Hoort religieuze muziek in de kerk of is het (museum)kunst?
Cantoria o.l.v. Jorge Losana, Het koorboek van Margaretha van Oostenrijk III. Gehoord in Sint-Augustinuskerk te Utrecht op 1 september 2025. Vox Luminis o.l.v. Lionel Meunier, Das Altbachische Archiv deel 1. Gehoord in de Jacobikerk te Utrecht op 4 september 2025 . Beide concerten i.s.m. Festival Oude Muziek.
Door Suus Blanke
De oorsprong van onze muziekcultuur
Aan het begin van onze jaartelling was muziek in de kerk verboden omdat muziek zou afleiden van het woord van God. Toendertijd bestond er nog geen schrift en later werden de (bijbelse) teksten homofoon gezongen om ze te onthouden. Tijdens de homofone gezangen werden wel fouten gemaakt en zo ging men langzamerhand de tweestemmigheid/ polyfonie waarderen die zich in de Renaissance tot een complex stemmenweefsel ontwikkelde. Tot voor deze tijd werd er (anoniem) gezongen en maakte men muziek en beeldende kunst in de naam van God, terwijl tijdens de Renaissance het persoonlijkheidsbewustzijn zijn intrede deed en daarmede de volksmuziek de kerk werd binnengehaald. Zo ontstond een vermenging die leidde tot onze muziekcultuur in het Westen van Europa. Met deze wetenschap is het een interessante vraag of kerkmuziek als museumkunst kan worden beschouwd.
Behalve een verticale programmering, kent het Festival Oude Muziek (FOM) ook een horizontale programmering, waardoor nagenoeg elke dag van het festival om 17.00 uur een concert met kerkmuziek geprogrammeerd stond in een heiligdom in Utrecht. Tijdens zeven concerten werd uit het koorboek van Margharetha van Oostenrijk gezongen, uitgevoerd door verschillende ensembles. De andere twee dagen zong Vox Luminis uit het Altbachisches Archiv dat Johann Sebastian Bach bij elkaar heeft gebracht. Het is heel bijzonder om op een drukke middag in de binnenstad van Utrecht naar een kerk te lopen of te fietsen omdat je je opeens in een andere wereld buiten het drukke stadsleven bevindt in een gewijde stille ruimte. Misschien dat daarom het publiek massaal op deze concerten was afgekomen.
Cantoría zingt uit een museaal koorboek
Een bijzondere parel staat naast de Rembrandt bioscoop aan de Oude Gracht en heet de Sint-Augustinuskerk, die van binnen heel licht is en versierd met prachtige ornamenten waarvan mijn buurvrouw zich afvroeg hoe vaak ze deze afstoffen want het interieur ziet er opmerkelijk schoon en verzorgd uit. Het Spaanse ensemble Cantoría zong motetten van Juan de Anchieta (1462-1523) die werden gezongen in de muziekkapel van de Spaanse Katholieke Koningen, waar muziek werd opgevat als weerspiegeling van het geloof en de waardigheid van de monarchie. Deze werden afgewisseld met missen van de Vlaamse Pierre de la Rue (1452-1518) die opgetekend staan in het koorboek van Margaretha van Oostenrijk. Dit Mechelse handschrift uit 1515 bevat meer dan magistrale polyfonie; het is één van de mooiste handschiften uit de zestiende eeuw en is tevens een luxueus visitekaartje van de Habsburgse dynastie. Dit koorboek werd vervaardigd in het Mechelse atelier van de beroemde kopiist Petrus Alamire en van miniaturen voorzien die deels afkomstig zijn uit het Gentse atelier van Gerard Horenbout. Behalve het boek zelf, is ook de genoteerde muziek een waar stukje museumkunst, die het jonge ensemble Cantoría afwisselde met de Spaanse motetten onstaan naar aanleiding van het huwelijk van Margaretha van Oostenrijk met prins Johan van Aragon, één van de meest ambitieuze allianties van de Renaissance die Castilië en de Habsburgers met elkaar verbond en daarmee ook een cultureel kruispunt vormde.
Oude noten vanaf de iPad
De muziek uit beide landen werd fantastisch, zuiver, fris en als nieuw tot klinken bracht, terwijl de meeste zangers (lachwekkend genoeg) van een iPad zongen waarin deze oude noten waren opgeslagen. Wat ook heel erg van deze tijd was dat het concert werd geopend door een vrouwelijke organiste, wat in de tijd van Margaretha onmogelijk zou zijn geweest. Ook de twee hoge stemmen van het ensemble werden bezet door vrouwen, terwijl een kleine veertig jaar gelden dit in de authetieke uitvoeringspraktijk toch echt door jongenssopranen zou moeten worden gezongen, of het op zijn minst ter discussie zou worden gesteld.
Tijdens het concert kon ik niet ontwaren wie de leider van het ensemble was, zo een homogene eenheid vormde zij wanneer zij zongen. Na afloop trad de leider, Jorge Losana, naar voren en vroeg heel serieus of wij als Nederlands publiek het als heel bezwaarlijk hadden ervaren dat het ensemble de Vlaamse missen hadden afgewisseld met de Spaanse motetten. Nu hoop ik dat er onder het Nederlandse publiek geen haatdragende gevoelens meer leven vanwege de tachtigjarige oorlog, die toch wel heel erg lang geleden is gevoerd. Een interessante vraag die daarop volgde was of we hadden genoten van de verschillen tussen de Spaanse en Vlaamse polyfonie. Maar die was echt aan kenners gesteld, want wat mij vooral was opgevallen was de magie die in de Sint-Augustinuskerk was ontstaan tussen de zangers en de luisteraars, waarbij de museale liederencollectie op magische wijze in meanderende polyfone tot stand werd gebracht met ondersteuning van het orgel. Aan het einde van het concert liepen de musici door het middenpad de kerk uit, waar ze op de Oude Gracht in gesprek gingen met het publiek, tot grote ergenis van de voorbijrijdende fietsers, die luidruchtig met hun fietsbellen rinkelden om zo snel mogelijk naar huis te rijden, terwijl zij niets van deze bijeenkomst op straat begrepen, die was ontstaan in het uur daarvoor in de Sint-Augustinuskerk.
Vox Luminis zingt muziek uit het muziekarchief van de familie Bach
Op donderdagmiddag stroomde het publiek in groten getale naar de ruime Jacobikerk, die zich ongeveer naast de Bijenkorf bevindt, om naar het eerste deel te luisteren van het archief dat J.S. Bach (1685-1750) vanaf 50-jarige leeftijd heeft samengesteld met muziek van familieleden die hem voorgingen. Het publiek zat op elkaar gepropt als in een vliegtuig, en er waren zelfs luisterplaatsen zonder zicht achter een pilaar, maar overal in de kerk is de akoestiek prachtig. Als eerste klonk de muziek van Johann Bach (1604-1673) door de Jacobikerk, in wisselende formaties waarbij ensemble Vox Luminis gebruik maakte van de gehele ruimte door groepjes zangers in de kerk te verdelen, wat wel voor disbalans in het volume zorgde wanneer je, zoals ik, dicht bij het podium zat. Maar je kon het ook ervaren als stemmen die uit de hemel kwamen. In afwisseling met een groots klinkend kistorgel, bespeeld door Bart Jacobs die de zangers tot een stevige steun was, fleurde deze niet erg briljante muziek wel op. Daarintegen was de muziek van de veel jongere Johann Christoph Bach (1642-1703) veel spannender vanwege de wijze waarop hij de zangstemmen door elkaar had verweven. Bij de nog iets jongere Johann Michael Bach (1648-1694) zakte alles weer in en begon ik mij af te vragen of ik naar een archief vol met stoffige oude muzieknoten zat te luisteren die niet tot leven wilde komen, of dat de muziek helemaal uit zijn context was gehaald omdat deze eigenlijk bedoeld en geschreven is ter ondersteuning van een kerkdienst op dat gegeven moment in de tijd. Maar dat geldt ook voor heel veel kerkelijke muziek van andere componisten, waaronder J.S. Bach zelf, die wel heel goed en interessant klinken tijdens een concert in een kerk of concertzaal, waar de muziek zeker niet voor bedoeld was. Ik kreeg ook het idee dat het bekende en geliefde ensemble Vox Luminis gewoonweg zijn dag niet had, want hoewel Lionel Meurnier als zeer duidelijke leider erg zijn best deed, werd er niet altijd even zuiver geïntoneerd en mengden de vrouwenstemmen niet goed met met geheel, waardoor deze erg op de voorgrond kwamen. Slecht één klein momentje onstond er iets van de magie die menselijke stemmen kunnen creëren, maar het gehele concert gaf mij de indruk dat ik op een schilderijententoonstelling was beland van de voorgangers van Rembrandt, die ook best leuk konden schilderen, maar lang niet zo goed als die éne grote meester.
Toegift met een rouwrand voor Fred jacobs
Wat wel integer en prachtig klonk was Unser Leben hat Siebzig Jahr van (wanneer ik het goed heb verstaan) Johann Michael Bach. Lionel Meunier droeg deze toegift op aan de vlak voor aanvang van het festival overleden luit- en theorbespeler Fred Jacobs (1961-2025), met wie Vox Luminis vier jaar geleden tijdens FOM nog heeft opgetreden. Fred Jacobs was één van de pioniers op de luit en theorbe, zoals Gustav Leonhart op het klavecimbel en Frans Brüggen op de blokfluit en was nog steeds werkzaam aan het Conservatorium van Amsterdam. Helaas heeft Fred Jacobs zelf de zeventig jaar niet mogen halen, die Vox Luminis in de Jacobikerk aan Jacobs toezong om daarna tot tranen toe bewogen het podium te verlaten. (Onderaan dit artikel kunt u een interview beluisteren met Festivaldirecteur Xavier van Damme over het overrlijden van Fred Jacobs.)
Is kerkmuziek museumkunst?
Dit is de vraag die ik mijzelf stelde tijdens de twee besproken concerten en ook of religieuse muziek in het kader van Musemkunst in een kerk moet worden gezongen, of dat hetzelfde effect ook in een andere ruimte bereikt kan worden. Draagt de muziek, de tekst en de ruimte waarin het wordt gezongen bij aan een religieuse ervaring of heeft de kerkmuziek slechts een museale waarde, óf geldt dat alleen voor het boek of archief waarin deze staat genoteerd. Zelf heb ik daar geen duidelijk antwoord op, al heb ik ervaren dat er tijdens het concert gegeven door Cantoría iets onbenoembaars plaatsvond tijdens het zingen van deze heel oude religieuze muziek. Gelukkig bestaan er concertzalen, kerken, musea, archieven en (0ude) muziek, maar boven dat alles bestaat er nog steeds magie!
Suus Blanke
Foto’s: Foppe Schut
Info:
Luister naar het intervieuw dat Festivaldirecteur Xavier van Damme gaf in de pauze van het avondconcert FOM op 30 augustus 2025 over het overlijden van Fred Jacobs:
Luister naar Fred Jacobs zelf op de theorbe via de website van de Nederlandse Bachvereniging:
https://www.bachvereniging.nl/nl/in-memoriam-fred-jacobs-1
Website Cantoría:
Website Vox Luminis: