Semperoper Dresden – Prachtige stemmen in fantastisch toneelbeeld

Tsjaikovksi: Jevgeni Onegin. Koor van de Sächsische Staatsoper, Sächsische Staatskapelle Dresden o.l.v. Oksana Lyniv. Marjukka Tepponen (Tatjana), Nicole Chirka (Olga), Thomas Atkins (Lenski), Danylo Matviienko (Eugen Onegin) e. a. Gehoord: 11 juli 2025, Semperoper, Dresden
Door Peter Schlamilch
Semperoper
Wie het Duitse Dresden bezoekt-, in de Tweede Wereldoorlog zo verschrikkelijk verwoest, waarvan de wonden nog overal zichtbaar zijn – kan, als operaliefhebber, niet om de beroemde Semperoper heen. In 1841 gebouwd door architect Gottfried Semper, in 1869 door brand verwoest, daarna weer opgebouwd en in de oorlog zwaar beschadigd, waarna hij in 1985 weer werd heropend met de opera Der Freischütz, die niet alleen wordt beschouwd als Duitslands eerste romantische opera, maar wiens componist, Carl Maria von Weber, ook zelf kapelmeester in Dresden was (van 1817 tot 1821) – bovendien kon Der Freischütz, met zijn thema’s van strijd, verlossing en triomf, als symbool worden gezien voor de wedergeboorte van het operahuis.

Hartverscheurend drama
Het is niet alleen een werkelijk adembenemend mooi gebouw, maar heeft bovendien een heerlijke akoestiek, waardoor het een voorrecht is het theater te bezoeken, zeker als daar Tsjaikovski’s Eugen Onegin (Jevgeni Onegin) wordt gespeeld, het hartverscheurende drama van de verveelde, arrogante Jevgeni die de pure en oprechte jeugdliefde van Tatjana afwijst, maar daar jaren later spijt van krijgt als hij realiseert dat ze hem niet meer terug wil.
Het toneelbeeld van Robert Schweer is ronduit fenomenaal: voorbij zijn de tijden van de eeuwige Drehbühne, nee, hier kan het toneel in verschillende delen compleet naar links of naar rechts verschuiven, waardoor ongekende nieuwe mogelijkheden ontstaan die ook ten volle benut worden – de beide zijtonelen, waar het toch al brede decor in verdwijnt moet gigantisch zijn.

Grote ongeluk
Gigantisch zijn ook de vocale prestaties: de Finse sopraan Marjukka Tepponen zingt een voorbeeldige Tatjana: fijnzinnig, lyrisch, dramatisch – ze heeft alles in haar stem om het jonge, goedhartige trouwe meisje overtuigend te vertolken, hoewel haar acteerprestaties helaas sterk achterblijven: ze speelt vreemd genoeg heel plichtmatig en met standaardgebaren, die eigenlijk niet passen bij haar heerlijke muzikale interpretatie. Dat kan aan regisseur Markus Bothe liggen, die weliswaar ‘Musiktheater-Regie’ studeerde (dat had ook nooit een studierichting moeten worden), maar ook toneel regisseert, waarin gebaren en mimiek nu eenmaal anders werken dan in de opera.
De Oekraiense bariton Danylo Matviienko zingt een briljante Jevgeni, arrogant, technisch volmaakt en erg ‘laid back’, misschien zelfs wel iets té: de ideale Jevgeni voorspelt in de eerste scènes al veel van het grote ongeluk dat hem gaat treffen, en dat voelden we nu niet. Maar niettemin een heerlijke stem om naar te luisteren, vol van klank en met talloze kleuren.

Woede en gekrenkte trots
Dat gold ook voor de Nieuw-Zeelandse Thomas Atkins (Lenski), die zijn grote aria – Kuda, kuda, zonder twijfel een van de mooiste opera-aria’s uit het repertoire – werkelijk voorbeeldig zong, met een eindeloze lyriek en frasering, van het kleinste pianissimo tot het grootse fortissimo, hoewel hij dat laatste veel te weinig inzette tijdens deze avond: zonder twijfel is hij in staat om de zaal op indrukwekkende wijze te laten dreunen, maar hij beperkte zich helaas grotendeels tot fluisterzachte passages en pasteltinten, die op zich wonderschoon waren, maar zijn woede en gekrenkte trots niet overtuigend maakten. Beide heren hebben de jeugdigheid en het voorkomen van trotse en zelfbewuste Russische edellieden, maar maakten vocaal een net te intieme indruk om de rauwheid van de Russische samenleving te schetsen. Nicole Chirka (Olga) deed het uitstekend,

Afwachtend en timide
Ook het koor presteert voortreffelijk: vol van klank, dramatisch en altijd goed doorspelend in de massa-scènes. Decor en belichting zijn prachtig. Voor de Oekraiense dirigente Oksana Lyniv lijkt het drama helaas allemaal een maatje te groot: ze dirigeert uiterst bescheiden, bijna ingetogen en voegt op geen enkel moment drama toe aan de handeling, inspireert nergens en zet vrijwel altijd een handrem op Tsjaikovski’s heerlijke klankenstromen – ik zag haar vorig jaar in München waar ze Tosca dirigeerde, op precies dezelfde wijze: veel meer dan takteren doet ze niet, ze houdt de zaak prima bij elkaar maar geeft nergens die magische inspiratie die de zangers op het toneel zo nodig hebben in hun toch al zo moeilijke werk. Ze dirigeert afwachtend en timide, daar waar je richting en vaart nodig hebt in het operabedrijf – ze heeft helaas te weinig dramatische affiniteit met het operarepertoire.

Waardig fundament
Speciale lof voor de Nederlandse bas Martin-Jan Nijhof, die ik nooit eerder gehoord had. Hij blijkt sinds 2016 in het ensemble van Dresden te zitten, en maakt met Saretzki, de secundant van Lenksi, een kleine rol, diepe indruk. Nijhof heeft een stem die klinkt als een klok en die elke molecuul van het theater en zijn publiek doordringt met zijn machtige en volle geluid en brengt, naast heel veel klankschoonheid, wérkelijk volume en draagkracht. Ondank dat chauvinisme mij volkomen vreemd is: chapeau! Een waardig fundament onder een zeer geslaagde voorstelling.
Peter Schlamilch
Info & speeldata:
https://www.semperoper.de/spielplan/stuecke/stid/onegin/60550.html