Phantasm & Francesco Sera ‘resetten’ Bachs Wohltemperierte Klavier
Festival Oude Muziek: Wohltemperierte Klavier van Bach, deels bewerkt voor viola da gamba consort (max 5 gamba’s) verdeeld over 4 recitals. Francesco Sera, klacecimbel & gambenconsort Phantasm. Gehoord: Herz, Tivoli Vredenburg, 29 augustus 2025
Door Wenneke Savenije
Soli Deo Gloria
Nog voordat het Festival Oude Muziek officieel van start ging met het openingsconcert, lieten het gambenconsort Phantasm en de Italiaanse klavecimbelspeler Francesco Sera in Herz in wisselende samenstelling en met bijna microscopische precisie een nieuw en verrassend licht schijnen op een van Bachs grote meesterwerken: de 24 Preludes & Fuga’s uit Das Wohltemperierte Klavier (WTK) in twee delen met elk 12 preludes en fuga’s, die gezamenlijk een muzikale reis langs alle 24 toonsoorten maken. Het is muziek die eigenlijk alles omvat, alsof de spirituele Bach, die al zijn noten ‘Soli Deo Gloria’ schreef, de geheimen van de kosmos erin heeft weten te vangen en weerspiegelen.
Van oefenmateriaal tot kunstwerk
Op de titelpagina van de autograaf van band 1 uit 1722 schreef Bach in een sierlijk handschrift: ‘Das Wohltemperirte Clavier oder Præludia, und Fugen durch alle Tone und Semitonia, so wohl tertiam majorem oder Ut Re Mi anlangend, als auch tertiam minorem oder Re Mi Fa betreffend. Zum Nutzen und Gebrauch der Lehrbegierigen Musicalischen Jugend, als auch derer in diesem studio schon habil seyenden besonderem Zeitvertreib auffgesetzet und verfertiget von Johann Sebastian Bach. p. t: Hochfürstlich Anhalt-Cöthenischen Capel-Meistern und Directore derer Camer Musiquen. Anno 1722.’ Niet verwonderlijk dat het werk aanvankelijk vooral werd gezien als een nuttige verzameling oefenmateriaal voor klavierspelers. Maar toen in de loop van de 19e eeuw de genialiteit van Bach steeds meer in de belangstelling kwam te staan, niet in de laatste plaats door de succesvolle heruitvoering van zijn Matthäus Passion o.l.v. Mendelssohn in 1829 in Leipzig, begon ook de waardering voor de artistieke en emotionele kwaliteiten van Bachs ‘geleerde’ Das Wohltemperierte Klavier gestaag te groeien. De Zwitserse pianist Edwin Fischer (1886-1960) legde in de jaren 1933-1936 als eerste het complete Das Wohltemperierte Klavier vast op 78 toerenplaten. Velen zouden hem volgen, zowel op klavecimbel als op piano, waaronder de klavecinisten Wanda Landowska, Gustav Leonhardt en Ton Koopman en de pianisten Tatjana Nikolajeva, Gelnn Gould, Svjatoslav Richter, Maurizio Pollini, Vladimir Ashkenazy, Angela Hewitt en Víkingur Ólafsson.
Svjatoslav Richter
Zelf hou ik het meest van de bezielde interpretatie van Richter, die met architectonische helderheid en een ogenschijnlijk nuchtere maar intense muzikaliteit aan iedere prelude en fuga een eigen karakter en kleur verleent, waarbij hij met zijn fijnzinnige toucher zó diep doordringt in de intrigerende materie dat er pure magie ontstaat. Al jarenlang kan ik er geen genoeg van krijgen, en met mij mijn kinderen, die al van heel jongs af aan altijd naar Richters Bach wilden luisteren als ze gingen slapen. Van tevoren wist ik al dat ze na de stormachtige Prelude & Fuga (BWV 847) in c-klein in slaap zouden vallen, waarna ikzelf (eindelijk even rust!) het hele WTK afluisterde, wat gelijk stond aan een helende meditatie. Ik ken het WTK dus van voren naar achteren en van achteren naar voren, maar blijf altijd nieuwsgierig naar nieuwe interpretaties. Zou ik met één album en een cd-speler naar dat onbewoonde eiland worden verbannen, dan nam ik zeker Richters opname van de complete WTC-cyclus mee. Zijn Bach (en daarmee de mijne) is God.
16 voetsklavecimbel
Ik ging dus met gemengde gevoelens luisteren naar twee van de vier WTK-recitals door klavecimbelspelerFrancesco Sera en gambenconsort Phantasm en was vooral bezorgd over de vakkundigheid van de bewerkingen en het instrumentale niveau van het uit 2 tot 5 viola da gamba’s in wisselende maten (2 discantgamba’s, 1 alt of tenor, 1 bas, en soms ook violone) opgebouwde consort Phantasm, dat in 1994 werd opgericht door Laurence Dreyfus in Engeland. Die viola da gamba-spelers hebben immers nogal eens de neiging onzuiver te intoneren en aan het tempo te trekken en dat past wat mij betreft absoluut niet bij de hermetische wonderwereld van Bachs glasheldere WTK. Maar mijn vrees gelukkig bleek ongegrond. Francesco da Sera, die uiterlijk wel iets weg heeft van de Armeense mysticus Gurdjeff, speelde op een speciaal voor Bach ingevlogen 16 voetsklavecimbel in de vorm van een gloednieuwe kopie, gemaakt door de in Italie werkzame instrumentenbouwer Max Doronin. Dergelijke klavecimbels hadden een extra reeks laag klinkende snaren, die zorgen voor een aanzienlijke uitbreiding van de bas resonatie. Met name in de 18e eeuw waren ze geliefd in het Duitse gebied, dus Bach zal er zeker op gespeeld hebben. Da Sera ontpopte zich op het fraai klinkende instrument tot een bekwaam en gezaghebbend klavecimbelspeler, die uitmuntte in expressieve helderheid, vloeiende articulatie, overtuigende retoriek en rijke klankkleuren. Of het nu om lyrische of om dramatische passages ging, zijn markante en levendige Bach-verhalen spraken tot de verbeelding en werden af en toe ronduit meeslepend.
Hoge kwaliteit
Ook het fijngevoelig en heel verzorgd opererende Phantasm musiceerde ver boven het gemiddelde niveau, waarmee weer eens duidelijk werd dat ‘authentiek’ allang niet meer een excuus is voor vals, saai, dogmatisch en voorspelbaar musiceren. Phantasm klonk in wisselende samenstellingen van 2 tot 5 instrumenten, al dan niet in combinatie met de klavecimbel, fantastisch zuiver (er werd dan ook talloze malen uitvoerig en snaar voor snaar gestemd) en belangrijker, werkelijk muzikaal. Of ze nu een prelude of een fuga vertolkten, telkens weer raakte ik gefascineerd door het rijke klankspectrum dat ze opriepen met een transparantie die elk afzonderlijk instrument de gelegenheid bood om op zijn eigen wijze ‘kleur te bekennen’. Zo klonk Bach op veel momenten hemels en sereen, ook als Da Sera zijn klavecimbelstemvoeringen vermengde met de stemmen van de gambisten. Phantasm verklankte zowel de lyrische als de onstuimige delen uit Bachs WTK adequaat, rijk en sugestief van klank, zuiver, ‘sprekend’ of juist zingend, subtiel en intens, waarbij smaakvol gevibreerd en voorteffelijk gearticuleerd werd. Maar toch hou ik uiteindelijk nog meer van het WTK op piano of klavecimbel, omdat alle stemmen dan uit dezelfde instrumentale bron ontspruiten en in hun schijnbare eenduidigheid en klankovereenkomsten iets nóg diepers en mysterieuzers weten aan te raken, dan wanneer ze door verschillende gamba’s in wisselende klankleuren en timbres worden gespeeld die, hoe mooi het ook klinkt, toch de aandacht enigszins afleiden van de ideale balans en klankverhoudingen binnen dat ingenieuze stemmenweefsel van Bachs WTK.
Wenneke Savenije
Info:
https://oudemuziek.nl/