyrische aanpak ging ook het orkest opvallend bescheiden spelen, waardoor de echte dialoog tussen musici en pianist af en toe wat verloren ging. Allemaal op topniveau, hoor, daar niet van, maar soms wenste ik dat solist en orkest wat dieper in de toetsen c.q. snaren gingen.

 

 

Stroming en reuring

In het tweede deel kwam Lisiecki volledig tot zijn recht: technisch vrijwel volmaakt, en poëtisch fenomenaal, maar ook hier had ik het idee dat hij meer diepte uit het instrument wilde halen dan erin zat. In het slotdeel viel vooral op hoe perfect orkest en dirigent de solist wisten te begeleiden in een bijkans perfecte eenheid, die echter ook hier wat minder gepolijst en wat meer explosief had mogen zijn. Solist en dirigent zijn allebei retorisch heel sterk en de eerder wat te vluchtige dialectiek werd hier volwassener en krachtig, uitmuntend in een werkelijk uitstekende en boeiende cadens, die toonde dat Lisiecki een uiterst begaafde en technisch perfecte pianist is. En met net iets meer passie, stroming en reuring zou de avond volmaakt zijn geweest.

Peter Schlamilch

 

Info:

https://www.wienersymphoniker.at/en

You May Also Like

Fux’ Kaiserrequiem eloquent en aangrijpend bij Bachvereniging

De keuze van Klaus Mäkelä: Normans klassieke game muziek

Pianiste Isata Kanneh-Mason en dirigente Avni zitten niet op hetzelfde spoor in Rachmaninoff

Orkest van de 18e eeuw: Mozarts Figaro maniëristisch en raakt niet