Viaggio a Reims en Messa per Rossini: prachtig en soms aangrijpend spektakel in Pesaro
Gioacchino Rossini: Il viaggio a Reims. Orchestra Sinfonica G. Rossini o.l.v. Alessandro Mazzocchetti. Regie: Emilio Sagi. Met: zangstudenten van de Accademia Rossiniana. Gehoord: 18 augustus 2025, Teatro Rossini, Pesaro
Diverse componisten: Messa per Rossini. Orchestra del teatro comunale di Bologna o.l.v. Donato Renzetti. Coro del teatro Ventidio Basso. Met: Vasilisa Berzhanskaya (sopraan), Caterina Piva (mezzosopraan), Dmitry Korchak (tenor), Misha Kiria (bariton), Marko Mimica (bas). Gehoord: 22 augustus 2025, Teatro Rossini, Pesaro
Door Peter Schhlamilch
Il Viaggio a Reims is een iconische opera van Gioachino Rossini, en tevens een van zijn meest briljante en veeleisende werken, vol humor, virtuositeit en ensemble-zang. Gecomponeerd in 1825, op het moment dat Rossini een van de meest gevraagde componisten van Europa was, werd ze zijn laatste opera in het Italiaans: de ‘Zwaan van Pesaro’, zoals Rossini ook wel werd genoemd, zou daarna alleen nog in het Frans schrijven.
Claudio Abbado
De opera werd speciaal gecomponeerd voor de kroning van de Franse koning Karel X in Reims in mei 1825 – de plot draait dan ook om Europese aristocraten die naar de kroning reizen. De première vond plaats op 19 juni 1825 in Parijs, met de grootste sterren van die tijd, waaronder de legendarische sopraan Giuditta Pasta als Corinna. Na dat jaar verdween de opera grotendeels van het toneel – de volledige partituur werd lang vermist, en pas in 1977 teruggevonden in de bibliotheek van het Conservatorio di Santa Cecilia in Rome. De musicologe Janet Johnson reconstrueerde het werk met hulp van Philip Gossett en de Fondazione Rossini in Pesaro. De moderne première was op 18 augustus 1984 bij het Rossini Opera Festival aldaar, gedirigeerd door Claudio Abbado en geregisseerd door Luca Ronconi – een mijlpaal in de Rossini-revival.
Honderden aanmeldingen
Il Viaggio a Reims is een ‘showcase’ voor vocale acrobatiek, met ensemble-scènes die de belcanto-stijl perfect illustreren, en is tevens een satire op de bourgeoisie, op de verschillende nationaliteiten en op de eindeloze reis-ellende, met een vleugje patriottisme voor de Franse monarchie. Ze heeft een enorme cast van 17 solisten, en wordt daarom al bijna 25 jaar in Pesaro gebruikt om de zangers van de Accademia Rossiniana, een zangcursus voor gevorderde zangers die zich van over de gehele wereld inschrijven (van de honderden aanmeldingen kunnen er maar 19 geplaatst worden), te presenteren. Er was een dubbele cast, en de maandagmorgen (!) dat ik de voorstelling hoorde was de tweede bezetting aan de beurt: veel mooie stemmen, jong en met veel ontwikkelingsmogelijkheden, sommige wat meer gevorderd dan andere, en ook bleek niet elke stem geschikt te zijn voor het genadeloze tijdstip van 11 uur ’s ochtends.
Voortkabbelende scènes
Begrijpelijkerwijs is het decor uiterst sober, zodat het niet alleen elk jaar makkelijk gereproduceerd kan worden, maar zodat tevens alle aandacht naar de stemmen kan uitgaan, die ik hier overigens onmogelijk alle 17 kan bespreken, maar die voor het grootste gedeelte mooi en stijlvol waren, hoewel de toneeluitstraling en de interactie tussen de zangers vaak wat beter kon, net als de behandeling van de coloraturen: bij sommigen al heel volwassen, maar bij de anderen behoefden ze nog enkele jaren doorontwikkeling en ervaring. Dirigent Alessandro Mazzocchetti paste de tempi begrijpelijkerwijs soms aan de technische mogelijkheden van de solisten aan, hetgeen echter af en toe tot wat trage en voortkabbelende scènes leidde, waarin dramatiek ontbrak en alles op de vocale prestaties, die bij vlagen beeldschoon waren, was gericht.
Operafenomeen
Een week later was ik getuige van het slotconcert van het Rossini Operafestival, waarin de Messa per Rossini werd gespeeld, de Requiemmis die Giuseppe Verdi enkele dagen na het overlijden van Rossini in een open brief, gepubliceerd in heel Italië, voorstelde – te schrijven samen met twaalf leidende componisten uit zijn tijd. Buzzolla, Bazzini, Pedrotti, Cagnoni, Rossi en vele anderen… wie kent ze nog? Dertien delen telt het stuk voor solisten, koor en orkest, waarvan Verdi zelf het laatste deel schreef, Libera me, Domine, dat onmiskenbaar het hoogtepunt vormt (later hergebruikt in zijn eigen Requiem), niet in de laatste plaats door het huiveringwekkend indringende optreden van de Russisiche sopraan Vasilisa Berzhanskaya, die haar doodsangst zó realistisch door het Teatro Rossini liet kolken dat niet alleen het publiek de rillingen over het lijf liepen, maar ook zijzelf hevig geëmotioneerd leek. Wàt een stem, wat een passie en drama, en wat een techniek ook: in alle registers klinkt Berzhanskaya gaaf, mooi, sonoor en uiterst expressief – de ster van de avond. Tip: ga dit operafenomeen komende december zeker bewonderen in Amsterdam (I Capuleti e i Montecchi).
Italiaans pathos
Ook mezzosopraan Caterina Piva was een genot om naar te luisteren: mooi, vol van klank en met een diepkoperen timbre was ze een perfecte bezetting in deze mis, die vooral in de eerste en laatste delen van prima muzikale kwaliteit was: de samenstellers hadden duidelijk de wat mindere componisten naar het midden geschoven, zodat het werk indrukwekkend begint en eindigt (overigens werd ze in Verdi’s tijd nooit opgevoerd, ten prooi aan politieke intriges en andere menselijke misselijkheden). De Russische tenor Dmitry Korchak liet aankondigen door ziekte zijn aria over te slaan, maar was wel zo sportief het concert te redden door wel de ensemblepartijen te zingen, wat hem, gezien de omstandigheden, nog aardig lukte. De Kroatische bas-bariton Marko Mimika vulde met zijn zeer imposante volume met gemak de zaal, en de Georgische bariton Misha Kiria paste met zijn bronzen geluid prima in het solistenensemble. Het koor zong volumineus, doorleefd en vloeiend, en met stralend, écht Italiaans pathos, en bovenal met schitterende tenoren.
Zilverachtige klank
Het Orchestra del teatro comunale di Bologna speelde, net als enkele dagen eerder bij Zelmira, de sterren van de hemel: de techniek van dit orkest, maar ook de prachtig ‘gezongen’ lijnen, de talloze manieren om de boog over de snaren te voeren, en de expressieve maar ook vaak fluwelen en soms zilverachtige strijkersklank maken dit orkest tot een lust voor oor en oog, ondanks de nogal matte leiding van dirigent Donato Renzetti, die weinig meer deed dan de maat slaan, wat hij overigens helder deed. Dat deze dodenmis voor Rossini destijds in Bologna, de stad waar hij studeerde, woonde en werkte, in première moest gaan van Verdi (ook mocht de partituur de stad nooit verlaten, tenzij voor een Rossini-verering), maakte het extra bijzonder dit orkest te beluisteren – geen ander gezelschap had het misschien zo doorleefd kunnen spelen.
Peter Schlamilch
Info: