Waarom de muzikale salons van Rosanne Philippens een feest zijn voor alle zintuigen

De Argentijnse Salon, Rosanne Philippens en Ruña ’t Hart (viool), Joel Waterman (altviool), Johan van Iersel (cello), Olivia Vermeulen (zang), Jeroen Sarphati (spreker). Gehoord: 28 juni, beeldhouwatelier Karoly Szekeres, Deventer. 29 juni, Singelkerk, Amsterdam

Door Wenneke Savenije & Jeroen Sarphati

 

Van oerdegelijk naar vrij

 De eerste keer dat ik echt geinteresseerd raakte in Rosanne Philippens was een geweldig leuke ‘cd-presentatie’ op 10 maart 2013 door de violiste en pianist Yuri van Nieuwkerk in het Shaffy Theater in Amsterdam. Samen hadden ze net een reis door Hongarije gemaakt, waar ze in de leer waren geweest bij bekende Hongaars musici als Ferenc Rigo en zigeunerviolist Ernö Kallai Kiss jr. Van die reis was een documentaire gemaakt, die vertoond werd tijdens de presentatie, waarop het duo met aanstekelijk enthousiasme ondermeer Bartóks Rhapsodies en Roemeense Volksdansen, Ravels Tzigane en Hubays Zege- csárdás (Hejre Kati) speelden. Ook de Roemeense cimbalospeler Vasile Nedea en Ensemble Fuse waren van de partij. Tot dan toe vond ik Rosanne Philippens, geboren in Amsterdam in 1986, alweer zo’n viooltalent uit de wonderklas van vioolpedagoge Coosje Wijzenbeek, die niet voor niets in 2009 het Oskar Back Concours had gewonnen. Haar vioolspel was oerdegelijk en muzikaal, maar niet opmerkelijk expressief of avontuurlijk. De reis door Hongarije bracht daar voor eens en voor altijd verandering in. Ik kan me nu nog de verbrauwereerde gezichten herinneren die Philippens trok bij de opmerkingen waarmee haar Hongaarse leraren méér leven, vuur en emotie in haar spel probeerden aan te wakkeren. Ze pikte alles meteen op en zo werd de Hongaarse reis een soort bevrijding uit de kluisters van alles wat haar tot dan toe was geleerd, in ruil voor toenemende muzikale inventiviteit, violistische vrijheid en stoutmoedigheid. Want als de Hongaren ergens goed in zijn, dan is dat wel in het verlevendigen van de muziek door het opzwepen van ritmes, het uitdiepen van zangerige melodieen in warmbloedige klankkleuren en het spelen met kleine en spontane verrassingen in timing, frasering en spanningsopbouw. Voor de pianist gold hetzelfde, zodat de gepresenteerde cd, Rhapsody (Channel Classics), terecht lovende kritieken zou krijgen. Aan het eind van de presentatie kregen alle aanwezigen gloeiend hete goulashsoep uit een enorme pan, waarbij de Hongaarse wijn rijkelijk vloeide.

 

 

De Amsterdamse Salon 

Het was het begin van een avontuurlijke reis langs ongebruikelijke paden, waarbij Philippens naast haar reguliere optredens met orkesten en ensembles, ondermeer haar eigen ‘salon’ oprichtte: De Amsterdamse Salon, eerst nog gehouden in een rommelige maar sfeervolle kleine fabriekshal vol vintage in Amsterdam Noord, incidenteel als ‘pop up’ in o.a. de Melkweg, en sinds 2023 verplaatst naar de Singelkerk in hartje centrum.

 

 

Achterliggende gedachte is dat de Amsterdam Salon concerten brengt met een hoog gezelligheidsgehalte, bedoeld om meer mensen in aanraking te brengen met klassieke muziek. Er worden vooral korte kamermuziekstukken gespeeld, die monderling worden toegelicht door Philippens zelf of een spreker. Er is geen podium, de veelal bevriende musici, die in binnen- en buitenland hun sporen hebben verdiend, staan op gelijke voet met iedereen om hen heen. Kaarsen of sfeervolle verlichting en tweedehandsmeubels zorgen voor een knusse huiskamersfeer, het gaat allemaal over kwaliteit, schoonheid, echtheid en intimiteit.

 

 

Geen glitter en glamour, maar dichtbij, intiem en persoonlijk. Alles draait om de muziek, storytelling, kwaliteitswijn en lekker eten (gratis en liefst in stijl van het programma!), goede en vaak weinig bekende kamermuziek in een laagdrempelige sfeer. Aan sterallures wordt niet gedaan, al ligt het niveau heel hoog. De Amsterdamse Salon is er voor iedereen die houdt van klassieke muziek, maar ook voor de mensen die er op een relaxte manier kennis mee willen maken. Zo voegt Philippens, vanuit steeds andere thematische invalshoeken als ‘The Roaring Twenties’, ‘Music & Birds’, ‘Wiggy Times: Bach, Telemann & Graupner’, ‘Da Ponte & Cassanova in Venetië’ en ‘Werken uit de Eerste Wereldoorlog’ echt iets eigens toe aan het klassieke muziekaanbod.

 

 

Muzikaal hoorcollege tijdens De Argentijnse Salon

Nieuw is dat de salon van Philippens eind juni nu ook voor het eerst in Deventer plaatsvond, in het beeldhouwatelier van Karoly Szekeres in de middeleeuwse binnenstad. Zelf was ik erbij in de Amsterdamse Singelkerk, die ondanks het prachtige weer op zondagmiddag 29 juni behoorlijk vol zal. De charmante spreekstalmeester van het Argentijnse programma was pianist Jeroen Sarphati, die ook de inhoudelijke toelichtingen van de volgende salons voor zijn rekening zal gaan nemen. Hij vertelde zulke aardige dingen dat ik zijn tekst hier letterlijk weergeef, afgewisseld met stukjes recensie, in de hoop daarrmee duidelijk te maken, hoe boeiend en informatief de salons van Philippens vaak zijn: er wordt niet alleen heel goed gespeeld en samengespeeld, maar je leert ook allerlei zelden gespeelde muziek kennen, je komt van alles aan de weet over componisten en hun leefwerelden en daarbij krijg je ook nog eens de heerlijkste gerechten voorgeschoteld.

 

 

Nadat de violiste met de geweldige Kosovaanse meestergitarist Petrit Çeku een afwisselend intieme, vurige, sensuele en felle uitvoering van Piazolla’s Bordel 1900 had gespeeld, stak Sarphati van wal met zijn interessante verhalen over Argentinië.

 

 

Sarphati: ‘U hoorde Bordel Mil Novecientos, oftewel: een Bordeel in 1900, het eerste deel uit de Histoire du Tango van Astor Piazolla. Een titel die niet toevallig gekozen is. Buenos Aires rond het jaar 1900 is niet zomaar een stad, het is één van de modernste steden ter wereld. Men kan er wandelen op brede boulevards, zoals de Avenida de Mayo, die de Champs Elysées naar de kroon steekt, of zich vergapen aan enorme Neoklassieke gebouwen. De meeste van die gebouwen hebben trouwens, in tegenstelling tot in Europa, stromend water, en op die mooie boulevards rijden hypermoderne trams rond. Geen paardentrams, maar heuse elektrische.

Men kan er ontbijten in Grand Café’s in Parijse stijl, met croissants en espresso, en ‘s avonds kan men een bezoek brengen aan het Teatro Colon – één van de belangrijkste operahuizen ter wereld- om te luisteren naar Caruso, Toscanini of Richard Strauss.

Maar net als bij elke grote stad in die tijd, wordt het bloeiende centrum omringd door armoedige sloppenwijken. In Buenos Aires zitten die ‘arrabales’ vol met immigranten uit Italië – vooral Italië, meer dan 50% komt hiervandaan- maar ook uit Spanje, Polen, Libanon en West-Afrika. En hier, in deze ‘prachtwijken’, zoals ze door onze politici zo tenenkrommend genoemd worden, ontstaat rond 1900, in kroegen en bordelen de allereerste tango. Nu begrijpt u eindelijk de titel.’

 

 

Vermenging van culturen

‘Maar Argentinië is natuurlijk niet alleen Buenos Aires. Het platteland rond 1900 is een totaal andere wereld. In de ‘Interio’ zijn de grootgrondbezitters de baas, de zogenaamde Caudillos. Op de pampas zwerven de gauchos rond, het Argentijnse equivalent van de cowboy. Gekleed in de karakteristieke poncho (bij ons vooral bekend voor op de fiets), met wijde broeken oftewel bombachas, zijn ze een symbool van onafhankelijkheid.

Ze spreken een dialect dat was beïnvloed door inheemse volkeren, totaal onverstaanbaar voor de stedelingen. En sommigen van hen zijn ‘payadores’, oftewel zingende dichters, die hun verhaal vertellen met begeleiding van gitaar.

In die 20e eeuw beginnen deze twee culturen de Europese van de stad en de Criollo-cultuur van het platteland, zich te vermengen. Een schoolvoorbeeld hiervan is Alberto Ginastera. Beïnvloed door Bartok aan de ene kant, en Argentijnse folkore aan de andere kant, is zijn muziek een soort spiegel van die eerste, echt Argentijnse identiteit.’

 

 

Met Runa ’t Hart als eerste violiste, Philippens zelf als tweede violiste, Joel Waterman als altviolist en Johan van Iersel op cello werd Ginastera’s Allegro Violente ed Agitato woest en temperamentvol de kerk in geslingerd, waarbij het niveau van de individuele spelers behoorlijk hoog lag en het samenspel in alle muzikale gejaadheid en razernij imposant.

Sarphati vervolgde: ‘U heeft nu stukken gehoord van Piazzolla en Ginastera, maar we missen nog de laatste componist van de Argentijnse ‘Grote Drie’: Carlos Guastavino, ook wel de ‘Schubert van de Pampas’ genoemd. Hij moest niets hebben van modernistische nieuwlichterij, en schreef tonaal, voor zijn tijd tamelijk conservatief en nationalistisch. Iets wat hem uiteindelijk geen windeieren zou leggen, maar hierover later meer. U hoort het prachtige ‘La Rosa y el Sauce’, over een onmogelijke liefdesrelatie tussen een roos en een treurwilg.’

Olivia Vermeulen gaf van dit lied in een bezetting voor zang en kamermuziekensemble met haar mooie warme sopraan en haar talent voor het dramatiseren van teksten een tot de verbeelding sprekende uitvoering, daarbij geinspireerd door teksten als: ‘De roos stierf van liefde aan de voet van een wilg… De wilg, vol medelijden, omarmde haar met zijn takken’ (vrij vertaald uit het Spaans).

 

 

Terugval

Sarphati: ‘De Grote Drie, Ginastera, Piazzolla en Guastavino, maar ook schrijvers als Borges en Ocampo, allemaal werden ze geboren aan het begin van die 20e eeuw, een absolute bloeitijd waarin Argentinië zich in recordtempo had ontwikkeld tot één van de rijkste landen ter wereld. Het land was eigenlijk de zuidelijke tweelingbroer van de Verenigde Staten, en maakte precies dezelfde ontwikkeling door. Onafhankelijk geworden in 1816, was het aanvankelijk straatarm. Maar rond 1880 vindt er precies dezelfde ontwikkeling plaats als in Amerika: een trek naar het Westen, verdrijving van de oorspronkelijke bevolking, een enorme immigratie vanuit Europa, gevolgd door een economische explosie. In 1908 is Argentinië rijker dan de meeste Europese landen, het staat qua inkomen per inwoner op de 7e plaats in de wereld, boven Nederland. Een Argentijn verdient 70% meer dan een Italiaan, en 90% meer dan een Spanjaard.

Maar vanaf de jaren ‘30 gaat het mis, en daar waar de VS doorgroeide, viel Argentinië dramatisch terug. Over dit mysterie wordt nog steeds gedebatteerd door historici en economen. Hier zullen we het na de pauze nog over hebben, in het minder gezellige gedeelte van dit concert.

 

 

Inmiddels begint Ginastera meer en meer een eigen stijl te ontwikkelen, nog steeds met volkse elementen, maar moderner, rauwer en persoonlijker. In 1947 schrijft hij Pampeana nr 1, een stuk dat geïnspireerd is op de verlaten Argentijnse steppes van de 19e eeuw. Hierin citeert hij de muziek die daar toen geklonken heeft, muziek die ouder is dan de tango. Zo hoor je de Zamba, een langzame liefdesdans tussen een man en een vrouw, waarbij driftig met een zakdoek wordt gezwaaid. Oorspronkelijk gespeeld op gitaar en bombo, een soort trom (luistervoorbeeld). Dan is er nog de Malambo, een mannelijke gaucho-dans vol virtuoos voetenwerk, waarmee de gaucho’s net als bij de huidige breakdance battles tegen elkaar streden om de eer (luistervoorbeeld). Ik zal maar even ophouden met mijn verhaal, zodat u kunt luisteren naar het gehele stuk. U bent overigens getuige van een première, want speciaal voor vandaag heeft de gitarist, Petrit Çeku, een bewerking gemaakt voor viool en gitaar.

In een levendige wisselwerking met Çeku liet Philippens de uitgestrekte natuur, de vrijheid, de weemoed en de kracht van het leven op de steppen horen, waarbij beide musiciuitblonken in geraffineerd samenspel en virtuositeit in dienst van het ‘verhaal.’

 

 

Tragedie

Sarphati: ‘Rond 1880 wordt er een nieuwe wet ingevoerd, en mogen de grootgrondbezitters hun landerijen met hekken afsluiten. Noodgedwongen trekken de gaucho’s naar de stad, en hun liederen vermengen zich met de ritmes van Angolese slaven. Hieruit ontstaat de Milonga, de directe voorloper van de tango.

Ook Piazzolla heeft er een aantal geschreven, die kent u wellicht.

Een paar decennia later, als er met de habanera en mazurka ook nog wat Spaanse en Poolse invloeden zijn bijgegooid, ontstaat, in de bordelen van Buenas Aires, de tango. Aanvankelijk werd de dans gezien als onfatsoenlijk en vulgair, hij werd zelfs verboden. Maar rond 1910 vindt het via diplomaten zijn weg naar Parijs, en daar wordt het door de Franse elite omarmd. Verbaasd verandert Argentinië van toon. In datzelfde jaar komt iemand op het idee om de tango te gaan zingen, met weemoedige teksten. De uitvinder van deze Tango Cancion heet Carlos Gardel en binnen enkele jaren wordt hij hét symbool van Argentinië. Waarschijnlijk was hij echter geboren in Frankrijk, in Toulouse. Hijzelf deed er nogal geheimzinnig over: “Ik ben geboren in Buenas Aires op twee-jarige leeftijd”. Zijn dood bij een vliegtuigongeluk in 1935 is een nationale tragedie.

U hoort één van zijn bekendste stukken, Volver, over het steeds moeten terugkeren naar die eerste verloren liefde. Ik weet niet hoe uw Spaans is, maar voor de zekerheid zal ik even een deel van de tekst voordragen in vertaling.’

Hoewel ‘t grote vergeten

alles aan wist te vreten,

Mijn illusies vermoord heeft

 

Houdt een heimelijk verlangen

De verwachting gevangen

Die in mijn hart voortleeft.

 

Terug te keren

Vol van rimpels en spijt

Met, door sneeuw van de tijd,

Wit verzilverde haren.

 

Te voelen

dat het leven een zucht is,

twintig jaar niets dan lucht is

Hoe mijn koortsige blikken

In de schaduwen prikken,

In de hoop je te ontwaren

 

Te leven

Tegen tranen te vechten

Men een ziel die blijft hechten

Aan die prachtige jaren

 

 

Deze lyrische tango werd expressief gezongen en gespeeld door Vermeulen, waarbij de vier strijkers haar begeleiden als dynamisch strijkkwartet. Vervolgens kondigde de spreekstalmeester aan welke ‘thematisch verantwoorde hapjes’ uit Argentinie de concertgangers in de pauze kregen voorgeschoteld, en geloof het of niet, die waren heerlijk en overvloedig. Alleen de zogenaamde Asado, waarbij een dode koe enkele etmalen op een zacht smeulend vuur gegaard wordt, was bij Philippens thuis niet haalbaar gebleken, maar de locros, empanadas en ensaladas smaakten er niet minder om en de wijn was uistekend. De gastronomie was overvloedig en verrukkelijk.

 

 

Onderdrukking 

Na de pauze vervolgde Sarphati: ‘Als Carlos Gardel neerstort met zijn vliegtuig, staat Argentinië juist op een hoogtepunt in zijn geschiedenis. De Argentijnse cultuur is met succes uitgevonden, economisch gaat het nog goed. Maar de eerste scheurtjes zijn zichtbaar. De democratie is in een staatsgreep omvergeworpen, er wordt een protectionistische koers ingezet met invoertarieven, en, zoals we sinds kort allemaal weten: zoiets loopt niet goed af. In 1946 komt Juan Peron aan de macht, een populist die de industrie nationaliseert. Voortaan is de cultuur nationalistisch, en voor de massa. Zijn vrouw Evita wordt een symbool voor de ‘descamisados’, de armsten van het land, maar laat u zich niet in de luren leggen door Andrew Loyd Webber, samen onderdrukt dit echtpaar met geweld alle oppositie, en helpen ze het land economisch de vernieling in.

Vele kunstenaars leden onder de repressie van de Perons, vooral de avant-gardisten. Ze werden tegengewerkt en verloren hun inkomsten. Maar met Guastavino ging het prima, hij gebruikte folkloristische melodieën, schreef tonaal, vierde het Argentijnse landschap, en paste zodoende perfect in de culturele lijn van het regime.

Hij sprak zich nooit politiek uit, maar werd onder Perón de belangrijkste vertegenwoordiger van de nationale cultuur. U hoort eerst het derde deel uit zijn Derde Gitaarsonate, en daarna het lied Hermanos.’’

 

 

Het subtiele gitaatrspel van Çeku was betoverend mooi en het lied Hermanos (uit het Spaans vertaald: ‘broers’) uit de op de folklore gebaseerde Doce canciones populares, waarin gevoelens van verbondenheid, familie, solidariteit én lijden doorklinken ( uit de tekst: ‘Wat blijven de doden eenzaam achter… mijn broers blijven… o mijn God, wat een eenzaamheid!’),  werd in zijn intensiteit en geladenheid en melancholie expressief gezongen door Olivia Vermeulen, met opnieuw het strijkkwartet als empathisch musicerende begeleiding.

 

 

Sarphati: ‘De weg die Piazolla aflegde, het eeuwig heen en weer zwalken tussen de cultuur van Europa en die van de pampas, het uiteindelijke versmelten van deze twee, het is zo Argentijns als maar zijn kan. In zijn jeugd ontmoette hij Carlos Gardel, hij werd een goede vriend van de familie. Kort daarna ging hij spelen in tweederangs tango-orkesten, maar al snel kreeg hij hier genoeg van. Hierna richtte hij zich op Bartok en Strawinsky, en ging hij studeren bij Nadia Boulanger in Parijs. Op een dag speelde hij haar één van zijn tango’s voor. Haar antwoord is legendarisch: ‘Astor, uw klassieke stukken zijn goed geschreven, maar de ware Piazzolla is hier. Laat hem nooit achter.’

Vanaf toen schreef hij de muziek die we van hem kennen. U hoort het tweede deel uit zijn ‘Histoire du Tango’: Café 1930

Opnieuw manifesteerden Philippens en gitarist Çeku zich als een modelduo om de zwoele en langzame, maar temperamentvolle tango poëtisch en intiem te verklanken.

 

 

 

Operatie Condor

Sarphati vervolgde: ‘Nadat Perón in 1955 was afgezet, gaat het met Argentinië van kwaad tot erger. Er volgen decennia van militaire coups, hyperinflatie en corruptie. Vanaf 1975 maakt het land ook deel uit van een schimmig internationaal complot, dat te ongeloofwaardig lijkt voor een spionageroman. Het heette ‘Operatie Condor’, en was een geheime samenwerking tussen de rechtse dictaturen van Brazilië, Bolivia, Chili, Uruquay, Paraguay en Argentinië. En Argentinië was de spil waar alles om draaide.

Deze landen werkten samen om dissidenten te ontvoeren, te martelen, te executeren, en hun kinderen illegaal te laten adopteren. Ik had u al gewaarschuwd dat het minder gezellig zou worden. Uiteraard werd de hele boel aangestuurd door de CIA. Nogmaals, dit is niet verzonnen, u kunt het nalezen op internet. En als het op internet staat is het waar (). Terwijl Argentinië naar z’n mallemoer gaat, componeert Ginastera rustig door. Hij heeft zich verder ontwikkeld, en de pampas losgelaten. Moderner, atonaler, technisch veeleisender. U hoort het vijfde deel uit zijn Tweede Strijkkwartet: Furioso.’ 

In dit werk van de modernere, fellere en schrijnender componerende Ginastera leverden de vier strijkers van het ad hoc strijkkwartet echt een grote prestatie, door er een super dynamische uitvoering van te geven, waarbij het ‘furioso’ je bijna de adem benam.

 

 

Por una Cabeza

Sarphati: ‘Argentinië, een land van tegenstellingen, tussen stad en platteland, tussen Europa en de criollo-cultuur, tussen een ooit zo veelbelovende toekomst en een traumatisch verleden. Misschien is het vanwege al deze tegenspraken dat het land de meeste therapeuten per hoofd van de bevolking ter wereld heeft. Argentijnen analyseren er lustig op los, en maken er ook grapjes over. Een bekende gaat over twee Portenos (inwoners van Buenas Aires), die elkaar treffen in de file. De één zegt: wat irritant, zo’n file van mensen die allemaal naar hun therapeut gaan. Waarop de ander zegt: ik ga juist in therapie omdat ik elke dag in de file sta. We gaan nog even terug naar de tijd dat Argentinië op haar hoogtepunt staat, als er misschien wat minder therapeuten nodig zijn. U hoort ‘Por una Cabeza’ van Carlos Gardel.’

 

 

En dat beroemde lied werd door alle musici die meewerkten aan De Argentijse Salon met verve gezongen en gespeeld. De Argentijnse muziek klonk nog lang na in mijn hoofd, toen ik na deze inspirerende middag weer de Hollandse hitte infietste.

Wenneke Savenije, Jeroen Sarphati

 

 

 

 

 

 

 

 

Info:

De eerstvolgende Salon is op 4 oktober in Deventer en op 5 oktober in de Singelkerk in Amsterdam, zie voor meer informatie www.rosannephilippens.com.

You May Also Like

Quatuor Arod speelt op topniveau

Overspel en keukenstress – twee opera premières

De verbeeldingskracht van de Flamenco

Felix en Fanny Mendelssohn Bartholdy