Nederlandse violistes van internationale allure in serie Zomerconcerten

Concer 1: Noa Wildschut & friends. Vivaldi: Vier Jaargetijden, Piazzolla: Las Cuatro Estaciones Porteña, Gehoord: 20/21 juli 2025. Concertgebouw Amsterdam.
Concert 2: Concertgebouw Kamerorkest o.l.v. Allesandro di Giacomo (viool), m.m.v. Maria Milstein, viool. Mozart: Symfonie nr. 29 in A, KV 202 & Vioolconcert in A, KV 219, Tsjaikovski: Souvernir de Florence.
Door Wenneke Savenije
Concert 1: Kleurrijke seizoenen door Noa Wildschut
Het gaat goed met vioolspelend Nederland. Simone Lamsma, Janine Jansen, Liza Ferschtman, Isabelle van Keulen, Rosanne Philippens en Maria Milstein gooien internationaal hoge ogen, evenals Stephen Waarts, Mathieu van Bellen en Niek Baar. Onder de weer iets jongere violisten trekken o.a. Hawijch Elders en Noa Wildschut de aandacht. De laatste trad afgelopen zondag en maandag op met een ‘ad hoc’ ensemble, bestaande uit Larissa Cidlinsky en Pattricia Cordero (viool), Takehiro Konoe (altviool), Anton Spronk (cello), Sasha Witteveen (contrabas), Alexander Nepomnyashchaya (klavecimbel). Daarmee speelde ze met flair en vuur De Vier Jaargetijden (1718-1720) van Vivaldi en Las Cuatro Estaciones Porteña (1965-1970) van Piazzolla, die in de vier tangostukken waaruit dit werk bestaat ook de vier seizoenen heeft verklankt, maar dan niet in Italië maar in Buenos Aires.

De natuur en de grote stad
Waar Vivaldi vooral inspiratie vond in de natuur, en zich baseerde op een gedicht van hemzelf of iemand uit zijn omgeving (zie tekst onderaan deze recensie) probeerde de grootmeester van de tango meer een muzikale schildering van het leven, de emoties en de stad zelf in zijn ‘vier jaargetijden’ te verklanken. ‘Porteño’ betekent letterlijk een inwoner uit Buenos Aires. Zijn seizoenen zijn doordrenkt van tango, melancholie en stedellijke allure. Verano Porteño (Zomer) schreef hij in 1965, Otoño, Invierno en Primavera Porteño – tussen 1969 en 1970, aanvankelijk voor bandoneon, viool, gitaar en contrabas. Gidon Kremer kwam als een van de eerste violisten van wereldfaam op het idee om beide werken te combineren, waarbij hij nauw samenwerkte met arrangeur Leonid Desyatnikov, die Piazzolla’s werk herschreef voor strijkersensemble en de muziek verrijkte met subtiele verwijzingen naar Vivaldi’s Vider Jaargetijden. Het geheel nam hij, om en om een seizoen gespeeld, op met zijn Kremerata Baltica op als Eight Seasons.

Noa Wildschut deed hetzelfde maar liet Desyatnikovs arrangement nog bewerken door Gijs Kramers, zodat ze de seizoenen van beide componisten kon uitvoeren met haar ad hoc ensemble. Ze begon met De Lente van Vivaldi, en viel daarop aan in de stijl van Janine Jansen: gepassioneerd, pittige tempi, grote contrasten, felle accenten, meer dan zingende ‘sprekende’ articulatie en een grote toon, die bij Wildschut af en toe nogal schel en nodeloos hard uitpakte. Daarna volgde Verano Porteño (Zomer) van Piazzolla en zo ging het verder. De interactie met het begeleidende ensemble verlliep gestroomlijnd, ook wanneer Wildschut er in de seizoenen van Vivaldi en Piazolla ineens onverwachts vandoor vloog, het tempo versnelde of juist enorm vertraagde, nodeloos hard of bijna fluisterend zacht soleerde, of van een ‘old style’ virbrato ineens overstapte op helemaal geen vibrato. Er was duidelijk goed gerepeteerd, zodat het allemaal vlekkeloos verliep, waarbij alle spelers goed aan elkaar gewaagd bleken te zijn en Wildschut haar hoofdrol glansrijk vervulde. Vivaldi werd aan de rauwe maar wel uitgebalanceerde kant gespeeld, maar bij de seizoenen van Piazzolla gingen vooral Wildschut, maar ook haar begeleiders, helemaal los. Dat leide tot zwoele en zinderende klanken, bijtende accenten (op de brug gestreken), hyperige tremelo’s, melancholieke passages, felle en ijle melodieën. Het klonk enerverend maar niet altijd even smaakvol, want als Noa Wildschut -die technisch alles met gemak aankan – muzikaal uit de band wil springen, dan lijdt ze aan hetzelfde euvel als haar berschernvoruwe Anne Sophie Mutter: haar kleurrijke fraseringen raken uit balans, vliegen uit de bocht en komen geforceerd, geaffecteerd en soms zelfs een beetje hysterisch over. Dat is jammer, want dat Wildschut heel goed viool kan spelen is een feit.

Gedicht De Vier Jaargetijden
Lente (Primavera)
Allegro
De lente is gekomen met vreugde,
gevierd door vogels met vrolijk gezang;
en de beken, gestreeld door zachte bries,
murmelen zacht terwijl ze stromen.
Plots glijdt een donkere wagen van wolken,
bliksem en donder kondigen een storm aan.
Wanneer ze ophouden, keren de vogels terug
en hun gezang herneemt zijn charmes.
Largo e pianissimo sempre
Op een bloemenweide, met ritselende bladeren,
slaapt de geitenhoeder met zijn trouwe hond,
genesteld in het zachte geritsel van het groen.
Allegro pastorale
Op vrolijke tonen van herderszampen
dansen nimfen en herders bij de lente,
onder de stralende hemel van het seizoen.
Zomer (Estate)
Allegro non molto
Onder een brandende zon verkleumd en vermoeid,
gaat mens en kudde kreunend voorbij,
gebukt door hitte en kreupelhout.
De koekoek spreekt, gevolgd door tortel en vink.
Een zachte wind steekt op,
maar dan blaast de koude Boreas op—
de herder siddert, bang voor de dreigende donder en zijn lot.
Adagio e piano – Presto e forte
Onrust houdt zijn lichaam wakker:
strijders zijn bliksem, donder en de zwerm
van stekende vliegen die hem lastigvallen.
Presto
Helaas versterken onweerswolken zijn vrees:
bliksem en donder breken los,
en hagel breekt de toppen van het graan.
Herfst (Autunno)
Allegro
De boeren vieren hun overvloedige oogst,
met zang, dans en Bacchus’ wijn;
uitgeput vallen ze in diepe slaap.
Adagio molto
Iedereen stopt met zingen en dansen:
de milde lucht nodigt uit tot rust,
een zwoele sluimer in de nazomerse gloed.
Allegro
Bij het ochtendgloren gaan jagers op pad,
met hoorn, geweer en hond.
Het wild vlucht, wordt geraakt door kruit en honden,
en sterft uitgeput, gewond door de jacht.
Winter (Inverno)
Allegro non molto
Bevriezend, bevend in ijzige sneeuw,
met de harde adem van een afschrikwekkende wind.
We stampen met onze voeten,
tanden klapperen van de kou.
Largo
Binnen bij het vuur zijn we vredig,
terwijl buiten de regen op de ramen slaat.
Allegro
We lopen voorzichtig over het ijs,
trappelen om niet te vallen;
glijden uit en vallen hard –
maar blijven lopen totdat het ijs breekt
en de strijders van de wind
ons omringen… toch brengt de winter
haar eigen vreugde
Concert 2: Prachtige Mozart door Maria Milstein
Op dinsdagavond werd het door Maria Milstein uiterst integer en sprankelend gespeelde Vioolconcert in A, KV 219 van Mozart ingeleid door een spontane maar zeker nog niet volmaakte uitvoering van diens Symfonie nr. 29 in A, KV 201 door het Concertgebouw Kamerorkest, dat als collectief in 1950 werd opgericht en op dit moment wordt geleid door violist Alessandro Di Giacomo, eerste concertmeester tweede violen bij het Concertgebouworkest. Zijn spel is spontaan en gedreven, maar niet altijd even zuiver en stabiel, Daar staat weer tegenover dat prachtige warme klank van de Guarneri de Gesù die hij bespeeld als vanzelf lijkt over te slaan op de andere strijkers van het ensemble, dat was aangevuld met twee hoorns (waarvan er een wel erg vaak kickste), een klarinet en een hobo. Mozarts symfonie werd zonder dirigent gestroomlijnd, fijnzinnig, contrastrijk en met ‘authentiek’ muzikaal inzicht gespeeld, waarbij de spirit van het geniale werk alle eer werd aangedaan. Maar hier en daar rommelde het ook een beetje.

Mozarts Vioolconcert
Met de inzet van de solopartij in Mozarts Vioolconcert in A steeg het niveau gelijk naar grotere hoogte, omdat het vioolspel van zo goudeerlijk, soliede, warm en bezield klonk, al leek de wisselwerking tussen soliste en orkest in het eerste deel nog een beetje stroef te verlopen. Maar de noblesse van Milstein inspireerde als vanzelf ook de andere musici, zodat het geheel steeds uitgebalanceerder en samenhangender begon te klinken.

IJzersterk waren Milsteins cadenzen, muzikaal geheel in de geniale geest van Mozart maar vanuit violistisch oogpunt ook heel virtuoos en meeslepend. Dat er tijdens zo’n cadens weer eens keihard een telefoon afging in een damestas op het balkon, leek haar gelukkig niet echt te deren. Het langzame deel klonk in zijn doorleefde eenvoud diep ontroerend en in beide hoekdelen liet Milstein de noten van Mozart dansen en stralen, Mozart klonk tegelijkertijd ingetogen en bevlogen, krachtig en poëtisch. Bij wijze van toegift speelde Milstein, die geen familie van de legendarsiche Nathan Misltein is maar wel met hem overeenstemt in (ogenschijnlijke) eenvoud en integriteit, een deel uit de Sonates & Partitas voor viool solo van Bach.
Souvenir de Florence
Daarna stortte het Concertgebouw Kamerorkest zich met enthousiasme op de behoorlijk heftige noten en ritmes van Tsjaikovski’s oorspronkelijk voor strijksextet geschreven Souvenir de Florence (1887-1890), een van de meest opwindende stukken uit het kamermuziekrepertoire. De bewerking van Michael Waterman, eerste violist bij het Concertgebouworkest, blijft dicht bij het krachtige origineel, zodat met name alle prachtige solopartijen -afwisselend voor viool, altviool of cello – uitstekend uit de verf kwamen. Ook in de opzwepende begeleidingsfiguren is Waterman dicht bij het origineel gebleven. De combinatie van Italiaanse warmte en Russische dramatiek en diepgang kwam goed uit de verf, maar ook hier klonnk het orkest niet altijd even helder en uitgebalanceerd, waardoor ik persoonlijk naar de sextet versie begon te verlangen. Toch werd het al met al wel een gedenkwaardige uitvoering, die door het orkest werd beloond met een verstilde en serene toegift in de vorm van Bruckners Locus Este.
Wenneke Savenije

Info:
www.zomerconcerten.nl