De Mozart van Nikola Meeuwsen sprankelt

Concertgebouw Kamerorkest o.l.v Michael Waterman, viool m.m.v Nikola Meeuwsen, piano. Werken van: Price, Mozart en Stravinsky. Gehoord: Tivoli Vredenburg, Utrecht, 24 april 2025

Door Willem Boone

 

Florence Price

Tot voor kort hoorde je de muziek van Florence Price nauwelijks, maar de laatste tijd is deze met een revival bezig: Yannick Nézet-Seguin nam met het Philadelphia Orchestra haar symfonieën nrs 1 en 3  op, pianist Behzod Abduraimov voerde haar Fantasie nègre nr 1 uit en nu begon het Concertgebouw Kamerorkest zijn optreden met het Andante moderato uit haar Strijkkwartet nr 1 in g, gespeeld in een bezetting van twintig strijkers. Het vormde een mooi, stemmig, maar ook enigszins atypisch begin van de avond. Haar muziek was welluidend, maar had bij wijze van spreken ook van Dvorak kunnen zijn. Wat beide componisten gemeen hebben, is het gebruik van volksmuziek in hun stukken. Dvorak deed dat veelvuldig met Boheemse volksmuziek en Price zag spirituals als een belangrijke basis voor haar composities. In de beginmelodie van bovengenoemd langzame deel waren inderdaad invloeden uit Afro-Amerikaanse spirituals hoorbaar.

 

 

‘Mozarts Eroica’

Hierna volgde het Negende pianoconcert in es KV 271, ook wel bekend als het ‘Jeunehomme-concert.’ Het neemt een bijzondere plaats binnen Mozarts binnen diens pianoconcerten in. Hij had er al eerder een aantal geschreven, maar deze waren op zijn best galant te noemen. Met dit concert dat Mozart op zijn 21e schreef maakte hij ineens een enorme ontwikkeling door. Het emotionele zwaartepunt bereikte hij in het Andantino, dat qua diepgang doet denken aan een ander meesterwerk, het tweede deel uit de Sinfonia concertante voor viool, altviool en orkest KV 364, dat overigens in dezelfde toonsoort geschreven is. Het is verbazingwekkend dat de componist die tot dan toe vooral muziek geschreven had met een sterk ‘rococo-gehalte’ zich emotioneel zo in de kaart laat kijken. Wijlen pianist Alfred Brendel noemde dit concert, waarschijnlijk om die reden, ‘een wereldwonder’, terwijl Alfred Einstein het had over ‘Mozarts Eroica.’

Het concert is technisch moeilijker dan de vorige pianoconcerten en het is naar verluidt geschreven voor een rondreizende Franse klaveciniste, Mlle Jeunehomme. Over haar is weinig bekend, behalve dat ze tijdens een rondreis in 1776 of in het voorjaar van 1777 Salzburg aandeed en daar Mozart ontmoette. In 1778 zou hij haar opnieuw in Parijs ontmoet hebben. Het menuet dat ineens in het laatste deel, Rondo presto, opduikt zou mogelijk een verwijzing naar de vader van deze pianiste, die als danser in Parijs werkte, zijn. In dit concert is Mozart op nog andere manieren baanbrekend: zo laat hij in het eerste deel, Allegro, al direct na het eerste motief de piano inzetten, wat hij verder in geen enkel pianoconcert meer zal doen. In het laatste deel onderbreekt hij het snelle tempo door het hierboven genoemde menuet met variaties, wat hij in het laatste deel van zijn Pianoconcert nr 22 in es KV 482 zal herhalen.

 

 

Nikola Meeuwsen

Pianist Nikola Meeuwsen speelde dit concert tijdens een van de voorrondes van het Koningin Elisabeth Concours. Daar is het verplicht om een van de pianoconcerten van Mozart te spelen en dat is een uitstekende toetssteen om na te gaan of een pianist muziek met ‘weinig noten’ (in elk geval aanzienlijk minder dan in concerten uit de romantiek!) uit de voeten kan. De muziek van Mozart is  bovendien zo transparant is dat ze genadeloos ieder foutje laat uitkomen. Meeuwsen vertelde eerder dat hij tijdens de uitvoering van ditzelfde pianoconcert in Brussel ‘echt gelukkig was en niet aan de sfeer van een concours dacht’. Verder is hij erg op dit stuk gesteld door de muzikale kwaliteiten ervan. Zijn spel klonk parelend en in positieve zin ‘onopvallend’, in zoverre dat hij niet de aandacht naar zich toetrok, maar streefde naar een kamermuzikale uitvoering. In dat opzicht kwam het goed uit dat het orkest in kleine bezetting speelde, waarbij opviel dat het spel van de twee hoorns niet overal subtiel was. Ik luisterde ter vergelijking naar de uitvoering van zondag 26 oktober in het Concertgebouw en daar improviseerde Meeuwsen in de cadens door kort de aria ‘Voi que sapete’ van Cherubino uit ‘Le nozze di Figaro’ te citeren, wat hij in Utrecht niet deed. Het was aardig om te horen dat uitvoeringen zo kort na elkaar dus echt verschillen. In het diepzinnig middendeel leek zijn spel op dat van een fortepianist: hij deed niet aan schaalvergroting door de Steinway geweld aan te doen. Zijn spel was zangerig en het riep herinneringen aan een opera-aria op. De cadens aan het eind klonk fluisterzacht. Het laatste deel straalde levensvreugde uit door het snelle tempo, met fijnzinnig spel in het menuet. Als toegift speelde hij de Bagatelle nr 3 in es opus 126 van Beethoven, die fijnzinnig en tegelijk geheimzinnig van aard was.

 

 

Stravinsky en Mozart

Het was een goed idee om het Concert in D ‘Basel’ van Stravinsky uit te voeren, zodat er ook enig ‘gekruid’ idioom op het programma stond. De strijkers, aangevoerd door Michael Waterman, waren excellent en klonken alsof ze een strijkkwartet uitvoerden. In het Arioso- andantino produceerden ze een volle klank en in het afsluitende Rondo allegro was het spel levendig.

 

 

Als laatste bracht het ensemble een ander geniaal werk van Mozart, diens vroege jeugdsymfonie nr 29 in A KV 201.Het is bijzonder dat hij slechts 17 jaar oud was toen hij dit schreef. Het Concertgebouw Kamerorkest deed alle recht aan het blijmoedige eerste deel, Allegro moderato. Het Andante, deed opnieuw aan een opera denken. Het spel van de strijkers was mooi gedempt, het Menuetto allegretto werd een lichtvoetige dans en in het laatste deel, Allegro con spirito, deed het orkest vergeten dat Mozart hier nogal eens zichzelf herhaalt. Het spel was slank en logenstrafte postuum de uitspraak van Frans Brüggen dat ‘iedere noot Mozart door het Concertgebouworkest een leugen is.’ Een absurde uitspraak, die overigens al veel eerder gelogenstraft is in de prachtige opnames die Mozartkenner Josef Krips met dit orkest van de laatste 20 Symfonieën maakte. Er volgde zelfs een toegift, een deel uit een Motet van Bruckner, waarin het ensemble een laatste keer als één klonk.

 

Info:

https://www.concertgebouwchamberorchestra.com

You May Also Like

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat

Ana Carmen Balestra: onthoud die stem!

Orchestra Sinfonica di Milano – Tjeknavorian analytisch en meeslepend

Opernhaus Zürich – Terfel en Kaufmann laten wanhoop en bloed rijkelijk vloeien in Tosca