Teatro Comunale di Bologna – Stravinsky’s Oedipus rex maakt diepe indruk

Orchestra del Teatro Comunale di Bologna o.l.v. Oksana Lyniv. Ildebrando Pizzetti: Per l’Edipo re di Sofocle, Igor Stravinsky: Oedipus rex. Met Gabriele Lavia (verteller), Gianluca Terranova (Oedipus), Atala Schöck (Iocaste), Anton Keremidtchiev (Creon/Boodschapper) e.a. Regie (Stravinsky): Gabriele Lavia. Gehoord: 9 oktober 2025, Comunale Nouveau, Bologna

 

Door Peter Schlamilch

Het Teatro Comunale di Bologna is een van de meest iconische operahuizen van Italië. Het werd geopend in 1763 na een ramp: in 1745 brandde het Teatro Malvezzi, dat in 1651 was gebouwd, volledig af. Dit houten theater was een van de vele locaties in Bologna waar opera werd opgevoerd sinds de 17e eeuw, maar branden en verwaarlozing hadden veel eerdere zalen getroffen. Als reactie besloot de stad een nieuw, door de stad gefinancierd theater te bouwen – het eerste van zijn soort in Europa. Het werd opgetrokken op de plek van het voormalige Palazzo Bentivoglio, dat in 1507 was verwoest.

 

 

Vlag en wimpel

De 19e eeuw was een bloeiperiode – het theater werd een podium voor Giuseppe Verdi, wiens opera’s het repertoire domineerden. In 1871 vond er de Italiaanse première van Wagners Lohengrin plaats, wat Bologna de bijnaam ‘Wagner-stad’ opleverde. Het was het eerste Italiaanse theater dat Wagners Tannhäuser, Der fliegende Holländer, Tristan und Isolde en Parsifal opvoerde – vaak met de componist zelf aanwezig, zoals bij Rienzi en Parsifal in 1914. Mozart en Rossini, die in Bologna studeerden of er woonden, hadden een sterke band met de stad en zagen hun werken er ook uitgevoerd – in 1770 legde Mozart, toen 14 jaar oud, een streng toelatingsexamen af voor de Accademia Filarmonica, waarbij hij een complexe polyfone compositie moest schrijven. Ondanks zijn jonge leeftijd slaagde hij met vlag en wimpel en werd unaniem toegelaten als lid van de academie – een uitzonderlijke eer voor een 14-jarige buitenlander.

 

De ‘klap van Toscanini’

In 1931 was Italië al bijna een decennium onder de fascistische dictatuur van Mussolini, maar Arturo Toscanini, de wereldberoemde dirigent en muzikaal directeur van het Teatro alla Scala in Milaan, weigerde zich te conformeren aan de politieke druk van het regime, wat hem in conflict bracht met de autoriteiten. Op 14 mei 1931 zou Toscanini een concert leiden ter ere van de tiende verjaardag van de Accademia Filarmonica di Bologna, maar voorafgaand aan het concert eisten fascistische functionarissen dat Toscanini de fascistische hymne ‘Giovinezza’ zou uitvoeren als opening van het concert. Toscanini weigerde categorisch, omdat hij vond dat kunst en politiek gescheiden moesten blijven en hij de ideologie van het fascisme verachtte. Zijn weigering werd gezien als een directe provocatie van het regime. Toen Toscanini het theater betrad via de artiesteningang, werd hij geconfronteerd door een groep fascistische militanten, waarschijnlijk Zwarthemden, waarbij een van hen Toscanini in het gezicht sloeg. Na het incident besloot Toscanini Italië te verlaten, maar het incident bracht het Teatro Comunale di Bologna, dat al een belangrijke culturele instelling was, in de schijnwerpers als een plaats van zowel artistieke excellentie als politieke controverse. Toscanini’s compromisloze houding maakte hem een held voor velen die het fascisme verwierpen, en het verhaal van de klap blijft een krachtig symbool van artistieke integriteit. In Bologna wordt Toscanini nog steeds geëerd, niet alleen om zijn muzikale bijdragen, maar ook om zijn moed.

 

 

Fijnzinnig maar doorleefd

Na de oorlog trok het theater grote namen aan zoals Maria Callas, Tito Gobbi en Luciano Pavarotti, en dirigenten als Herbert von Karajan, Riccardo Muti en Claudio Abbado. Recentelijk werd in oktober 2021 Oksana Lyniv benoemd als eerste vrouwelijke muzikaal directeur (vanaf 2022, voor drie jaar), een mijlpaal voor het theater, maar door velen als een dramatische artistieke achteruitgang beschouwd. Momenteel speelt het seizoen in het tijdelijke Comunale Nouveau, in afwachting van de heropening van het historische gebouw in 2027 na renovaties. Het is dan ook daar dat ik Stravinsky’s Oedipus rex bijwoonde, en ervan onder de indruk raakte: Het orkest, dat ik eerder deze zomer al uiterst fijnzinnig maar doorleefd hoorde spelen tijdens het Rossinifestival in Pesaro, bleek ook een uiterst krachtige en robuuste Stravinsky te kunnen neerzetten.

 

 

Weinig sturing

De orkestklank was weer afgewerkt en fraai, hoewel er soms rare, piepkleine ongelukjes in het koper gebeurden – kleine details die het hoge niveau van het orkest niet teniet deden, maar eerder wezen op de matige directie van de Oekraïense dirigente Oksana Lyniv, die ik al jaren in de grootste theaters van Europa tegenkom en nooit veel indruk maakte: haar slag is niet leidend, maar eerder afwachtend en laat steevast alleen het tempo zien, maar niet de interpretatie, laat staan veel emotie. Ze takteert eigenlijk alleen maar en geeft weinig sturing, richting of zekerheid, en het valt op dat maar heel weinig ‘orchestrali’ of zangers haar kant op kijken, maar haar veelal negeren, meestal een omineus teken. Ook de acoustiek in het voormalige congrescentrum doet weinig recht aan dit orkest, dat waarschijnlijk zal snakken naar de heropening van het eigen theater in 2027.

 

 

Edel en zuiver

De zangers leverden meesterlijke prestaties, te beginnen met het enorme mannenkoor dat het openingskoor zeer solide en massief neerzette, hoewel niet uit het hoofd, wat ik in een operatheater toch eigenlijk wel verwachtte. De klank was er niet minder om: heerlijke lage bassen en stralende tenoren – een genot voor het oor en altijd spatgelijk, hoewel het soms vervreemdend was dat het in het geheel niet op de dramatische verwikkelingen van de protagonisten reageerde. Oedipus, in de persoon van de Romeinse tenor Gianluca Terranova, zingt expressief, messcherp en overmoedig, zoals dat bij zijn rol past, althans aanvankelijk. Gaandeweg wordt hij steeds angstiger en wanhopiger, wat hij niet alleen mooi zingt maar ook verbeeldt. Hij vult de enorme voormalige congreszaal met gemak en snapt zijn rol uitstekend, net als de Bulgaarse bariton Anton Keremidtchiev (Creon), die prachtig zingt maar soms net wat laagte tekort komt om echt dreigend te zijn. Sorin Coliban, de Roemeense bas-bariton lukt dat wat beter: hij heeft veel uitstraling en maakt van Tiresias een waardige en dragend-penetrante antagonist van Oedipus. De IJslandse tenor Sven Hjörleifsson zingt edel en zuiver.

 

 

‘We huilen om je’

Ook Iocaste, de Hongaarse mezzo Atala Schöck, zingt prachtig, maar mist soms wat legato, hoewel dat bij Stravinsky natuurlijk helemaal niet misstaat. Ze acteert wat statisch, maar ze is geweldig in haar wanhopige slotscène, waar overigens ook de belichting subliem is, maar dat is het de hele voorstelling lang, want ster van deze avond is toch echt regisseur Gabriele Lavia, die in Italië tot de grootste levende acteurs, regisseurs en scenaristen wordt gerekend. En terecht, want niet alleen zijn sobere maar nooit eentonige regie en toneelbeeld waren adembenemend, ook de personenregie, de kleding en de belichting waren van eenzame klasse. Zelf had Lavia de rol van verteller op zich genomen, en dat werd een totaal feest van indringende soberheid: helaas ga ik te weinig naar teksttheater, maar zelden zag ik een acteur zo diepgaand en overtuigend een tekst vertolken. Zonder enige poespas of omhaal van gebaren nam hij ons mee door het verhaal, zonder overbodige stembuigingen of -verheffingen. Het Griekse drama wordt een levende realiteit – ronduit meesterlijk! De slotwoorden van het koor (helaas zelfs hier niet uit het hoofd) komen aan als mokerslagen: ‘Vaarwel Oedipus, we hadden je lief, we hebben medelijden met je, en huilen om je.’ Het slotbeeld is fenomenaal.

 

 

Positief einde

Het Bolognese programma werd echter geopend met het orkestwerk Per l’Edipo re di Sofocle van Ildebrando Pizzetti, een Italiaanse componist die slechts twee jaar ouder was dan Stravinsky, hoewel ze elkaar waarschijnlijk niet goed kenden. Opmerkelijk is dat Pizzetti het fascisme wél actief ondersteunde, maar het is groots van dit progressieve theater zijn werk wel op te voeren, en volledig terecht: Pizzetti’s muziek is romantisch en soms neoclassicistisch, maar altijd welluidend en met echo’s van Brahms, Debussy en soms zelfs Dvořák. Het is heel beeldende toneelmuziek, hoewel de dia’s die erbij werden vertoond me niet erg konden boeien, ook omdat ze zich in vaste tijdsintervallen afwisselden – verspringend, niet vervloeiend – en niet dynamisch, op de cadans van de muziek. Een gemiste kans. Ook hier liet dirigente Lyniv slechts een duidelijke, maar zeer schoolse slag zien, waarvan ik me nauwelijks kan voorstellen dat die ook maar enig orkestlid inspireerde. Het is een mooi en lyrisch stuk met een positief einde, waarvan ik me de uitvoering echter nog wat gepassioneerder had kunnen voorstellen, maar onder dergelijke leiding en in deze akoestiek moet je niet te veel verlangen.

 

 

Ik gun dit prachtige orkest een snelle terugkeer naar het bijzondere theater in het hart van Bologna, aan de intieme en studentikoze Piazza Giuseppe Verdi, waar ik de heropening in 2027 graag mee zal maken.

Peter Schlamilch

Info:

https://www.Teatro Comunale di Bolognatcbo.it

You May Also Like

De Mozart van Nikola Meeuwsen sprankelt

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat

Ana Carmen Balestra: onthoud die stem!

Orchestra Sinfonica di Milano – Tjeknavorian analytisch en meeslepend