Orchestra Sinfonica di Milano – Tjeknavorian analytisch en meeslepend

 

Orchestra Sinfonica di Milano o.l.v. Emmanuel Tjeknavorian met Katia en Marielle Labèque, piano

Ludwig van Beethoven: Die Geschöpfe des Prometheus (Ouvertüre), Philipp Glass: Double concerto for two pianos and orchestra (Italiaanse première), Johannes Brahms: Symfonie nr. 4. Gehoord: 10 oktober 2025, Auditorium Fondazione Cariplo, Milaan

 

Door Peter Schlamilch

Dat Milaan een buitenwerelds mooie Dom heeft en een wereldberoemd operatheater weten we, maar dat er ook een uitstekend symfonieorkest is, is wellicht minder bekend, hoewel ‘La Verdi’, zoals het orkest liefkozend wordt genoemd, een van de meest vooraanstaande symfonieorkesten van Italië is. Het orkest is diepgeworteld in de muzikale traditie van Milaan en fungeert als een brug tussen klassiek en hedendaags repertoire. Het heeft ook een eigen koor en diverse jeugdensembles, en staat bekend om zijn veelzijdigheid en speelt een centrale rol in het culturele leven van Milaan en Lombardije.

 

 

Eeuwig jong

Het orkest is eigenlijk helemaal niet zo oud: het werd opgericht in 1993 door de Russische dirigent Vladimir Delman, in samenwerking met dirigent Marcello Abbado, broer van de beroemde Claudio Abbado. Het doel was om Milaan een stabiel symfonieorkest te geven, en het trad in de beginjaren op in de Sala Verdi van het Conservatorio di Milano, maar verhuisde in 1999 naar het toen pas geopende Auditorium di Milano Fondazione Cariplo, waar een uitstekende akoestiek heerst. Het openingsconcert, Mahlers Tweede Symfonie, stond onder leiding van Riccardo Chailly, maar sinds 2024 is het Oostenrijkse ´wonderkind´ Emmanuel Tjeknavorian (1995) de vaste dirigent. Het repertoire is breed: van Bach via 19e-eeuwse meesterwerken (Beethoven, Brahms, Tsjaikovski, Verdi) tot moderne composities, inclusief (Italiaanse) premières zoals Philip Glass´ Double Concerto for Two Pianos and Orchestra, dat ik dus bijwoonde, bij mijn bezoek werkelijk voortreffelijk, jeugdig en fris gespeeld door de beroemde gezusters Katia en Marielle Labèque – eeuwig jong in mijn herinnering blijvend maar die in feite alweer rond de 75 zijn.

 

 

Lyrisch en expressief

Daarvan was echter niets te merken: ze vormen nog steeds de goed geoliede machine van weleer, die zonder enige haperingen Glass’ soms verstilde maar ook vaak swingende klanken door deze zeer moderne concertzaal lieten parelen. Het bekende fluwelen toucher was soms adembenemend, en de dames speelden – uiteraard, zou ik zeggen – spatgelijk en superritmisch. Ook aan volume en kracht ontbrak het geenszins, en Glass’ muziek, waar ik niet per se een fan van ben, was aangenaam, als altijd zeer goed in het gehoor liggend en toch verrassend afwisselend, bijna niet-minimalistisch, eerder lyrisch en expressief. ‘Het orkest fungeert als een organische uitbreiding van de piano’s,’ zei Glass erover, ‘zelfs uitgebreider, omdat je hier twee piano’s hebt. Ik wil dat de 176 toetsen niet domineren; het evenwicht is cruciaal en moeilijk. Ze [piano en orkest] moeten in elkaar overvloeien.’ Dat lukte wonderwel, niet zo gek als je bedenkt dat de gezusters Labèque zelf de opdracht gaven tot de compositie van dit concert, het zelf in première brachten (2015) en er al 10 jaar de concertzalen mee langs reizen.

 

 

 

Felle en heftige accoorden

Glass’ instrumentatie is boeiend en kleurrijk, bijna filmisch, en verveelt bijna nooit, behalve als hij toch te minimalistisch wordt. Het derde deel is het indrukwekkendst: de lyrische maar ook dramatische 6e en 5e noot van de mineurtoonladder keren onophoudelijk terug, als een klagende zucht zoals die ook bij Brahms en Schubert hadden kunnen voorkomen, treurig en melancholiek, waarmee het werk eigenlijk als scharnier tussen de klassieke en moderne tijd gaat fungeren, hoewel wel wat laat. De orkestklank is prachtig, de strijkers klinken heerlijk verzadigd, de verschillende solo’s in de blazers zijn meer dan uitstekend en het slagwerk is indrukwekkend, met een grote trom die sonoor maar zacht op de achtergrond dreunt. Dirigent Emmanuel Tjeknavorian weet het Italiaanse orkest een Amerikaanse klank mee te geven en dat is knap, zeker omdat het programma werd geopend met Beethovens ouverture Die Geschöpfe des Prometheus, dat meteen al perfect werd ingezet met de felle en heftige accoorden, waarmee alleen een componist als Beethoven kan beginnen.

 

 

Expressie en emotie

De kersverse chef-dirigent laat zijn orkest in Prometheus klinken als een doorgewinterd Noord-Europees orkest, dat zonder enige opsmuk een overtuigende Beethovenklank genereert: geen overbodige lyriek, maar agressieve, hartstochtelijke dialectiek, precies zoals de componist dat wilde, ingebed in een briljante strijkerstechniek zoals alleen Italianen die hebben. Tjeknavorian dirigeert krachtig, viriel en tegelijkertijd uiterst transparant – hij leidt orkest en publiek als een muzikale gids door de structuur van Beethovens meesterwerkje en legt die helder bloot, zonder ook maar ergens overanalytisch te worden: er is volop ruimte voor expressie en emotie. Hij sluit het stuk af zoals het begon: nors, kortaf, en zonder poespas: een heerlijke uitvoering.

 

 

Volstrekt individuele lezing

Net als alle werken voor de pauze dirigeert Tjeknavorian ook Brahms Vierde Symfonie uit het hoofd, zoals dat een topdirigent, ook in spe, betaamt: hoewel de lastige, maar oh zo belangrijke eerste noot niet helemáál perfect is (waarschijnlijk te lang op gerepeteerd, dat kan ook), is het vervolg fascinerend: hier staat een dirigent die écht dirigeert, en niet zoals zo veel collega’s maar min of meer het orkest volgt. Hij boetseert de klank, is overal bij waar hij nodig is en gaat ons ook hier voor door het doolhof van Brahms’ meesterwerk, alweer op het analytische af maar weer met veel oog voor de emoties en de gevoelens. Hij leidt zijn mensen uiterst dialectisch, waarbij hij elke belangrijke tegenstem naar voren haalt waar nodig, of juist ruimte geeft aan andere. Hij haalt noten uit instrumenten (hoorns!) die ik nog nooit zo pregnant gehoord heb en zo gaat het de hele avond door: een volstrekt individuele lezing ontvouwt zich aan onze oren.

 

 

Dialogen en details

Het is duidelijk dat hij nog druk bezig is het orkest volledig naar zijn hand te zetten, maar wat wil dit orkest hem graag volgen en van dienst zijn! En terecht, want Tjeknavorians lezing van de partituur fascineert en boeit, ook als de slotnoten van sommige motieven of thema’s nog niet altijd zo mooi afgerond zijn als hij graag zou willen, waardoor Brahms klankwereld misschien nog niet altijd zo massief en graniet klinkt als zou moeten. Maar dat zijn details waarvan ik zeker ben dat hij ze er nog in weet te krijgen, want zowel dirigent als orkest stralen een enorm wederzijds respect en leergierigheid uit. Geen overbodige jongemeisjespoëzie, zoals ik dat wel eens hoor, maar de kérn van Brahms’ verhaal: die wil Tjeknavorian overbrengen, en het lukt hem. De slotaccoorden van het eerste deel zijn weer prachtig genadeloos en ongenaakbaar en ook in het tweede deel geen overbodige dichterlijkheden, hoewel er zeer veel te genieten valt aan prachtige soli en intiem orkestspel. Ook hier weer veel aandacht voor de structuur van Brahms’ verhaal, door een dirigent die de partituur volledig beheerst en orkest en publiek ook echt laat zíen (en horen) waar Brahms’ wereld over gaat: veel dialogen en details, weer afgesloten met drie messcherpe accoorden in het derde deel.

 

 

Beloften voor de toekomst

Ook in het vierde deel gaat de analytische lezing onverminderd voort, hoewel nu iets meer vrijheid, rubato en opbouw misschien gewenst waren. Maar Tjeknavorians blijft zijn orkest bespelen als een betoverde organist, een magiër die overal is en iedereen meeneemt. De fluitsolo is beeldschoon en nu is de opbouw richting het einde wél volmaakt, waarna drie korte, heftige, bijna driftige die geweldige concert besloten (hoewel ik de slotnoot in de pauken node miste): niet vaak zoveel begeestering en overgave gezien, en zelden zo veel beloften voor de toekomst.

Peter Schlamilch

You May Also Like

Ana Carmen Balestra: onthoud die stem!

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat

Opernhaus Zürich – Terfel en Kaufmann laten wanhoop en bloed rijkelijk vloeien in Tosca

Nikola Meeuwsen zet desolate sfeer in Sjostakovitsj treffend neer