Willem Brons speelt met bezonkenheid én passie

 

Gehoord: Waalse Kerk, Amsterdam, 15 december 2024

Door Willem Boone

 

Mit innigster Empfindung

De nestor onder de Nederlandse pianisten begon zijn Kerstconcert met een van de mooiste stukken van Mozart, diens Rondo in A KV 511. Hij deed dat met een mooi toucher en speelde in een ongehaast tempo, waardoor hij recht deed aan de mild geresigneerde sfeer ervan. Binnen Mozarts oeuvre voor klavier neemt dit stuk een bijzondere plaats in: hij was misschien wel op zijn grootst als hij in een mineur-toonaard schreef, net als in de Fantasie in C KV 475 of het Adagio in B KV 540. Hij loopt al vooruit op de romantiek en het blijft interessant om je af te vragen hoe zijn schrijfwijze zich ontwikkeld zou hebben als hij ouder geworden was. Brons sloot na de laatste noot direct aan met de Sonate nr. 28 in A opus 101 van Beethoven, waarvan het eerste deel, Etwas lebhaft und mit innigster Empfindung, qua bezonkenheid goed aansloot bij Mozart. Het klonk bijna als een improvisatie en Beethoven liep op zijn beurt op de romantiek vooruit door enigszins de geest van Schumann op te roepen. Het spel van de pianist straalde rust uit, door zijn ervaring en levenswijsheid legde hij veel menselijkheid in de noten van Beethoven, die in deze sonate diep peilt. Het tweede deel, Lebhaft, marsmäszig het vierde deel, mit Entschlossenheit zijn technisch lastig en daar nam de pianist zijn tijd. Hij liet in zijn spel mooi harmonische verschuivingen horen en ondanks zijn gevorderde leeftijd heeft hij zijn enthousiasme voor de muziek behouden. Dat laatste laat hij nog steeds aan zijn publiek horen.

 

 

Onbekende Schumann

Brons heeft een voorliefde voor de Gesänge der Frühe, opus 133, van Schumann, een van zijn laatste composities voor piano. ‘Bezonkenheid’ zou het thema voor het eerste deel van dit recital kunnen zijn, want ook in het Eerste gezang in d was de toon bezonken en donker met diepe basakkoorden. In het Tweede gezang in d viel de polyfone schrijfwijze van Schumann op en het derde gezang in a en het Vierde gezang in fis stonden symbool voor de twee alter ego’s van deze componist. Ondanks de soberheid die deze cyclus uitstraalt, was het derde levendig en het vierde dromerig. Het Vijfde gezang in d was ontroerend in zijn eenvoud, alsof de componist hier in alle rust zijn gedachten aan de piano toevertrouwde. Dit soort momenten, waarvan er talrijke in zijn oeuvre zijn (zoals de laatste twee van de Davidsbündlertänze of het naspel van de piano in de zangcyclus Dichterliebe) behoren tot de meest ontroerende van wat hij geschreven heeft.

 

 

Olthuis

Na de pauze speelde Brons allereerst een in 2012 aan hem opgedragen werk, de Valse triste van Kees Olthuis. Zoals de pianist in zijn belangwekkende toelichting (gingen alle zalen en programmeurs maar zo gedegen te werk!) schreef ‘Bij erg veel waardevolle composities, suggereert de titel maar in beperkte mate de betekenis en de inhoud ervan.’ Dat klopte in zoverre dat ik wel het onderdeel ‘triste’ hoorde, maar het stuk nauwelijks als ‘valse’ herkende. Qua sfeer was het stuk donker en het begon met diepe akkoorden. Brons speelde het met een rustige puls en zijn spel straalde ook hier rust uit, doordat hij de tijd nam om te fraseren.

 

 

Bekende Schumann

Het getuigde van moed om een bekend stuk als de Fantasie in c opus 17 op het programma te zetten. Niet alleen omdat het overbekend is en de referenties voor het oprapen liggen, maar ook omdat het muzikaal en technisch hoge eisen aan de uitvoerende stelt. Het is daarnaast misschien wel Schumanns meest persoonlijke compositie, waarin hij muzikaal zijn verlangen naar Clara Wieck bezingt. Ik herinner me dat de voormalige muziekrecensent Alex van Amerongen (die voor NRC Handelsblad en muziekblad ‘Luister’ schreef) ooit verzuchtte: ‘Kunnen pianisten nu alsjeblieft Schumanns Fantasie even met rust laten?’ Kennelijk vond hij dat het stuk te veel uitgevoerd werd en was er bij hem een bepaalde ‘vermoeidheid’ opgetreden. Ik herken dat gevoel wel, maar heb dat zeker bij deze compositie nooit zo ervaren. Integendeel, het bezorgt me iedere keer weer de rillingen, vooral als het eerste deel, Durchausphantastisch und leidenschaftlich vorzutragen ook écht leidenschaftlich gespeeld wordt. Dat onderdeel wordt vaak bij pianisten genivelleerd, maar gelukkig deed Brons dat niet. Opvallend waren de duidelijke linkerhand en zijn vermogen om harmonische overgangen te laten horen. Bij deze pianist hoor je dat hij veel Bach gespeeld heeft en hoe dat zijn spel in andere componisten ten goede komt. Het tweede deel, Mässig, durchaus energisch, klonk fors en daar werd hoorbaar dat de bassen van de Bösendorfer-vleugel nogal dof waren. De beruchte coda van dit deel speelde hij langzaam met hier en daar misslagen, maar door deze laatste bladzijden komt vrijwel geen enkele pianist ongeschonden. Heel mooi was de manier waarop hij de laatste akkoorden met het rechterpedaal liet doorklinken. Het laatste deel, Langsam getragen, durchweg leise zu halten, was een ander voorbeeld van Schumann op zijn mooist. De pianist bouwde het mooi op, als een lang crescendo dat alsnog vredig eindigt. Het was ontroerend om te zien hoe zijn vrouw Noortje hem na afloop kwam bedanken.

 

 

Pure toegift

Brons bekende na afloop eerlijk geen toegift voorbereid te hebben, ‘omdat dit programma al zwaar genoeg was’, maar hij speelde desondanks het adagio uit Mozarts Sonate in F KV 280, waarover hij zei dat het ‘een beetje somber’ was. Dat viel eigenlijk wel mee, het was eerder ‘puur’ en ‘argeloos’, tijdloos ook, net als het middendeel van zijn Pianoconcert in A KV 488. Een juweeltje dat hij liefdevol speelde en waarmee de cirkel van dit recital op passende wijze rond was.

Willem Boone

 

Info:

https://dewaalsekerk.nl/agenda

 

You May Also Like

Kippenvel bij Rudi Stephans opera Die ersten Menschen

Canellakis verbindt heden, verleden en toekomst in Requiem van Brahms

Simone Youngs verzadigde Zesde Bruckner maakt indruk bij Concertgebouworkest

Verzorgd spel en voorbeeldige articulatie van pianiste Angela Hewitt