
Voor cultuurhistoricus Edward Said was kunst in het algemeen en opera in het bijzonder allesbehalve een ivoren toren-aangelegenheid. Aan de vooravond van de grote demonstratie ‘Trek de rode lijn’ op 18 mei op het Malieveld in Den Haag, bespreekt Emanuel Overbeeke Saids boek over het belang van opera. Zie ook: https://www.amnesty.nl/agenda/demonstratie-rode-lijn
Door Emanuel Overbeeke
Actualiteitswaarde
Edward Said (1935-2003) dankt zijn faam vooral aan zijn cultuurhistorische beschouwingen en zijn inzet voor de Palestijnse zaak. Minder bekend is dat hij ook een groot liefhebber was van westerse klassieke muziek. Reeds tijdens zijn leven verschenen diverse essays en nu is er Said on opera, een verzameling van vier lezingen, gehouden in 1998 in Cambridge. De bij zijn dood niet helemaal afgeronde teksten werden voor uitgave gereed gemaakt door de Nederlandse musicoloog Wouter Capitain. In elke lezing is één opera het onderwerp en de aanleiding. Die vier opera’s zijn Così fan tutte(Mozart), Fidelio (Beethoven), Les Troyens (Berlioz) en Die Meistersinger von Nürnberg (Wagner). Said erkent dat hij geen musicoloog is en maakt van de nood een deugd: bij hem amper beschouwingen over de noten, dirigenten, zangers en regisseurs, maar meer dan gewoonlijk wel over de culturele lading en actualiteitswaarde van de vier.

Expressie
De vier opera’s verdienen aldus Said geen opvoering vanwege de kwaliteit van de muziek dan wel de opname van de werken in de canon, maar omdat ze voor de hedendaagse toeschouwer een betekenis hebben. Die betekenis verschilt per compositie. Wat de opera’s delen, is Saids aanpak. Hij begint met een kort historisch betoog, de ontstaansgeschiedenis en de vroege receptie waarbij het hem meer gaat om de expressie en de betekenis dan om een neutrale, objectieve beschrijving (daarvan zijn er immers al vele). Vervolgens is de opera een opstapje tot een betoog over vele zaken. Aanvankelijk lijkt niet duidelijk welke daarvan voor hem de essentie van deze opera is, maar hoe meer de hoofdstukken vorderen hoe meer er twee uitspringen. Ten eerste de veelzijdigheid. Zonder het met zoveel woorden te zeggen is de meerduidigheid en vooral de acceptatie ervan cruciaal voor elk meesterwerk omdat zo’n werk per definitie meer is dan een tijdgebonden uiting. Ten tweede legt Said binnen die veelzijdigheid duidelijk accenten. Ook dan zonder het met zoveel woorden te zeggen behandelt hij het laatste door hem besproken aspect van de opera als het voor hem meest cruciale van het werk.

Elke opera zijn eigen kern
Zo bezien heeft elke opera een andere kern: in Così fan tutte is dat de dood als ultieme gelijkmaker, in Fidelio de spanning tussen enerzijds de vrijheid en de realisatie van de idealen van de Verlichting en anderzijds het discontinue traject daarnaartoe, in Les Troyens Berlioz’ problematische relatie met het genre opera en in Die Meistersinger von Nürnberg Wagners eigenzinnige omgang met traditie en vernieuwing, de kritiek op eng nationalisme en de rol van sociale cohesie. Net als veel andere professionele literatuurbeschouwers die niet professioneel met muziek bezig zijn, ziet hij in vocale muziek de muziek primair als een illustratie en intensivering van de tekst. Opera is voor Said in de eerste plaats literatuur en cultuurgeschiedenis. Hij houdt van algemene en vergaande uitspraken en toont zich in de onderbouwing meer een essayist dan een wetenschapper. Ook al laat de onderbouwing hierdoor soms te wensen over, aan alles voelt men zijn grote vertrouwdheid met de onderwerpen en de literatuur daarover. Saids overtuigingskracht zit evenzeer in de stijl als in de inhoud.

Strijder voor de Palestijnse zaak
Bij lezing komen drie vragen op. Waarom koos Said voor juist deze vier opera’s? Wat zeggen zijn visies over hem op dit moment in zijn leven? En hoe verhoudt Said zich tot eerdere commentatoren? Over de eerste twee lezen we niets in de verantwoording van Wouter Capitain en de introductie van operaregisseur Peter Sellars. Capitain schrijft vooral over de redactionele overwegingen en Sellars bewondert Said om zijn originele geest. Over het tweede kan men wel vermoedens uiten. Toen Said deze lezingen gaf, was hij ernstig ziek en was het nog niet duidelijk of hij de ziekte zou overleven. Als strijder voor de Palestijnse zaak moet hij hebben gezien hoe het ideaal van een Palestijnse staat steeds lastiger te realiseren werd, ook al streden de Palestijnen volgens hem voor een zaak die zijn rechtvaardiging vindt in de idealen van de westerse Verlichting. Van een natie is het een kleine stap naar nationalisme en de rol van geschiedenis. Eng nationalisme is voor de balling Said die uit zijn ballingschap de conclusie trok te willen profiteren van meerdere culturen een vloek. Een open kijk op de geschiedenis is de pendant van een open kijk op muzikale genres. De aspecten in deze opera’s die hen het meeste raken, zijn kortom niet alleen uiterst persoonlijk maar ook algemeen menselijk, al schrijft Said alleen over het tweede.

Actualiteit van onderdrukking en verzet
Het derde komt wel aan bod, zij het bij de ene opera meer dan bij de ander en het uitvoerigst in de lezingen over Mozart en Wagner. Saids visie op Berlioz is niet nieuw voor de ultieme Berlioz-kenner en Saids tekst is een poging deze visie te verspreiden onder een breder publiek. De gedachte, dat Beethovens opera zoveel meer is dan een persoonlijk drama, is een open deur, maar de tijdloze maatschappelijke actualiteit van onderdrukking en verzet is helaas zo sterk dat de opera als symbool van verzet en vrijheid onverwoestbaar blijft. De dood (Saids kernthema in Così fan tutte) deelt met de liefde (kernthema in Mozarts opera waarin vreemdgaan niet alleen vreemd is maar begrijpelijk wordt) het vermogen de sociale en culturele context en conventies oprecht en overtuigend links te laten liggen vanwege ongrijpbare en onbeheersbare gegevens. Zo bezien is de liefde net als de dood een ultieme gelijkmaker. Daarmee bouwt zijn visie voort op de post-Victoriaanse opvatting, waarin de liefde zegeviert over de conventies, mede dankzij de kracht van de muziek, en is Said voor zover ik weet de eerste die i.v.m. deze opera de onverbiddelijke macht van de liefde in de opera verbindt met de even onverbiddelijke van de dood in ieders leven.

Een voorbeeld van Saids open kijk is de ruime aandacht die hij schenkt aan Wagners antisemitisme. Said erkent volmondig dat Wagner antisemiet was, maar ziet dit alleen in Wagners persoon en geschriften, niet in diens muziek, een stelling waar niet iedereen het mee eens is. Het lijkt een poging Wagners muziek acceptabel te maken voor die personen die in Wagner zijn antisemitisme vooropstellen. Said gaat terug naar de Wagnerreceptie van voor 1933 toen Wagner niet primair te boek stond als antisemiet maar als iemand wiens werk aanleiding gaf tot debat en intellectuele vrijheid. In zijn hoofdstuk over Wagner is Said het uitvoerigst over strikt muzikale zaken, omdat Wagners mix van traditionele en vernieuwende elementen een reden is voor de problematische status van het werk. De ruimte voor debat, die Wagnerexegeten na 1945 moesten bevechten op de doorwerking van het nazisme na de oorlog, streeft Said na zowel in zijn hoofdstuk over Wagner als daarbuiten in de oprichting, samen met pianist en dirigent Daniel Barenboim, van het West-Eastern Divan Orchestra waarin Israëlische en Palestijnse musici samenwerken. Zoals Barenboim probeerde Wagners muziek uit te voeren in Israël, zo verklaarde Said dat een Palestijnse staat Israël behoort te erkennen.

Maatschappelijke stellingname
In zekere zin zijn deze maatschappelijke stellingnamen de pendant van zijn keuze voor poly-interpretabiliteit bij de benadering van elke opera. Dit lijkt opmerkelijk uit de mond van iemand die bekend was om zijn uitgesproken stellingnamen in beladen kwesties, maar de keuze voor co-existentie is evenzeer een stellingname. Dat de opera’s er zich uitstekend toe lenen, maakt Said overtuigend duidelijk. Op beide terreinen (kunst en samenleving) kiest hij de weg van de meeste weerstand – een simpele, eenduidige kijk op deze opera’s en op het Israëlisch-Palestijnse conflict zou het leven een stuk overzichtelijker hebben gemaakt. Zijn complexe kijk past bij een complexe werkelijkheid, de genuanceerdheid van de wetenschapper sluit aan bij zijn politiek activisme. Daarmee haalt hij de kunst uit de ivoren toren en geeft hij de maatschappij een spirituele dimensie. Daarin waren de lezingen niet alleen actueel in 1998, maar zijn ze dat ook in 2025.
Emanuel Overbeeke

Edward Said (ed. W. Capitain):
Said on Opera
Columbia University Press
ISBN 978-0-231212014
119 blz. (paperback)