Opernhaus Zürich – Terfel en Kaufmann laten wanhoop en bloed rijkelijk vloeien in Tosca

Koor en Orkest van de Oper Zürich o.l.v. Marco Armiliato. Giacomo Puccini: Tosca. Met Sonya Yoncheva (Floria Tosca), Jonas Kaufmann (Mario Cavaradossi), Bryn Terfel (Scarpia) e.a. Regie: Robert Carsen. Gehoord: 11 oktober 2025, Opernhaus, Zürich

Door Peter Schlamilch

 

Het Opernhaus Zürich, geopend in 1891, is een gerenommeerd operahuis in Zürich en biedt een breed scala aan opera’s, balletten en concerten, met ongeveer 250 voorstellingen per jaar. Het neoclassicistische gebouw heeft een ‘intieme’ zaal met 1.200 zitplaatsen en uitstekende akoestiek. Zijn rijke geschiedenis gaat terug tot 1834, toen het eerste permanente theater in Zürich, het Aktientheater, werd gebouwd, waar Richard Wagner tijdens zijn ballingschap uit Duitsland veel dirigeerde.

 

 

Wagner

Helaas brandde het theater in 1890 af en werd vervangen door het huidige, het eerste operahuis in Europa met elektrische verlichting en diende aanvankelijk als venue voor opera, toneel en muziek. In de jaren ‘70 brachten was er de behoefte aan renovatie, wat leidde tot controverses: sommigen wilden het slopen, maar in plaats daarvan vond een grootschalige wederopbouw plaats tussen 1982 en 1984, voorafgegaan door de beruchte Opernhauskrawalle (opera-huisrellen) in 1980 – een jeugdprotest tegen hoge subsidies voor de opera terwijl er weinig culturele programma´s voor jongeren waren. De heropening in 1984 was spectaculair met Wagners Die Meistersinger von Nürnberg – begrijpelijk, want Wagner zelf had een bijzondere band met Zürich: de stad en haar theatercultuur speelde een cruciale rol in zijn leven en werk, met name in de jaren 1849–1858, toen hij er in ballingschap verbleef vanwege zijn betrokkenheid bij de revolutionaire opstand in Dresden (1848–1849), waar hij actief was in de Mei-opstand – vanwege zijn politieke activiteiten werd hij gezocht door de Duitse autoriteiten, en Zwitserland, met name Zürich, bood hem een veilige haven.

 

 

Arrestatiebevel

Tijdens zijn Zürichse jaren componeerde Wagner belangrijke delen van zijn Ring des Nibelungen en dirigeerde ook uitvoeringen van zijn eigen werken, zoals Der fliegende Holländer en Tannhäuser. Deze optredens waren cruciaal voor het ‘testen’ van zijn vernieuwende ideeën over opera, zoals het concept van het Gesamtkunstwerk (totaalkunstwerk). Ook ontmoette hij er Mathilde Wesendonck, zijn eerste grote muze, die hem inspireerde tot het componeren van de Wesendonck-Lieder en zijn Tristan und Isolde beïnvloedde. Zijn vriendschap met Franz Liszt, de vader van zijn nog grotere liefde, Cosima, bloeide er op en grote dirigenten zoals Franz Konwitschny en Otto Klemperer hebben Wagners werken in het Opernhaus uitgevoerd, maar ook een iconische Wagner-zangeres als Brigitte Fassbaender stond er op het podium. Hij ontvluchtte Zürich in 1858 geheel in stijl: halsoverkop (net als een klein decennium eerder, toen zelfs na een arrestatiebevel), zijn wettige vrouw Mina achterlatend en de toorn van de echtgenoot van Mathilde in zijn nek.

 

 

Bruut, rauw en agressief

Het Opernhaus was tijdens mijn bezoek het toneel van Puccini’s Tosca, die een niet minder gerenommeerde en tumultueuze uitvoering beleefde: Bryn Terfel zet een Scarpia neer die zó liederlijk en wreed is, dat de rillingen je over het lijf lopen – hij gromt, schreeuwt en mompelt los van zijn zangrol dreigend en angstaanjagend, en als blikken konden doden waren er zeker nog meer slachtoffers gevallen. Ja, je moet er een beetje van houden (ik genoot ervan), maar ook vocaal was hij ijzersterk, superieur en in topvorm: hij had geen enkele moeite met welke noot dan ook, en alles klonk even doorleefd, passievol en, inderdaad, bruut, rouw en agressief, precies zoals dat moet, en alles in een heerlijk Italiaans. De Bulgaarse sopraan Sonya Yoncheva zong Tosca stoer, zelfbewust, bij vlagen toch kwetsbaar en ze kleurt haar rol nu eens niet messcherp-jaloers, zoals je vaak hoort (en helemaal niet verkeerd is), maar donker, warm en bezield.

 

 

Kolken en stromen

Tenor Jonas Kaufmann, die ik vorig jaar nog in een werkelijk fenomenale Cavaradossi hoorde, deed het weer uitstekend, was goed hoorbaar, bij vlagen zeer gloedvol en gepassioneerd – iets baritonaler nog dan vorig jaar, en ook daar moet je van houden, maar mij bekoorde het uitermate. Drama en handeling zijn nu eenmaal van levensbelang in de opera, en een klein nootje dat iets minder gaat is daarbij voor mij geen enkel probleem.

 

 

Het orkest speelde subliem en kleurrijk, en dirigent Marco Armiliato, die ik de avond ervoor nog in een best matte Rigoletto in de Scala hoorde, had hier wel het heilig vuur te pakken: Puccini ligt hem duidelijk beter dan de middenperiode van Verdi, want hij liet het orkest kolken en stromen, en wist vrijwel altijd de exact juiste tempi te vinden. Maar, toegegeven: deze muziek is ook nauwelijks te stoppen als zij eenmaal is begonnen.

 

 

Gitzwart drama

Het koor was fantastisch en zeer volumineus en lekker groot bezet, het decor, de kleding en de belichting smaakvol en intelligent, zonder spoor van moderniteiten, en dat geldt ook voor de regie van Robert Carsen, van wie ik vorig jaar nog een minder geslaagde La clemenza di Tito zag (Salzburg). Een voorbeeld van intelligent regisseren is dat Scarpia lijkt te worden vermoord met het vlijmscherpe mes waarmee hij even tevoren het schilderij van Cavaradossi woedend in stukken heeft gesneden – ik snap best dat het onzichtbaar verwisseld is, maar zo’n klein detail geeft diepgang aan een regie.

 

 

De grappige scènes en momenten, en dat zijn er maar heel weinig, werden door het publiek met gelach ontvangen, en dat maak je niet veel mee in dit gitzwarte drama: er ontstond een mooie sfeer door in de zaal, die anderzijds de indruk gaf deze opera voor het eerst te zien – heel mooi maar wel apart. De eerste akte liep als een trein en leek in een vloek en een zucht te zijn afgelopen, het publiek in verbijstering achterlatend na de slotmonoloog van Scarpia, die zeer sterk was. Ook de liefde tussen Cavaradossi en Tosca was heerlijk om te zien, speels en innig, en vooral: overtuigend, zoals eigenlijk de hele personenregie. De koster zingt helaas te zacht en te weinig gefocust om hoorbaar te zijn.

 

 

Huiveringwekkende voltreffer

In de tweede akte was Terfel nog beter, en nam zoveel vrijheid dat hij de orkestbegeleiding Tosca’s cantate, achter het toneel, zelfs meefloot. En hoewel ik niet weet of dat nou per se nodig is, geeft het zoveel kleur aan de volkomen vrijheid waarmee Terfel zijn personage ‘bewoont’, dat je je er nauwelijks aan kunt en wilt storen. De kleine rol van Spoletta werd heerlijk gezongen door de Finse tenor Johan Krogius, die helder, penetrant, welluidend en tegelijkertijd bijtend was. De ondervragingsscène was aangrijpend, maar had bij dirigent Armiliato nog wel een tandje dramatischer gemogen, maar dat Scarpia Cavaradossi’s ‘Taci’ zachtjes voor zichzelf herhaalt was geniaal.

 

 

Yoncheva, die Tosca tot dan toe nogal traditioneel en clichématig acteerde, kreeg in Vissi d’arte opeens vleugels die haar niet meer loslieten: ze zong de moeilijke aria in vele prachtige dynamieken en kleuren, vooral herfsttinten. In de moordscène, vlak erna, was ze grandioos: ze plantte het ‘vlijmscherpe’ mes recht in Scarpia’s hart, precies zoals Puccini dat had aangegeven: geen vaag gerommel in de marge, maar een huiveringwekkende voltreffer, die door Terfel uiteraard weer met beiden handen werd aangegrepen voor uitgebreide doodsrochels, allemaal prachtig uitgelicht. Subtiel was het allemaal niet, maar dat hoeft hier ook zeker niet: het publiek, inclusief ikzelf, zat op het puntje van de stoel, zeker in de uitbarsting van het orkest die erop volgde – een zee van verdriet, angst, afgrijzen maar ook opluchting overspoelde de zaal.

 

 

Staande ovatie

De derde akte was een prachtig ontwaken van Rome, beeldschoon gespeeld in orkest en slagwerk, en met schitterende, weidse toneelbeelden. Tosca gelooft werkelijk in de goede afloop en heeft nog alle vocale kracht over voor een grandioos slotoffensief (wel oppassen dat ze haar belangrijkste hoge noten niet steeds de coulissen in zingt). Haar passie en overgave, maar zeker ook die van alle anderen, werden door het Zürichse publiek met een terechte staande ovatie, iets dat in het buitenland, in tegenstelling tot ons land, heel ongebruikelijk is.

Peter Schlamilch

Foto’s: Toni Suter e.a.

 

Info:

https://www.opernhaus.ch/en/spielplan/calendar/tosca/

Opera Zürich, Marco Armiliato, Giacomo Puccini, Tosca, Sonya Yoncheva, Jonas Kaufmann, Bryn Terfel, Robert Carsen

You May Also Like

Ana Carmen Balestra: onthoud die stem!

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat

Orchestra Sinfonica di Milano – Tjeknavorian analytisch en meeslepend

Nikola Meeuwsen zet desolate sfeer in Sjostakovitsj treffend neer