Luisi’s Vierde Mahler ontbeert kleur en diepgang

Mahler-Festival 2025, 8-18 mei. NHK Symphony Orchestra o.l.v. Fabio Luisi. Gustav Mahler: Vierde Symfonie, m.m.v. Ying Fang (sopraan) en Matthias Goerne (bariton). Gehoord: 12 mei, Concertgebouw, Grote Zaal, Amsterdam

Door Peter Schlamilch

 

Mahlers symfonieën moesten ‘de hele wereld omvatten’, zoals hij zelf zei, en zijn Vierde Symfonie zou bestaan uit ‘ervaringen en leed, uit waarheid en verzinsels’. Ze biedt ons een kinderlijke blik op het paradijs, maar altijd met een dubbele bodem, want Mahler zag het aardse bestaan als ‘gevormd door leugens, intriges en menselijk lijden’ – niet zo gek dus dat hij het tweede deel als een duivelsdans beschouwde, en erover sprak alsof ‘Magere Hein een deuntje speelt’. De concertmeester heeft daarom standaard een extra viool bij zich die een hele toon hoger is gestemd, en daardoor een strakgespannen, wat schrille en ‘fiedelachtige’ spookklank krijgt.

 

 

Ironische ondertoon

En inderdaad, het tweede deel van Mahlers Vierde, in het Mahler-Festival gespeeld door het NHK Symphony Orchestra uit Tokio, klonk bij vlagen behoorlijk schimmig en onheilspellend, ondanks de nogal pieterpeuterige gebaren van dirigent Fabio Luisi, wiens dirigeerstijl zich kenmerkt door kleine, nogal afstandelijke bewegingen, waardoor de luisteraar niet direct ‘het werk ingezogen’ wordt. Het NHK speelt als een goed geoliede machine, met af en toe een kleine oneffenheid, en het kostte me enige tijd om de woorden te vinden om zijn klank te omschrijven. ‘Eendimensionaal’, hoorde ik om me heen, maar ik zou zelf het woord ‘eenzijdig’ willen gebruiken: on-Europees is natuurlijk veel te gemakzuchtig en algemeen, maar veel verschillende kleuren weet het orkest niet te genereren, en hoewel er vaak met inzet wordt gespeeld krijgt de muziek, waarvan, volgens de componist, ‘het belangrijkste niet in de noten staat’, nergens die bijtende, cynische of ironische ondertoon die Mahler zo behoeft.

Ook het eerste deel was vaak technisch hoogstaand: nog nooit vier fluiten zo loepzuiver unisono horen spelen, of de strijkers, maar ook de slagwerkers, zó perfect gedisciplineerd en gelijk gehoord, maar dat geeft ook een beetje het gebrek aan muzikale individualiteit van de musici als geheel aan. Solo’s waren vaak prima, maar, ondanks het ‘Schalltrichter hoch’ toch dikwijls te kleurloos om echt te boeien en te weinig diep van toon om echt te raken. Ook de juichende slotmaten van het eerste deel waren veel te zakelijk en afstandelijk – en vooral: te bestudeerd – om echt spontaan te zijn.

 

 

Kinderlijke onschuld

Het derde deel was wél bijzonder: prachtig kamermuzikaal van opzet en soms zó fabelachtig verstild dat ik even moest controleren of wel alle strijkers speelden en niet alleen de eerste lessenaren – zo volstrekt verheven klonk dit prachtige voorportaal van de hemel, waarvan de poorten direct erna werden geopend door de Chinese sopraan Ying Fang, die volstrekt engelachtig en in een prachtig Duits haar beschrijving van het paradijs begon – ze heeft een heerlijk warme en toch slanke sopraan, die ze tot het zachtste, meest flinterdunne pianissimo bewoog dat ik misschien ooit gehoord heb, zeker in de koraalachtige slotmaten die elke strofe afsluit. Jammer was wel dat ze steeds in die zachte modus bleef, ook in de passages die best wat meer klank en expressie konden gebruiken, zoals die van de vredelievende dieren die uiteindelijk toch vrolijk geslacht worden door de heilige van dienst. Daardoor verloor ze haar kinderlijke onschuld een beetje, en werd ze toch de concertzangeres die ze eigenlijk had moeten vermijden.

Der Himmel hängt voller Geigen, is de titel van het oorspronkelijke gedicht waarop Mahler haar tekst baseerde, maar violen kunnen echt meer dan alleen superzacht. Het orkest begeleidde volkomen sereen: zelden 10 cello’s zo zacht horen spelen, en het einde stierf goddelijk-hemels weg… Toch begreep ik ook het boe-geroep voor Luisi, dat kort maar krachtig uit de zaal klonk – extreem opmerkelijk en iets wat ikzelf nog nooit heb meegemaakt in het Concertgebouw, waar de mores heel anders zijn dan in de opera: zijn vlakke directiestijl maakte het moeilijk Mahlers wondere, contrastrijke en emotionele wereld te betreden.

 

 

Staande ovatie

Voor de pauze stonden enkele liederen uit Mahlers Des Knaben Wunderhorn op het programma, waarin de beroemde bariton Matthias Goerne de eerste minuten zo wonderschoon zacht en resonant inzette, dat ik me verheugde op een topavond. Met grote, hemelsblauwe ogen het publiek aankijkend of de goden aanroepend stond hij, uiterst beweeglijk, in het rond te turen, en zong het eerste lied, Wo die schönen Trompeten blasen, over het afscheid van twee geliefden, overtuigend en aangrijpend.

Toen gebeurde er iets opmerkelijks: in het tweede lied, Das irdische Leben, bleek dat Goerne moeite had om over het orkest, dat hier inderdaad wat sterker begeleidde, heen te komen, en in Revelge, waar het orkest voluit moet spelen, werd hij nagenoeg onhoorbaar, althans, op mijn plek op het balkon. Veel bezoekers keken verbaasd om zich heen: wat was hier gaande? Ook het Trallali, trallaley, dat zich toch bij uitstek tot vocale krachtpatserij zou hebben geleend, bleef bedeesd en nauwelijks hoorbaar. Toen ik later het concert terug hoorde op de tv, was alles puik in orde (de omroep heeft uitmuntende geluidstechnici), maar in de zaal werd Goerne in vrijwel alle sterke passages volledig overspoeld door het orkest, ondanks de dunne bezetting ervan en Luisi’s voorzichtige slag. De vrijwel standaard staande ovatie, zo kenmerkend voor het Nederlandse publiek,  bleef dan ook achterwege. Een memorabel moment.

Peter Schlamilch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Info:

https://mahlerfestival.concertgebouw.nl

You May Also Like

Cellist Julien-Laferrière en pianist Fournel zijn aan elkaar gewaagd

Cecilia Bartoli en Lang Lang samen in Concertgebouw

Stoelriemen vast – bubbels uit de kast!

Ensemble Modern enerverend magisch met Paxton en Poppe