Semyon Bychkov dirigeert lyrische Beethoven en Schubert, Kissin fenomenaal in Prokofjev

Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Semyon Bychkov. Evgeny Kissin (piano). Franz Schubert: Symfonie nr. 8 ‘Onvoltooide’, Sergej Prokofjev Pianoconcert nr. 1, Ludwig van Beethoven Symfonie nr. 2. Gehoord: 30 november 2025, Concertgebouw, Grote zaal, Amsterdam
Door Peter Schlamilch
Dirigent Semyon Bychkov moet een uiterst aimabele figuur zijn, aan zijn muzikale gestiek te oordelen. Het tragische noodlotsthema in Schuberts Onvoltooide zette hij mild en vriendelijk in, Prokofjevs grillige Eerste pianoconcert begeleidde hij vaderlijk en rustgevend en de wispelturige Tweede symfonie van Beethoven kreeg zelfs lyrische trekken die ik er nog niet eerder in had gehoord, en die er wellicht eigenlijk ook helemaal niet in zitten.

Diep ongelukkig
Toegegeven: de eerste inzet van Schuberts Achtste, het onheilspellende ‘motto’ van de hele symfonie, klonk weergaloos: gelijk, zuiver en intens, ook door het uiterst geraffineerde (non)vibrato-gebruik van de cellisten en bassisten: een passage die je niet vaak zó gelijk, donker en dreigend hoort – dat beloofde alle goeds. Het eerste thema, in hobo en klarinet was subliem, maar nèt te weinig desolaat om Schuberts gemoedstoestand tijdens het componeren te kunnen vangen: de jonge componist kampte met een diepe depressie door de eerste confrontaties met zijn levensbedreigende ziekte, werd overmand door gevoelens van het naderende einde (hij was pas 25) en van een existentiële wanhoop. Kort na het afbreken van de symfonie (bewust?) belandde hij in het Weense Allgemeines Krankenhaus, droeg een pruik om zijn haarverlies te verbergen en voelde zich diepongelukkig. Op die tijd terugblikkend schreef hij later: ‘Stel je een mens voor wiens gezondheid zich nimmer meer zal herstellen, die juist daardoor aan alles wanhoopt en die in alles het plezier verliest, behalve in het drinken van een oude wijn af en toe… Ik voel mij de ongelukkigste, ellendigste mens op aarde.’
Rauw randje
Ook het tweede thema was eerder lieflijk, zachtmoedig en dolce, dan weemoedig en bedroefd, en de tutti-uitbarstingen van het noodlot, die om de haverklap de toch al zwaarmoedige stemming nog komen verstoren, waren nooit sforzatissimo (zeer nadrukkelijk versterkt), zoals de componist er duidelijk bij schreef, maar bleven bij Bychkov vriendelijk, beheerst en rond, soms zo rond dat ze niet helemáál gelijk klonken, maar dat was duidelijk ook niet het streven van de dirigent, die overigens op dat moment jarig was (nog gefeliciteerd!). Was dit dan een matige uitvoering? Geenszins, want de orkestklank was weergaloos en bijvoorbeeld de houtblazers in de doorwerking waren fabelachtig mooi, met een hoofdrol voor solofagottist Andrea Cellacchi, die met zijn sterk geprojecteerde toon een heerlijk fundament neerzette en het hout soms subtiel van een rauw, ‘authentiek’ randje voorzag. Klasse!

‘Dit is anarchie!’
Dirigent Semyon Bychkov koos dus niet voor de dramatische worsteling met het noodlot, maar koos voor klankschoonheid en harmonie – een onverwachte, maar voor velen ook heerlijke omgang met Schubert. In het tweede deel paste zijn aanpak natuurlijk perfect: lyrisch en intiem met prachtige zilverkleurige lange lijnen in de strijkers en prachtig breed in de blazers (met alweer die fagottist die op de achtergrond schitterende dingen zit te doen). Niet spannend of indringend, maar ontspannend en rustgevend. Er valt best iets voor te zeggen, zeker als ‘voorprogramma’ bij het Sergej Prokofjevs Eerste Pianoconcert, het korte, eendelige afstudeerwerk voor het Conservatorium van Sint-Petersburg uit 1912, hij was toen 20 jaar oud. Toen Prokofjev in 1914 voor zijn eindexamen piano een eigen werk moest spelen met orkest, koos hij bewust dit concert omdat het extreem virtuoos en ‘modern’ was – bedoeld om de conservatieve jury te shockeren, hetgeen prima lukte – een jurylid zou hebben gezegd: ‘Dit is geen muziek, dit is anarchie!’ Prokofjev zelf noemde het werk later ‘mijn eerste echt volwassen compositie’ en tegelijk ‘een soort muzikale kwajongensstreek’. Het is vol jeugdige overmoed: keiharde akkoorden (soms met de hele onderarm gespeeld – toen ongehoord), glissandi over het hele klavier, ritmische verschuivingen en bijna een ‘overdosis’ aan percussie, die het orkest soms laat klinken als een circus. Prokofjev speelde het concert meer dan 100 keer in zijn leven, en grote pianisten hebben het de laatste decennia tot een ‘showstuk’ van virtuositeit gemaakt.
Kissin fenomenaal en bovenwerelds mooie klarinetsolo
De Moskouse pianist Evgeny Kissin, naast uitvoerend musicus overigens ook componist en theaterschrijver – vaak in het Jiddisch – speelde het niet alleen fenomenaal en vlekkeloos, maar ook met een drive en energie die de avond beslist kon gebruiken: messcherp, ritmisch en met zoveel kleuren en dynamische contrasten – groots! Soms zangerig, dan weer voluit beukend op de toetsen – deze grootheid heeft alles in huis. Ook het orkest leefde op, speelde talloze kleuren en nuances, en het geheel werd bekroond door een bovenwerelds mooie solo van de Portugese klarinettist Carlos Ferreira, sinds 1 augustus 2025 soloklarinettist van het Concertgebouworkest. Ook het lastige slotdeel verliep gesmeerd in zowel orkest als piano en eindigde met de beruchte knal die uit het hele orkest lijkt te komen, maar in feite alleen door de piano, de pauk en de trombones wordt gespeeld: compleet overtuigend.
Leven omwille van de kunst
De Tweede Beethoven, die na de pauze werd uitgevoerd, leek qua aanpak op de Schubert van eerder: een paradijs van klankschoonheid, afwerking en nuances, maar van Beethovens gemoedstoestand tijdens het componeren liet dirigent Bychkov ons weinig meekrijgen, want hoewel de symfonie uiterlijk vrolijk, energiek, brutaal en zelfs humoristisch klinkt, moduleert de componist al heel snel naar mineur en dreigt even zijn neventhema ook in mineur te zetten, maar ziet daar na een korte, maar intense worsteling toch plotseling vanaf. Die worsteling, met al dat frenetieke ‘gezaag’ in alten, cello’s en bassen, klonk bij Bychkov eerder optimistisch dan wanhopig, terwijl Beethoven precies in deze periode (1801–1802) in de diepste crisis van zijn leven verkeerde, de crisis die leidde tot het beroemde Heiligenstadt Testament (oktober 1802), een dramatische afscheids- en testamentbrief aan zijn broers, waarin hij zijn wanhoop uitschreeuwt en toch besluit door te leven ‘omwille van de kunst’.
Overdreven energie
De hele Tweede weerspiegelt de opstand tegen zijn wanhopige situatie, gekenmerkt door de eerste duidelijke gehoorproblemen (oorsuizen, hoge tonen weg), die hij nog voor bijna iedereen verzwijgt, tot in de zomer van 1802 de volledige bewustwording doorbreekt dat zijn doofheid ongeneeslijk is en de componist in een diepe depressie belandt, vergezeld van zelfmoordgedachten. De afwijzing door de 17-jarige Gravin Giulietta Guicciardi, waar hij hartstochtelijk verliefd op was, hielp de stemming niet te verbeteren. Toch schreef hij in 1802: ‘Ik leef weer een beetje vrolijker… ik zal het lot bij de keel grijpen; het zal mij beslist niet helemaal neerdrukken.’ Het werk barst van vitaliteit, humor en overdreven energie – alsof hij de duisternis geforceerd wil wegblazen.

Scherpe dissonanten
Wie al deze achtergronden wilde terughoren, kwam bedrogen uit: Bychkov koos weer voor de lyrische aanpak, waarbij grote accenten niet ‘verstoorden’, maar organisch in het geheel pasten, en de typische Beethoven-crescendi geen achtbaangevoel opriepen maar welluidend ingebed werden. Het orkest klonk weer als een klok (met alweer die soms grijnzende fagotnoten op de achtergrond), helder en transparant, en met onwaarschijnlijke kleuren, zeker voor een Beethovenpartituur. De strijkers (maar ook de blazers) gebruikten een uitgekiend non-vibrato dat heel overtuigend overkwam, en gelukkig mochten de trompetten het eerste deel (samen met de hoorns) lekker knallend afsluiten met hun scherpe dissonanten.
Superflitsend en energetisch
Het tweede deel was weer een kolfje naar Bychkovs hand: hij negeerde – terecht – Beethovens tempoaanwijzing (Larghetto) en richtte zich naar het veel snellere metronoomcijfer (de metronoom werd pas 13 jaar later uitgevonden en Beethoven kon zichzelf enorm tegenspreken in de getallen die hij jaren later noteerde), wat een heerlijk vloeiende en poëtische gelukzaligheid opleverde – beeldschoon en ragfijn, hoewel het vibrato in de strijkers nu af en toe wel héél erg spaarzaam werd.
Het derde deel was weer lyrisch, speels en lichtvoetig, zó lichtvoetig dat ik me er de sombere maestro nauwelijks bij kon voorstellen, maar wie weet…? Wat meer grilligheid had me meer bij de les gehouden, maar dat gebeurde weer bij aanvang van het vierde deel, dat superflitsend en energetisch was, maar toch gaandeweg weer lyrisch en rond werd. Het orkest speelde briljant, een genot om te beluisteren.

Info:
https://www.concertgebouworkest.nl/nl/agenda/evgeny-kissin-speelt-prokofjev-2025-11-30/