Arvo Pärt Festival – 22 t/m 27 maart Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam
Gehoord: Jörgen van Rijen (trombone), Hein Wiedijk (klarinet) & Camerata RCO, werken van Pärt en Bach; Fratres/ Perspectief op Pärt, New European Ensemble, 25/3, Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam.
Op het moment dat 144 scheepstoeters vanaf de kade de opening van het Arvo Pärt Festival in het Muziekgebouw aan ’t IJ inzetten met Da pacem domini liep ik zelf, hemelsbreed niet zo ver van het aan de overzijde van de Oostzee gelegen Pärt-centre in Laulasmaa in Estland, van de oorverdovende stilte in de besneeuwde bossen van Finland te genieten. Daar waar je urenlang tussen de dunne stammen van sparren en berkenbomen kan rondlopen zonder een levend wezen tegen te komen, al passeer je regelmatig verse sporen van een eland, vos of sneeuwhoen. Als je stil gaat staan om naar de stilte te luisteren gaan je oren er bijna pijn van doen, zó stil is het. Soms hoor je in de verte een vogeltje en als je ’s nachts de sterrenhemel gaat bewonderen, kun je verrast worden door het ‘oehoe’ van een uil. In Laulasmaa wandelt Arvo Pärt (1935) – die vanaf 1980 even in Wenen en later in Berlijn woonde, maar in 2010 terugkeerde naar Estland – tegenwoordig in dezelfde soort bossen rond om inspiratie op te doen. Maar zijn ‘muziek van de stilte’ ontstond al in de jaren zeventig.
‘Wat moet een componist doen?’, vroeg Pärt aan een straatveger toen hij na jaren van experimenteren met de technieken van de avant-garde in 1968 in conflict was gekomen met de Sovjetautoriteiten door zijn stuk Credo voor piano koor en orkest. De straatveger antwoordde: ‘Hij moet van elke noot houden.’ Meer nog dan aan de modernistische inslag van het Credo, stoorde het regime zich aan Pärts toetreding tot de Russisch-orthodoxe kerk. De crisis zou zo’n acht jaar duren, maar het antwoord van de straatveger veroorzaakte een doorbraak. ‘Alle belangrijke dingen in het leven zijn eenvoudig’, besloot de componist, die zich grondig ging verdiepen in o.a. het gregoriaans en de polyfone renaissance-muziek. In 1976 kwam hij naar buiten met een nieuwe componeerstijl, die hij ‘tintinnabuli’ doopte; verstilde muziek die klinkt als het geluid van klokken of bellen, gekenmerkt door simpele harmonieën, vaak gebaseerd op slechts enkele noten of drieklanken.
Het eerste stuk in deze stijl was Für Alina (1976) voor piano solo, waarop al snel de werken volgden die Pärt wereldberoemd maakten: Spiegel im Spiegel (1978), Fratres (1977), Cantus in Memory of Benjamin Britten (1977) en Tabula Rasa (1977). Ik had het geluk dat juist een aantal van deze stukken op het programma stonden op de dag dat ik weer terug was in Amsterdam. Met ‘ver-Finste’ oren zou ik Pärts verstilde muziek vast nog beter kunnen begrijpen. Twee jaar geleden had ik me al vergeefs verheugd op het Arvo Pärt Festival in het Muziekgebouw aan ’t IJ, dat vanwege corona moest worden gecanceld. Nu kon het festival alsnog doorgaan en aan de volle zalen valt af te leiden dat het concertpubliek dat weet te waarderen, al zeggen veel mensen lastminute noodgedwongen af omdat ze corona hebben.
Van Rijen
Het spectaculaire optreden van meestertrombonist Jörgen van Rijen en het Camerata RCO in Pärts Fratres, in overleg met de componist door hemzelf in 1995 bewerkt voor cello, strijkorkest en percussie (grote trom en houtblok), maakte duidelijk dat de componist veel méér noten op zijn zang heeft dan de stilte verklanken. In Fratres gaat het er op een gewijde manier heftig en emotioneel aan toe en de virtuoze solopartij, die als een onbedwingbare eruptie van dynamische levenslust de serene klankwolken van de strijkers doorklieft, is voor een trombonist technisch gezien eigenlijk niet te spelen. Maar Van Rijen, die enkele jaren geleden al een briljante opname van Fratres maakte, draaide er zijn hand en zijn vaardig blazende lippen niet voor om, ademde opgewekt mee met de muziek en miste geen noot, terwijl hij vol vuur en bezieling zijn instrumentale hordeloop rende. Razendknap hoe hij met veel gevoel, nuance, een prachtige warme klank en glasheldere articulatie het publiek wist te raken, terwijl zijn hele lichaam enthousiast meeboog op de wervelstorm van Pärts muziek.
Het bleek een fantastisch idee om de gewijde stukken van Pärt telkens af te wisselen met een stuk van Bach, die alles Soli Deo Gloria componeerde en evenals de Estse componist veel werken herschreef, transcribeerde en arrangeerde, al was het maar om ervan te leren. Van Rijen op zijn beurt had dan ook gekozen voor eigen transcripties van Bachs Concert in d BWV 974 naar Alessandro Marcello, het Concert in c BWV 981 naar het Vioolconcert op. 1 nr. 2 van Benedetto Marcello en het Concert in D BWV 972 naar Vioolconcert RV 230 van Antonio Vivaldi. Al deze stukken speelde de trombonist met verpletterend instrumentaal elan, aanstekelijk enthousiasme en een warmbloedige en oprechte muzikaliteit, waarbij hij levendig werd begeleid door het voor de gelegenheid bescheiden ‘authentiek’ (geen vibrato enz.) musicerende Camerata RCO, waarbij muzikale effecten als een snerpende viooltoon in Vivaldi’s Allegro, die het midden hield tussen triller en vibrato, niet werden geschuwd.
Heel erg mooi klonk als tweede Pärt-stuk het Pari intervallo voor klarinet, trombone en strijkorkest uit 1995, waarin Hein Wiedijk elegant, gevoelig en bevlogen de klarinetpartij voor zijn rekening nam. Steeds wisselden de uitstekend op elkaar ingespeelde trombonist en klarinettist elkaar naadloos af in een meditatief betoog met licht verontrustende wendingen, want Pärt wil méér uitdrukken dan de ontspannen ‘leegte’ van mindfulness en meditatie, van verstilling en troost, hij is op zoek naar de pure essentie van de menselijke ziel en hoe die zich verhoudt tot alle facetten van het leven. Behalve ontspannen, kan zijn muziek ook emotioneel, krachtig, agressief en soms zelfs gewelddadig oplichten. Als derde stuk van Pärt klonk het in 2013 door Van Rijen bewerkte Vater unser voor countertenor en strijkorkest, waarbij het orkest in melodieuze golfbewegingen een soort universeel levenslied op de trombone begeleidde, dat klonk als een volkslied voor de wereld, waarna tot besluit nog een Bach/Vivaldi/VanRijen-concert werd gespeeld bij wijze van sprankelende toegift.
Pärt
Volgens Pärt moet kunst zich bezighouden met eeuwige vragen en niet met de waan van de dag: ‘Kunst is in feite niets anders dan je gedachten of spirituele waarden in een zo geschikt mogelijke artistieke vorm gieten of ze op artistieke manieren uitdrukken. Wijsheid schuilt in reductie, het weggooien van wat overbodig is.’ De bescheiden componist, die twee jaar geleden zijn 85e verjaardag vierde (de eigenlijke aanleiding voor het festival), heeft ook wel eens gezegd dat hij inspiratie opdoet tijdens het aardappelschillen. Hij houdt niet van media-aandacht en leeft min of meer als een kluizenaar.
Maar dat weerhoudt hem er niet van om met kinderlijk plezier verstoppertje te spelen met zijn kinderen en kleinkinderen, grappige liedjes voor ze te zingen, zijn vrouw Nora – een kritische musicologe – goedmoedig te plagen en sneeuwballen te gooien. Pärt: ‘Als iemand mij wil begrijpen moet hij naar mijn muziek luisteren; als iemand mijn ‘filosofie’ wil kennen, kan hij een van de kerkvaders lezen.’
Bijzonder aardig aan het Pärt-festival is het randprogramma, dat bestaat uit lezingen, documentaires en exposities over Pärt, die de hele dag door gratis bezocht kunnen worden en een levendig beeld schetsen van die wonderlijke ‘oude’ man die zowel een kind als een wijze is en met zijn pure muziek de wereld heeft weten te betoveren. Uniek is de grafische novelle Between two sounds van Joonas Sildre, verdeeld over talloze tekeningen te zien op Foyerdek 3, waarin op basis van archiefmateriaal het leven en de muzikale zoektocht van Pärt wordt verbeeld in een soort originele stripverhaalvorm.
In de a-modieuze muziek van Pärt komt effectbejag -zoals wat mij betreft bij Ludovico Einaudi- niet voor. Tijd en tijdloosheid worden met elkaar verbonden en de muziek brengt op een nederige, strikt georganiseerde manier spirituele en mystieke krachten over, volgens Pärt het wezenlijke doel van muziek: ‘Muziek is geen wegwerpartikel waarvan de noten als nutteloze stenen de ruimte in worden geslingerd, want elke steen heeft het potentieel van een hoeksteen’ … ‘De droom van een bloem is haar bloesem’, aldus de Estlandse dichter Juhan Liiv. Zo ook heeft elke noot in de ogen van Pärt de potentie tot bloei, en daarmee tot het creëren van betoverende ruimtes, waarin een dialoog met ‘God’ kan plaatsvinden. Verklein met een elektronenmicroscoop een stof en er ontstaan chaotische landschappen, die zich pas bij verkleiningen van boven de dertig miljoen rangschikken tot geometrische patronen die erg op elkaar lijken, ongeacht de aard van de bestudeerde stof.
Zo is het volgens Arvo ook met de menselijke ziel; ‘Tot op de dag van vandaag ben ik op zoek naar dat magische eiland, waar alle mensen – voor mij alle geluiden – in vrede met elkaar kunnen leven. De deuren naar deze plek staan voor ons allemaal open. Maar de weg erheen is moeilijk, zo moeilijk dat je er soms wanhopig van wordt.’ Wat kan bijdragen aan sublieme luisterervaringen is deze gedachte van Pärt: ‘Momenten van herkenning tussen componist en luisteraar doen zich op de een of andere manier voor als zitten in twee passerende treinen. Je ziet alleen de persoon in de andere trein tijdens een vluchtige blik door het raam. Wij componisten hebben onze weg te volgen, en de luisteraars de hunne. De kunstenaar is ook maar een reiziger, net als de luisteraar. En toch ontmoeten we elkaar … laten we zeggen door de muziek.’
Pleidooi voor vrede
Als introductie op het avondconcert wees altviolist Emlyn Stam erop dat alle Pärt-werken op het programma – Quintettino (1964), Tabula Rasa (1977), een eigen bewerking van Pari intervallo voor orgel (1976-1980), In spe voor blaaskwintet en strijkorkest (2010) en Fratres voor strijkorkest en percussi (1983) – ‘ontstaan zijn ten tijde van de Sovjet repressie en nucleaire dreigingen, een situatie waarop het vandaag de dag erg begint te lijken.’ Stam omschreef Fratres als ‘een universeel pleidooi voor vrede.’ De stukken van Pärt werden afgewisseld met het neo-romantisch klinkende Three Contemplations for Piano Trio uit 2019 van Riho Esko Maimets (1988) en het op de folklore van Estland gebaseerde Sounds Behind the Times uit 2017 van Pärt Uuusberg (1986). Van al deze werken gaf het New European Ensmble – met de integer, gedreven en virtuoos musicerende stervioliste Rada Ovcharova en de immer bevlogen musicerende gebroeders Emlyn en Willem Stam op altviool en cello in de hoofdrol – ruimhartige en tot de verbeelding sprekende uitvoeringen, waarin gulle melodie-stromen het soms wonnen van de serene klankwolken uit de metafysische wereld, maar toch klonk het allemaal prachtig, indringend en onmiskenbaar in de vrije geest van Pärt.
Tickets & Info:
https://www.muziekgebouw.nl/agenda/themas/192/Part_Festival_2022