Zoetgevooisde romantiek bij Concertgebouworkest

Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Iván Fischer. Nationaal Vrouwen Jeugdkoor, Vesko Eschkenazy, viool, Mirella Hagen, sopraan, Olivia Vermeulen, mezzosopraan. Franz Schubert: Ouverture ‘Die Zauberharfe’, Felix Mendelssohn: Vioolconcert in e, Felix Mendelssohn: delen uit ‘A Midsummer Night’s Dream’. Gehoord: 4 december 2025, Concertgebouw, Grote zaal, Amsterdam*

Door Peter Schlamilch

 

Franz Schubert schreef zijn melodrama Die Zauberharfe in 1820, maar het werd een flop: het publiek vond de veelal gesproken tekst (er was slechts één zangsolist voorzien) langdradig en het verdween anderhalve eeuw in de vergetelheid, terwijl de ouverture ervan toch een heel goed werkje is: veel leuke melodieën en frisse accenten: het aantal sforzati is vrijwel niet te tellen. Het heeft ook een razende vaart – Allegro vivace –, maar dirigent Iván Fischer koos voor een rustige, bijna bedeesde benadering waardoor de champagne-achtige sprankeling van het werk wat verloren ging, en dat was jammer, want het stuk wordt niet zo vaak gespeeld. Het orkest schikte zich loyaal in Fischers kamermuzikale benadering, speelde mooi maar beheerst en deed weinig moeite zich aan de bedaarde sfeer te onttrekken, zelfs niet in de spannende stroomversnelling (een derde sneller) aan het eind.

 

 

Rauwe kracht

Het programma was mooi opgebouwd, want na Schubert klonk het beroemde Vioolconcert van Mendelssohn, opgedragen aan diens beste vriend Ferdinand David, concertmeester van het Gewandhausorchester Leipzig, die ook de première speelde in 1845. In Amsterdam was de solist de Bulgaarse violist Vesko Eschkenazy, sinds 2000 de onvolprezen concertmeester van het Concertgebouworkest zelf. Hij bespeelt de ‘ex-Silverstein’-Guarneri del Gesù uit 1742, een van de meest legendarische en waardevolle violen ter wereld, en dat was te merken: waar de Stradivarius wordt vaak geassocieerd met een ideale helderheid, elegantie en projectie, staat de Guarneri del Gesù eerder bekend om zijn expressiviteit en rauwe kracht, met een donkerder en dramatischer geluid.

 

 

Uitbundig en lichtvoetig

Eschkenazy liet het instrument zingen dat het een aard had, en vooral in het midden- en lage register was zijn voordracht sonoor en warm. Hij koos goede tempi en vertelde een sterk en retorisch verhaal. Fischer begeleidde uiterst bescheiden en ook het orkest liet de solist alle ruimte en overheerste nooit, soms zelfs net iets te weinig. Het tweede deel was prachtig vloeiend, kamermuzikaal en lyrisch, en werd weer gevoelig en intiem begeleid door zijn collega’s. Bij het begin van het derde deel was het even zoeken naar het juiste tempo, maar toen dat er was klonk het feestelijk, uitbundig en lichtvoetig, en ook al lukten niet alle loopjes even goed: het geheel was overtuigend en aangenaam.

 

 

Geparfumeerde, feeërieke sfeer

Minder overtuigend waren de delen uit Mendelssohns ‘A Midsummer Night’s Dream’, waarvan de drie vaak terugkerende accoorden in hout en hoorns, toch de handtekening van het stuk, maar geen enkele keer gelijk wilden worden, heel opmerkelijk, hoewel Fischers gestiek daar ook niet altijd even helder was. En zo waren er meer kleine schoonheidsfoutjes, ook in de strijkers, die ik niet direct verwacht had, uiteraard ruimschoots gecompenseerd door de prachtige en weldadige orkestklank, want er was ook heel veel te genieten. Fischer creëerde een geparfumeerde, feeërieke sfeer die perfect aansloot aan Mendelssohns ideeën, maar liet na de giftige slangen, de zwarte kevers en de spinnen te laten horen, zodat het piepkleine vocale gedeelte geen griezelig contrast vormde, maar, naadloos, dat wel, bij de andere delen aansloot, toch echt Mendelssohns streven niet, gezien de venijnige staccatonootjes en korte voorslagen in de solopartijen.

 

 

Peper en zout

Beide solisten, sopraan Mirella Hagen en mezzo Olivia Vermeulen, zongen hun uiterst bescheiden aandeel mooi, maar meer Halloween-achtige suspense was helemaal niet verkeerd geweest, zeker ook in het orkest – want er staan nog zoveel meer details in de partituur. Fischer, die overigens die dag jarig was, koos echter voor de lyrische, niet-dramatische aanpak, en liet het Nationaal Vrouwen Jeugdkoor, dat in hun partij wél dolce heeft staan, opbloeien en resoneren, zodat het vierstemmige meisjeskoor heerlijk egaal en werkelijk zoetgevooisd klonk – prachtig. Een mooi, welluidend en gebalanceerd programma, waarin een beetje meer drama, peper en zout echter niet hadden misstaan.

Peter Schlamilch

 

* Deze recensie betreft de live-versie in de zaal. De concertregistratie kan, door de opnametechniek, uiteraard afwijken.

You May Also Like

Willem Brons ontroerend en menselijk in Bachs Kunst der Fuge

Feestconcert Nederlands Philharmonisch met dikke glimlach

Shelter is een eigentijds kerstverhaal

Warme en inspirerende Chanoekaviering voor iedereen in De Waalse Kerk