Jonas Kaufmann in München en Verona – veelzijdig en genereus

Jonas Kaufmann (tenor) en Helmut Deutsch (piano): Liederen van Franz Schubert en Robert Schumann. Gehoord: 23 juli 2025, Nationaltheater, München

Jonas Kaufmann (tenor) en Marina Rebeka (sopraan): opera-aria’s en -duetten, Orchestra di Fondazione Arena di Verona o.l.v. Jochen Rieder. Gehoord: 3 augustus 2025, Arena, Verona

Door Peter Schlamilch

 

Sinds ik Jonas Kaufmann voor het eerst live hoorde, een jaar geleden in Puccini’s Tosca, werd ik een soort van fan van hem, want zangers die zich zó in een rol werpen en hun ziel zo binnenstebuiten keren op het toneel zijn zeldzaam. Als je dan ook nog een bronzen, bijna baritonale tenor hebt die aan mijn held Plácido Domingo doet denken, dan is er geen betere bezetting mogelijk voor de gekwelde Puccini-held dan hij. Hij zong zó genereus, zo onuitputtelijk en onophoudelijk, dat hij het Münchener publiek, zijn thuisbasis, destijds alles leek te willen geven als dank voor zijn steun en trouw.

 

 

München

Genereus was ook het woord dat bij de Liederabend onlangs in de grote zaal van datzelfde Staatstheater, in München dus, paste: na een uitgebreide keus uit Schuberts Schwanengesang, voorafgegaan door diens onbekende Die Bürgschaft, zong hij na de pauze de Zwölf Gedichte op. 35 van Schumann, gevolgd door een schier oneindige reeks van toegiften.

Die Bürgschaft was een taaie binnenkomer, en het verhaal van maar liefst vijf pagina’s tekst lang wist eigenlijk maar matig te boeien, en ook Schubert had al eens betere noten geschreven. Gedurende de volle 117 minuten die het stuk duurde vond ik het maar lastig om niet af te dwalen, wat ook aan de in Duitstalige landen zeer gerenommeerde leidbegeleider Helmut Deutsch kan hebben gelegen, want de oude meester (79) voerde zijn fijnzinnigheid zover door dat hij zich bijna onhoorbaar wegcijferde, iets wat juist in de liedkunst, waar beide partners gelijkwaardig moeten zijn, uitdrukkelijk niet de bedoeling is.

Zo miste ik het tragische gebeuk in de bassen in het lied Der Atlas, waarmee Schubert de prachtige tekst van Heine toonzette: ‘Ich unglücksel’ger Atlas! Eine Welt, Die ganze Welt der Schmerzen muß ich tragen, Ich trage Unerträgliches, und brechen Will mir das Herz im Leibe’.

 

 

Academisch en afstandelijk

In liederen als Das Fischermädchen en Am Meer paste de ingetogenheid al beter (hoewel ook daarin schrikwekkende dingen gezegd worden), maar in Der Doppelgänger had de begeleiding angstaanjagender moeten zijn: je staat niet elke dag ’s nachts voor het huis van je ex-geliefde en ziet daar een duistere persoon staan, die je uiteindelijk zelf blijkt te zijn. Ook Kaufmann bleef grotendeels te ingetogen, te beschaafd en te afstandelijk (ook omdat hij alles van blad zong) om echt te kunnen raken. Hij zong prachtig, en natuurlijk zonder een spoor van het operakanon dat hij ook is – begrijpelijk, want het is de grootste angst van elke operazanger om door de kritiek te worden verweten er ‘opera-aria’s van te maken’. Waarschijnlijk daarom probeerde hij de hele avond zoveel mogelijk van de tedere zanger te laten zien, die hij ook is, en dat was prachtig, zeker in zijn vele gebruik van het voix mixte. Maar zijn grote kracht, de dramatische uitbarstingen en hoogtepunten, zoals Dietrich Fischer-Dieskau dat zo schitterend kon (hoewel met een volkomen ander stemgeluid), juist dát talent, dat hij bij uitstek bezit, liet hij achterwege, waardoor de avond wat academisch en afstandelijk werd – ik miste de climaxen.

 

 

Wer machte dich so krank?

Dat veranderde niet na de pauze, toen de Zwölf Gedichte op. 35 van Robert Schumann op het programma stonden – logisch misschien, want ook deze liederen zijn uiterst introspectief, naast misschien ook wat ‘onsamenhangend’: meer gericht op de romantische obsessie met natuur, de nostalgie, en op onvervulde verlangens dan op het ‘verhalende’. Ze werden geschreven in 1840, een cruciaal jaar in Schumanns carrière, ook wel zijn ‘Liederjahr’ genoemd, waarin hij zo’n 150 liederen schreef, waaronder meesterwerken zoals Liederkreis, Myrthen, Frauenliebe und Leben en de beroemde Dichterliebe. Kaufmann en Deutsch hielden het ook hier uiterst ingetogen, hoewel de zeer zachte en vaak innige passages van de tenor de enorme zaal prachtig wisten te vullen – zijn voordracht was weer uiterst fijnzinnig, zacht en poëtisch, en hoewel er ook in Schumanns liederen genoeg dramatiek te vinden is om eens groots uit te pakken (bijvoorbeeld het aangrijpende Stille Tränen, over verborgen verdriet, en Wer machte dich so krank?, over het leed dat mensen elkaar aandoen), koos de zanger daar niet voor: hij  bleef steeds afgewogen en afgemeten, uiterst kamermuzikaal en da’s best knap in zo’n grote zaal, maar soms miste ik de operazanger waar ik zo van houd. Ook het wat kille strakblauwe decor hielp niet mee om de harten te verwarmen. In de vele, genereuze toegiften kwam Kaufmann meer los, zong vrijer (en vergat daardoor even het juiste aantal maten pauze te tellen) en opener, wat voor veel genoegen in de zaal zorgde. Een enorm applaus was zijn deel.

 

 

Verona

Ook in Verona, een ruime week later, liet Kaufmann zien dat hij veel meer is dan een populaire operatenor met een aantal rollen op zak: hij trakteerde het publiek allereerst op een volledig Wagner-programma, dat voor sommige Italiaanse toeschouwers (en toeristen) even wennen was: net als eerder, in München, speelde Kaufmann niet zomaar ‘op safe’,  maar presenteerde echt een breed programma. Begonnen werd met de Wagner Ouvertüre Meistersinger, uitstekend gespeeld door het Orchestra di Fondazione Arena di Verona, waarin ‘Kaufmann-dirigent ‘ Jochen Rieder (ze werken heel veel samen)  prima tempi nam en vooral het koper een grote rol gaf – meestal werden de strijkers erdoor overstemd, maar het creëerde in de enorme Arena wel de massa die je voor Wagner nodig hebt. Kaufmanns Morgenlicht leuchtend uit dezelfde opera was fantastisch opgebouwd: zacht (en trouwens opvallend langzaam) beginnend en steeds sterker en sneller wordend – zijn stem klonk fantastisch, hoewel niet bijzonder fors. De belichting was, overigens de gehele avond, schitterend – laat dat maar aan de Italianen over!

 

 

Adembenemend

Kaufmann was niet alleen gekomen: de Letse sopraan Marina Rebeka vervolgde met Dich, teure Halle, en hoe! Met haar beeldschone stem en verschijning betoverde ze de arena tot in alle hoeken en gaten, en haar klank was zo mooi dat ze de hoofdpersoon bijna deed vergeten: prachtig timbre en frasering, een uiterst soepele techniek en volop hoorbaar. Lekker fel, ritmisch messcherp en op het extatische af: een ware verademing.
Na een weer vrij ‘koperen’ Vorspiel uit Lohengrin zong Kaufmann de beroemde Gralserzählung, in ongecoupeerde versie (56 maten extra!), die je in het theater niet vaak hoort. Kaufmann zong mooi, maar een beetje mat, alsof hij zich spaarde voor het geweld na de pauze, dat bestond uit een programma vab aria’s en duetten uit Madama Butterfly en Manon Lescaut. Dirigent Jochen Rieder leek zijn energie te hebben verloren: nogal traag leidde hij beide zangers door de doolhof van Puccini’s noten, die zonder orkestrale stuwing soms tot stilstand leken te komen. Het was allemaal niet erg spannend, hoewel Marina Rebeka weer adembenemend zong.

 

 

Twee obers

Maar toen kwamen de toegiften, weer net zo genereus als eerder in München: het leek alsof hun complete aandeel uit Toscawerd gezongen: na een heerlijk gezongen Recondita armonia (Kaufmann) volgde een spectaculair mooie Vissi d’arte, door Marina Rebeka angstaanjagend fraai en overweldigend emotioneel gebracht. Kaufmann had nog energie voor E lucevan le stelle, dat hij echter zó traag voordroeg dat de emotionele spanning wat achterbleef. Rebeka vervolgde met Quando m’en vo (La Bohème)’, ook behoorlijk langzaam, maar ondanks dat met enorm lange frasen zo gruwelijk mooi gezongen dat we de wereld om ons heen even vergaten. En de hoogtepunten hielden maar niet op. Het daaropvolgende O soave fanciulla was weer prachtig, hoewel de hoge slotnoten maar net (of net niet) goed gingen, waarschijnlijk door het, alweer, idioot langzame tempo – wat was er opeens aan de hand? Wie dacht dat het wel klaar was, vergiste zich: Jonas Kaufmann wilde het publiek niet naar huis laten gaan zonder Nessun dorma, door iedereen verhoopt en met stormachtig applaus begroet. Ook hier onzingbaar langzame tempi (ik neem aan dat die door Kaufmann vooraf werden bepaald) waardoor ook hier Kaufmanns prachtig opgebouwde climax niet helemaal goed ging in de hoogte, wat hem ook zelf zichtbaar frustreerde. Het publiek was echter goedmoedig en bedankte de zangers met een lang applaus voor deze lange, genereuze opera-avond, die, al met al, de harten verwarmde, want: we waren immers in Italië, wat alles goed maakt. Zeker toen ik, direct na het concert, twee obers aantrof die Nessun dorma nog eens dunnetjes overdeden, gewoon op straat, omringd door passanten, op een paar stappen van de arena. Dat kan alleen in Italië.

Peter Schlamilch

 

You May Also Like

Orkest van de 18e eeuw: Mozarts Figaro maniëristisch en raakt niet

De onnavolgbare zoektocht van Ivo Pogorelich

De Mozart van Nikola Meeuwsen sprankelt

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat