Het Muziekgebouw aan ’t IJ bestaat 20 jaar!

Minfestival ter ere van het 20-jarige bestaan Muziekgebouw aan ‘t IJ. Akim Moiseenkov (elektronica), Amsterdams Andalusisch Orkest, Katharine Dain (sopraan), Diamanda Dramm (viool), Quirine Viersen (cello), Ralph van Raat (piano), Quatuor Danel, Capella Amsterdam o.l.v. Daniel Reuss, Candida Thompson (viool), Tim Posner (cello). Gehoord: 20 september 2025, Muziekgebouw, Amsterdam.

Door Wenneke Savenije

 

Jan Wolff en de nieuwe muziek

Het lijkt nog maar zo kort geleden dat ik met mijn dochtertjes in de bakfiets naar de IJsbreker fietste, waar ze balletles kregen van Mareen Kramer, de ex-vrouw van Jan Wolff (1941-2012), die de wachtende moeders in het cafe van koffie voorzag. Wolff was zijn carrière in de muziek begonnen als hoornist in o.a. het Concertgebouworkest, Orkest De Volharding, het Nederlands Blazers Ensemble en het Willem Breuker Kollektief. Maar al snel ontpopte hij zich tot een gedreven pionier in nieuwe klanken en eigentijdse composities, waamee hij het publiek wilde laten kennismaken. Wolff wist een oud pakhuis aan de Weesperzijde 23 in Amsterdam te bemachtigen, verbouwde het tot een muziekzaal en richtte daar in 1981 De IJsbreker op, een concertpodium voor nieuwe muziek aan de Amstel, dat al snel uitgroeide tot hét centrum voor eigentijdse muziek in Nederland. In het kleine, benauwde en broeierige concertzaaltje gebeurden spannende dingen. Er werd bijzondere kamermuziek gespeeld van componisten als Ligeti, Stockhausen, Boulez en Cage, er klonken premières van het werk van (jonge) componisten uit binnen- en buitenland. Louis Andriessen en zijn Haagse school werden er kind aan huis, er werd geïmproviseerd door jazzmusici als Willem Breuker én klassieke musici en er waren festivals over nieuwe stromingen, waaronder ‘minimal music’ en ‘nieuwe muziek uit de Sovjet-Unie.’ Ook waren er festivals rondom intrigerende thema’s als ‘ruis’ en ‘stilte’. Er werd vrolijk geëxperimenteerd met elektronische muziek, computers en multimedia en de ondernemende Wollf haalde niet-Westerse musici uit landen als India, Afrika en het Midden-Oosten naar de IJsbreker om de muzikale dialoog aan te gaan met hedendaagse componisten uit het Westen. Wolff organiseerde ook regelmatig kinderconcerten en jongerenprogramma’s, maar het allerleukste vond ik in die tijd de themaweken rondom een bepaald instrument, bijvoorbeeld de hoorn en de altviool. Zo ontdekte ik dat het kicksen van hoornisten heel normaal is en er gewoon bijhoort (zodat ik er daarna nooit meer kromme tenen van kreeg…) en dat er nóg meer repertoire voor de altviool is geschreven dan ik, als voormalig altvioolstudent, tot dan toe in de gaten had.

 

 

Van IJsbreker naar Muziekgebouw aan ‘t IJ

De IJsbreker, die momenteel dienst doet als koffie- en theehuis, loungeplek en restaurant en succvesvol gerund wordt door Wolffs zoon Andreas Wolff, was een muzikale vrijhaven, geregeerd door vrije geesten. Je kon er ook lekker lunchen en biertjes drinken, kinderen renden er vrolijk rond en de avontuurlijk aangelegde Wolff gedroeg zich als een beminnelijke gastheer. Totdat hij met ‘zijn’ musici en ensembles – waaronder het Schönberg Ensemble, het ASKO Ensemble, Maarten Altena Ensemble, Slagwerkgroep Den Haag – niet meer in het benauwde zaaltje pastte, waar de op elkaar gepropte mensen soms flauwvielen vanwege de slechte ventilatie. Het werd hoog tijd voor iets nieuws. Daartoe fuseerde Wolf in 2000 met het Amsterdams Muziekcentrum De Meet, gehuisvest in een voormalige rooms-katholieke kerk aan de Derde Oosterparkstraat waar veel gerepeteerd werd door de al genoemde ensembles en het Nederlands Blazers Ensemble. Samen richtten ze in 2001 de stichting Muziekgebouw aan ’t IJ op en uit deze combinatie van een kleinschalig concertpodium en een werkplaats voor nieuwe muziek, zou uiteindelijk het Muziekgebouw aan ’t IJ voortkomen, een groot en modern ‘droompaleis’ voor de nieuwste ontwikkelingen in de muziek. Wolff: ‘Ik had vijfentwintig jaar rondgetrokken, op allerlei rotplekken moeten repeteren, koud, akelig, zonder koffie.’ Er móést dus een nieuw muziekhuis komen en de eerste opgave voor Wolff was het vinden van een geschikte plek in Amsterdam, waarbij talloze opties de revue passeerden, van Felix Merites en de Valeriuskliniek tot aan het oude Gerechtsgebuw aan de Prinsengracht en het PTT-gebouw nabij Station Centraal, maar niets voldeed. Wolff stelde zich op als een onvermoeibare straatvechter voor het goede doel, spande met meer en minder succes de gemeente, het rijk en andere bronnen voor zijn karretje om fondsen en subsidies te vergaren en stak, als hij weer eens zijn zin niet kreeg, zijn woede niet onder stoelen of banken. Zo stuurde hij op een dag een enorme houten plank op naar het Fonds voor de Podiumkunsten (of was het de Raad voor de Kunst?), omdat ze zijn plannen voor een hedendaags muziekcentrum niet genoeg ondersteunden. Met zijn ludieke actie hoopte Wolff voor eens en voor altijd duidelijk te maken dat al die commisieleden ‘een plank voor hun kop’ hadden.

 

 

Multifunctioneel muziekpaleis

Toen hij uitiendelijk Duco Stadig, de wethouder stedelijke ontwikkeling mee wist te krijgen, opende zich nieuwe perspectieven. Er werd 1,3 miljoen gereserveerd voor een nieuwe concertzaal, die samen met o.a. Eye, de Openbare Bibliotheek en het Bimhuis, onderdeel zou worden van de ontwikkeling van de Oostelijke Handelskade, compleet met passagiersterminal voor cruiseschepen en een groot hotel. Gedacht werd aan een grote zaal voor zo’n 725 mensen en een kleine van 100 mensen. In het gebouw moesten ook kantoren van ensembles en festivals als het Holland Festival ondergebracht worden, want Wolff vond dat het Muziekgebouw een multifunctionele plek moest worden waar muziek niet alleen wordt uitgevoerd, maar ook ontstaat. Bureau Peutz werd erbij gehaald voor de akoestiek en het Deense architectenburea Nielsen, Nielsen en Nielsen kwam met het prachtige ontwerp voor wat, zo’n zestig miljoen euro verder, uiteindelijk het imposant ogende Muziekgebouw aan ’t IJ zou worden, dat in ingenieuze verstrengeling met het BIMhuis, op 15 juni 2005 zijn glazen deuren opende voor het nieuwsgierig toestromende publiek met een bijzonder concert, waarvoor Louis Andriessen de feestmuziek voor drie ensembles schreef met als toepasselijke naam: De opening.  Als creatieve directeur en programmeur zette Wollf de lijn voort van de IJsbreker, zodat er in het Muziekgebouw aan ’t IJ niet alleen nieuwe en elektronische muziek klonk, maar ook oude muziek, multiculturele muziek, alternatieve pop en jazz en kleinschalig muziektheater. Hij organiseerde zomerfestivals, allerlei educatieve en thematische projecten en er kwam een componeerwerkplaats voor kinderen. Bij dat alles was hij apetrots op de heldere akoestiek in het Muziekgebouw aan ’t IJ, die zich in tegenstelling tot de meer wollige en fluwelen akoestiek in het Concertgebouw goed leent voor het bereiken van structurele helderheid in hedendaagse composities.  Jan Wolff: ‘Een musicus voelt direct of het goed is’… ‘Mensen willen best naar rare muziek luisteren … als het maar uit die bedompte sfeer gehaald wordt.’  Daar kreeg hij deels gelijk in.

 

 

Grenzeloze programmering

Wolff keek graag ver over de grenzen, maar zijn lichaam liet hem daarbij onvoorzien in de steek: hij werd ernstig ziek en kreeg de diagnose nierkanker. Als gevolg daarvan moest hij in 2008 zijn functie neerleggen, wat hem veel verdriet zal hebben gedaan. In 2012 kwam hij te overlijden, kort nadat de Heavy Metal-liefhebber Halbe Zijlstra met een botte bijl de subsidies voor muziek en podiumkunsten had geminimaliseerd door 200 miljoen op cultuur te bezuinigen, wat op zijn minst ook bedreigend was voor het Muziekgebouw aan ’t IJ. Maar het centrum voor de nieuwe muziek overleefde en de avontuurlijke geest van Wolff waart nog altijd door het gebouw. Zijn opvolger Timo Haenen bleek te streng in de leer en wilde alleen maar de allerbeste uitvoeringen van de beste hedendaagse muziek uit binnen- en buitenland programmeren, met als gevolg dat de bezoekersaantallen al snel nogal tegenvielen. Daarna kwam Maarten van Boven van voorheen poppodium Paradiso, die het samen met zakelijk directeur Boudewijn Berentsen meer in de breedte ging zoeken, want met enkel hedendaagse klanken krijg je de zaal niet snel vol. Behalve nieuwe muziek en aandacht voor actuele ontwikkelingen werd er ook ruimte geboden aan o.a. koormuziek en andere vokale muziek, strijkkwartetten en pianorecitals, liefst van zich onderscheidende musici met een bijzondere speelwijze en een niet al te voor de hand liggende repertoirekeus.

 

 

 

Momenteel werken verschillende programmeurs intensief met Berentsen samen.  Ook barok, klassiek en zelfs romantiek komen nu regelmatig aan bod, maar wel in veel mindere mate dan in het Concertgebouw. Deze wereldberoemde muziektempel aan de Van Baerlestraat zou je kunnen vergelijken met het Rijksmuseum, terwijl het Muziekgebouw aan ’t IJ meer weg heeft van het moderne en vernieuwende Stedelijk Museum. In het Concertgebouw draait alles om de Grote en Kleine Zaal, maar het Muziekgebouw speelt meer met zijn ruimtes, en laat musici ook optreden op het Terras, het Loading Dock of in de Entreehal. In de loop der tijd zijn de artistieke grenzen tussen de programmering van beide podia een beetje vervaagd, dus je kan tegenwoordig in het Muziekgebouw aan ’t IJ muziek uit alle tijden horen spelen door virtuoze uitvoerders die je eerder in het Concertgebouw zou verwachten en vice versa.

 

 

Gemengd publiek

Wat een enorme impuls heeft gegeven aan de populariteit van het Muziekgebouw aan ’t IJ bij het grote publiek zijn twee muziekfestivals: de tweejaarlijkse Cello Biënnale van Maarten Mostert, die vanaf de eerste editie in 2006 in alle opzichten mega succesvol is en door zijn fantasierijke programmering enorm veel bezoekers trekt, en sinds 2018 ook de tweejaarlijkse Strijkkwartet Biënnale van Yasmin Hilberdink. Wie nu denkt dat het publiek in het vernieuwende Muziekgebouw aan ’t IJ veel jonger en informeler is dan in het Concertgebouw komt bedrogen uit. Ook in het Muziekgebouw aan ’t IJ is een groot deel van het publiek behoorlijk vergrijsd en vijftig plus of ouder, terwijl het gemengde publiek in het Concertgebouw de laatste jaren juist wat jonger lijkt te worden en zich ook wat informeler kleedt. Over het algemeen hebben de fanatieke muziekliefhebbers, die vaak zelf een instrument bespelen en in spijkerbroek met trui verschijnen, een lichte voorkeur voor de meer avontuurlijke programmering in het Muziekgebouw aan ’t IJ, maar in het Concertgebouw komen nog steeds de beste (en duurste) solisten en orkesten. Het is dus maar waar je zin in hebt. Zelf beschouw ik het als een luxe dat ik kan afwisselen.

 

 

 

Minifestival ter ere van 20 jaar Muziekgebouw

En zo liep ik afgelopen zaterdag de overvolle hal van het Muziekgebouw an ’t IJ binnen om mee te beleven dat het gebouw zijn 20-jarige jubileum vierde. Voor de kassa’s was een extra toegangshek neergezet, waar elke bezoeker doorheen moest om een lint met nummer aangereikt te krijgen, dat je om je nek moest hangen. Ik kreeg nummer 5 en voegde me bij een jongeman, die een vlag in de lucht stak met nummer 5 erop. Het had wel iets weg van een schoolreisje, er heerste een vrolijke opwinding en iedereen die zijn groepje had gevonden liep braaf achter de leider aan om op een van zes bespeelde plekken in het Muziekgebouw – Artiestenfoyer, Atriumzaal, Kleine Zaal, Loading Dock, Studio 1, Entreehal- een miniconcert van 15 minuten mee te maken.

 

 

 

 

Zo belandde ik samen met o.a. Hans Heg, de oud-muziekredactuer van de Volkskrant, in de Atriumzaal waar muzikale uitvinder, componist, toetsenist, vocalist en producer Akim Moiseenkov experimenteerde met een chaos aan elektronisch geluid en digitaal beeld. Als een ervaren DJ stond hij op lekkere ritmes te mixen aan zijn tafel met apparatuur en al na vijf minuten zat ik me er gruwelijk bij te vervelen. ‘Heb je Terry Riley in de jaren zeventig gezien?’, fluisterde Hans Heg in mijn oor. Nee dus, want toen was ik nog een puber. ‘Sinds die tijd is er helemaal niets veranderd!’

 

 

 

Gelukkig zijn 15 minuten zo voorbij, dus daar sjokte ons groepje (waarvan zeker de helft hoogbejaard) dapper de trappen af en weer op om helemaal boven in het gebouw, in de Kleine Zaal, te luisteren naar het steeds populairder wordende Amsterdams Andalusisch Orkest, dat zich uitleeft in Arabo-Andalusische muziek. Hun optreden met delen uit de Marokkaanse suite Hijaz al Kabir sprak tot de verbeelding, niet in de laatste plaats door de fantastische voorzanger, de opzwepende trommelaar en de fascinerende violist, die moeiteloos de Arabische toonsoorten verfraaide met allerlei subtiele versieringen. En verder ging de voetreis door het gebouw, nu naar de Artiestenfoyer, waarbij ik onderweg pianist Ralph van Raat met de portier zag praten, maar helaas zijn optreden op het Loading Dock mistte, omdat ik niet doorhad dat je beter van de groep kon afwijken om de dingen te horen die je echt wilde horen.

 

 

 

Groep 5 werd nu vergast op een improvisatorisch duooptreden van de geweldige sopraan Katharine Dain, die alles kan met haar krachtige stemgeluid, en de anarchistische violiste Diamanda Dramm, die moeiteloos heen en weer pendelde tussen flarden uit de Chaconne van Bach en vrije improvisatie met Dain. Daarna was het ineens pauze en kregen alle bezoekers in de Entreehal champagne en een taartje, terwijl trompettisten Bas Duister en Arthur Kerklaan hoog in de lucht vanaf een balkon en halverwege de houten trappen op zeker 15 meter afstand van elkaar in de vorm van het duet Telephone van Kate Moore een prikkelend muzikale ‘dialoog’ door de ruimte voerden.

 

 

 

Hoogtepunt van de avond was de huiveringwekkend mooie verklanking van Sjostkovitsj’ onheilspellende Strijkkwartet nr. 5 in Bes op. 92 door het Quatuor Danel in de Grote Zaal, gevolgd door het sereen en mysterieus uitgevoerde Plainscapes van Peteris Vask, heel fraai gezongen door Capella Amsterdam o.l.v. Daniel Reuss en verrijkt door de ingetogen invulling van de solopartijen door violiste Candida Thompson en cellist Tim Posner van Amsterdam Sinfonietta.

 

 

 

Zo eindigde wat vrolijk en jolig begon in somberheid en diepe ernst, wat duidelijk maakte dat in het Muziekgebouw aan ’t IJ ruimte is voor muziek in alle stijlen en uit alle windstreken.  In de brochure voor het nieuwe seizoen geeft het Muziekgebouw aan ”t IJ per concert met jubileumicoontjes aan wat naar mening van de huidige programmeurs typische Muziekgebouw-concerten zijn, maar ook de niet gemerkte concerten zijn stuk voor stuk de moeite van het beluisteren (en soms bekijken) waard. Amsterdam mag zich rijk rekenen met de materialisatie van de droom van Jan Wolff.

 

 

 

Wenneke Savenije

 

Info:

www.muziekgebouw.nl

You May Also Like

Bezielde Sibelius door Liza Ferschtman en het Brussels Philharmonic

Residentie Orkest van verstild tot bloedstollend

Sō Percussion met betoverende wereldpremière van Caroline Shaw

Maxim Vengerov speelt fenomenale Tsjaikovski in De Singel in Antwerpen