Oranjewoud Festival: muziek op hoog niveau in schitterende omgeving

Gehoord: Oranjewoud, 14 & 15 juni 2025
Door Willem Boone
‘Wat een prachtig landgoed en wat een aardige vrijwilligers’ is wat je direct denkt als je voor het eerst dit festival bezoekt. Voor wie het openluchtfestival Wonderfeel kent, zal veel bekend voorkomen, al is Oranjewoud minder massaal van opzet. Dat is kennelijk ook wat de trouwe fanbase nastreeft: een oudere dame zei tegen mij: ‘Het moet niet te groot worden, dan vinden we het niet leuk meer!’

Oekraïens temperament
Het eerste concert dat ik bijwoonde, was het recital van meesterpianist Alexander Gavrylyuk. Op het moment dat hij speelde, was het heel warm, dus het zal voor hem in zijn pak met hooggesloten kraag een nog grotere inspanning dan anders geweest zijn. Hij begon zijn concert met Mozarts Sonate in c KV 330, waarbij hij het eerste deel in een bijna ideaal tempo inzette. Zijn spel klonk nog wat ingehouden, alsof hij zich qua expressie niet helemaal durfde te geven. Bij mijn weten was de vleugel niet versterkt, maar het klonk prima, ondanks het vrolijke gekwetter van vogels op de achtergrond. Het tweede deel straalde door zijn eenvoud rust uit, terwijl hij het derde deel in een snel tempo nam. Daarna volgde de Fantasie in f opus 49 van Chopin, waar hij de inleiding vrij snel nam, wat iets van het statige karakter van deze kleine ‘marche funêbre’ weghaalde. De pianist ging trefzeker te werk in de beruchte akkoorden, waarbij de handen over het hele klavier uit elkaar gaan. ‘Zo!’, zei een meneer achter mij bewonderend na het slotakkoord. Nog meer reden voor bewondering was er voor zijn vertolking van de Schilderijententoonstelling van Moussorgsky. Daarbij schuwde Gavrylyuk geen uitersten in dynamiek. Hij begon Bydlo direct forte, daar waar veel pianisten geleidelijk de dynamiek doseren. Op een bepaald moment werden zijn fortissimo’s erg luid, maar het diminuendo aan het eind was mooi. Het ballet van de kuikens in hun eierschalen klonk ‘crisp’ zoals de Engelsen dat zeggen en er waren tal van verfijnde details, zoals de geraffineerde tremolo’s aan het eind van Catacomben. De Hut van Baba Yaga was als te voorspellen woest en in de Grote poort van Kiev toonde de pianist nog eens dat hij een groot virtuoos is, die zich aan het eind een beetje liet verleiden tot luid spel. De totaalindruk was er niet minder om en het publiek bracht de pianist direct een staande ovatie, die hij met de nostalgische Etude opus 2 nr 1 van Scriabin beantwoordde.

Teksten en muziek
Van geheel andere orde was het concert door zanger Ruben Hein en het Matangi Kwartet. Zij brachten een programma met op muziek gezette teksten over vriendschap, verraad, twijfel en broederliefde. Het leverde al direct interessante perspectieven op, zoals de brief van een vader aan zijn zoon met ongevraagde raad, of een eerbetoon aan de brief en de pen, waaraan we in deze tijd van laptops en computers veel te danken hebben. Het wat hese, ‘rokerige’ timbre van Ruben Hein leverde een passende combinatie met het mooi spelende Matangi kwartet op, dat steeds als een eenheid reageerde. De teksten en de muziek vulden elkaar aan. Sommige van deze teksten gaan onder je huid zitten, zoals ‘I am not afraid to use my voice amidst the masses’, ‘I have seen all twists and turns,’ of ‘I have turned the page, one last stance past regrets and then walk away. I have learnt, it’s over and done.’ Kort voor het eind werd het concert kortstondig onderbroken nadat een bezoeker onwel geworden was, maar dit werd vakkundig opgelost.

Willliam Youn is geboren Mozart-pianist
Het volgende concert door Amsterdam Sinfonietta begon met enige vertraging, omdat er kennelijk onduidelijk over het begintijdstip bestond. Toen het publiek al zat, waren orkest en pianosolist William Youn nog bezig met ‘soundchecks’ om vervolgens allen weer van het podium te verdwijnen. Het was overigens aardig om de Eerste symfonie in es KV 16van Mozart eens te horen, want deze klinkt waarschijnlijk nooit in een concertzaal. Het was aardige muziek, die nog wat ‘groen’ van karakter was, toch blijft het voor een 8-jarige (!) een prestatie om al een driedelige symfonie te schrijven. Deze werd met verve door Amsterdam Sinfonietta gespeeld. Het Zesde strijkkwartet van Mendelssohn in de versie voor strijkorkest is juist een van zijn laatste werken, dat hij kort na de onverwachte dood van zijn zus Fanny schreef. De muziek is uitgesproken dramatisch van karakter en bleef ook in deze ruimere bezetting overeind. Het was knap hoe een kamerorkest bijna als een kwartet klonk, in het derde deel was dat donkerder en voller dan het bij een strijkkwartet het geval geweest zou zijn. In dat deel laat Mendelssohn het dramatische karakter los en is de sfeer bijna onthecht en geresigneerd, wat tot intens spel van het orkest leidde. In het laatste deel was de agitatie terug en daarin trad het orkest eensgezind op. Het is duidelijk te horen dat ze dit stuk in vorige seizoenen gespeeld hebben en dat de uitvoering nog aan diepgang gewonnen had.

Daarna volgde het Pianoconcert nr 12 in a KV 414 van Mozart met als solist de Koreaanse pianist William Youn. Hij ging fijnzinnig te werk en hoefde zich nergens op de Steinway geweld aan te doen. Zijn Mozart klonk in precies het juiste tempo, met optimale helderheid en articulatie. Deze pianist is een geboren Mozart-speler die op uiterst natuurlijke, bijna ‘dartele’ manier te werk gaat. Als iemand zo natuurlijk speelt, valt het bijna niet meer op hoe gaaf trillers, versieringen en legato gerealiseerd worden. Doordat hij zich met de materie vereenzelvigde en door zijn concentratie kreeg Mozarts goddelijke muziek vleugels. Er volgde een aardige toegift: het Larghetto uit het Pianokwartet van Fanny Mendelssohn, waarbij het een beetje jammer was dat het dit keer door het hele orkest gespeeld werd.
Muziek voor (alt)viool en elektronica
Het Oranjewoud Festival volgt qua programmering niet altijd de gebaande paden: dat gold voor het recital door violist en altviolist Michael Barenboim. Hij is de zoon van de bekende dirigent/pianist en lijkt als twee druppels water op de jonge Daniel Barenboim. Het zal niet vaak voorkomen dat een strijker zowel viool als altviool tijdens hetzelfde recital speelt en verder zal er niet vaak muziek voor altviool en live elektronica op het programma staan. Dat was nu het geval en het concert begon met Messagesquisse voor altviool en live elektronica van Boulez. Of dat de meest geschikte manier is om een recital mee te beginnen, is een tweede, maar het getuigt wel van lef om zoiets te programmeren, zowel door de artiest als de organisatie. Dit stuk kende een paar spannende momenten, maar was dermate enerverend van karakter, dat het publiek er onrustig door werd en er soms doorheen begon te praten. Daarna volgde er repertoire dat conventioneler, maar niet per se gangbaarder was: Pièce voor altviool (en niet viool, zoals abusievelijk in de toelichting stond!) en piano van Chausson, waarbij Barenboim assistentie kreeg van zijn echtgenote, pianiste Natalia Pegarkova Barenboim. Zij gaf haar man uitstekend weerwerk met vloeiend pianospel. Barenboim zelf is een zeer capabele strijker die op beide instrumenten even goed thuis is en een diepe klank uit zijn altviool weet te halen.

Ondanks zijn grote talent kwam hij op mij niet als een werkelijk meeslepend musicus over: het blijft bij mij vooral bij bewondering voor zijn instrumentale prestaties. In de Sonate postume voor viool en piano van Ravel kwam het tot goed samenspel, waarbij het er bijna op leek dat de violist een (extra) duo aanging met een schorre kraai in het bos die steeds leek te antwoorden…Helaas kwamen de drie van Fauré aangekondigde om onduidelijke redenen te vervallen (tijdgebrek?) en eindigde het concert zoals het begonnen was, met muziek van Boulez, diens Anthèmes 2 voor viool en live elektronica. Het ging om een gecompliceerde partituur, waarbij het hele arsenaal aan viooltechnische problemen voorbijkwam: pizzicati, glissandi en fluittonen. Helaas was deze onrustig van karakter en duurde het stuk te lang, waardoor de aandacht van het publiek op de proef werd gesteld. Niettemin was het een razend knappe prestatie van de violist om deze muziek zo kundig uit te voeren.

15 juni: Bekende Franse muziek in onbekende versies door Quatuor Van Kuyck
Een ander voorbeeld van originele programmering was het concert getiteld ‘Impressions Parisiennes’ door het Quatuor Van Kuyck, een van de beste strijkkwartetten van dit moment dat ook in het ‘normale’ repertoire, zoals bijvoorbeeld de Complete strijkkwartetten van Mendelssohn hoge ogen gooit. Dit keer gooiden zij het over een hele andere boeg, zoals tweede violist Sylvain Favre-Bulle in zijn inleiding vertelde. Volgens hem bestaan er op het gebied van Franse strijkkwartetten in elk geval de meesterwerken van Debussy en Ravel, naast dat van Fauré (‘not so bad’), maar voor de rest is de oogst, zeker vergeleken met het Duitse repertoire, wat mager. Daar meende het Quatuor Van Kuyck verandering in te moeten brengen door het repertoire uit te breiden met enerzijds bewerkingen van liederen of pianowerken, en anderzijds door de jonge Franse componist Baptiste Trotignon de opdracht te geven om vijf korte, muzikale portretten van Poulenc, Ravel, Satie, Debussy en Fauré te maken en die steeds om en om uit te voeren. Deze portretten vormen een vijfdelige compositie genaamd Ces monsieurs. Een buitengewoon origineel concept dat verrassend uitpakte, door het prachtige spel van de musici en door hun authentieke aanpak. Daardoor leek het er nergens op dat je naar ‘een bewerking van’ zat te luisteren.

De vier liederen van Poulenc hadden direct dat licht decadente, schalkse dat zijn muziek zo onweerstaanbaar maakt en klonken met typisch Franse ‘chic’. Het was mooi om te zien hoe de eerste en tweede violist soms naar elkaar lachten. Trotignon heeft knap werk verricht, want zijn portretten leken bij vlagen op de authentieke muziek van de componisten. Steeds weer frappeerde daarbij het ongelofelijk eensgezinde spel van de vier kwartetleden. De Pavane pour une infante défunte van Ravel klonk smartelijk, eerst op altviool, daarna op viool. Het paste heel goed bij de feeërieke omgeving waar het concert plaatsvond. ‘Je te veux’ van Satie heupwiegde ook in deze uitvoering. Over de door altist gemaakte bewerking van de Petite suite van Debussy vertelde Favre-Bulle dat deze componist oorspronkelijk op het manuscript van zijn Quatuor de opmerking ‘Premier Quatuor’ geschreven had, kennelijk was hij van plan om het niet bij een kwartet te laten. Het is er helaas niet meer van gekomen, maar de leden vonden in deze vierdelige suite een werk dat voor een kwartet kon doorgaan, al gaat het in dit geval om een jeugdwerk, dat veel eerder dan Debussy’s Quatuor ontstond. Altist Emmanuel François leverde een fraai staaltje werk met deze bewerking, die alle recht deed aan het dromerige origineel. Al even geslaagd waren vier liederen van Fauré, met daaronder de bekende ‘Après un rêve’, ‘Clair de lune’ en Mandoline. Het afsluitende Gabriel van Trotignon was mooi door het spel van de primarius tegenover de drie anderen die met sourdines speelden. Daarbij viel nog een keer op dat deze primarius nooit overkomt als een ‘gemankeerd solist’, maar zich altijd voegt in de totaalklank. Wat mij betreft was dit concert een absoluut hoogtepunt!

Giovanni Sollima
Deze cellist hoorde ik ooit een keer eerder en toen liet hij niet de best denkbare herinneringen achter: bij een van de vorige edities van de Cello Biënnale in Amsterdam speelde en dirigeerde hij een celloconcert, achterover hangend en half het Orkest van de Achttiende Eeuw aanvoerend, terwijl hij daarbij behoorlijk vals speelde. Daarvan was nu gelukkig geen sprake, maar Sollima blijft een outsider, van wie je nog steeds niet goed weet wat je van hem kan verwachten. Hij komt soms – met alle respect – een beetje als een ‘mafketel’ over, door zijn manier van spelen en niet in de laatste plaats door zijn droge gevoel voor humor. Hij kreeg na het eerste nummer door een vrijwilliger koffie aangereikt en zei dat hij ‘slaperig was’ en dat de koffie ‘het programma zou veranderen.’ Hij speelde alle stukken met gesloten ogen en leek daarbij opperst geconcentreerd. Aan het begin bracht hij een paar van zijn eigen composities, die soms Oosters klonken, met een donkere, grote toon. Soms ging hij daarbij ineens meezingen (al leek het meer op ‘mee jammeren’!), iets wat hij beter kan laten, omdat het niet veel toevoegt en zelfs afleidt. Bij een nummer van Jimmy Hendrikx werd duidelijk dat hij veel kan op een cello en vroeg hij het publiek om mee te klappen.

Midden in het programma speelde hij een Suite van Bach (‘Not all six’ voegde hij eraan toe!), de Eerste suite. Vreemd genoeg klonk daarbij de Prelude gekunsteld, anekdotisch en stroomde de muziek niet door missende lange lijnen, maar in de overige delen herstelde hij dat met spel dat rust en schoonheid uitstraalde. Het was heel fijn om een hele cellosuite van Bach te horen en niet een enkel deel. Sollima had diverse strijkstokken bij zich, waaronder een hele kleine, waarmee hij op de snaren sloeg. Verder zag ik hem zakendoen die ik nog nooit eerder van een cellist gezien heb: hij streek met zijn onderarm over de snaren of kraste er zelfs met zijn nagels overheen! Dat werd afgewisseld met zaaggeluiden en in de hitte van zijn spel bleef zelfs even de strijkstok vast zitten! Tussen de laatste twee onderdelen stemde hij zijn cello en toen hij niet eens ‘speelde’, haalde hij ongelooflijk diepe klanken uit het instrument. Het moet gezegd worden: Sollima is soms een mafketel, maar wel een geniale mafketel!

Franse chansons met Thomas Oliemans
Het laatste concert door Amsterdam Sinfonietta en Thomas Oliemans bracht Franse chansons en gezien de massale opkomst zijn die populair. De zanger, die tevens een begaafd pianist is, zette zich na zijn entree aan de vleugel en het leek er even op dat hij met het orkest de Variations symphoniques van Franck ging spelen, maar dit bleek een opmaat voor de rest te zijn. Na een paar minuten ging Oliemans verder met ‘Sous le ciel de Paris van Leo Ferré. Met het accordeon erbij, bespeeld door pianist Bert van den Brink, was de Franse sfeer natuurlijk onmiskenbaar. De zanger heeft een sterke présence, je merkt duidelijk dat hij vaak in opera’s zingt. Verder heeft hij een goede stem en een uitstekende dictie, het is goed merkbaar dat hij zich niet in allerlei bochten hoeft te wringen om dit repertoire geloofwaardig te brengen. Dat ging hem uitstekend af.

Het programma werd afgewisseld met instrumentale gedeeltes zoals de Blues uit de Vioolsonate van Ravel, gespeeld door Candida Thompson, de gedreven aanvoerster van Amsterdam Sinfonietta. Het zorgde voor een feestelijke afsluiting van een wederom geslaagde editie van het Oranjewoud Festival.
Willem Boone

De volgende editie vindt plaats van 22 t/m 25 mei 2026.
https://www.oranjewoudfestival.nl/