Bayreuth – Kamermuzikale Parsifal overtuigt bijna nergens

 

Gehoord: 25 juli 2024, Grosses Festspielhaus, Bayreuth

Door Peter Schlamilch

Wagners Parsifal, ik schreef het hier al eerder, is mijn absolute lievelingsopera, niet alleen in Wagners oeuvre, maar in de operageschiedenis überhaupt: de muziek is totaal geniaal, net als de kleuren die door de waanzinnige instrumentatie worden geschapen: meestal wordt Berlioz als de beste instrumentator beschouwd, maar naast Wagner is hij een beginneling (hoewel Strauss wél in de buurt komt).

 

Dom van Siena

Wagners tekst vind ik fascinerend (hoewel ik weet dat daar verschillend over wordt gedacht) en de opbouw van de scènes, ‘aria’s’ en koren fenomenaal: zo zie ik steevast bij de laatste minuten de stofdeeltjes van onder naar boven opdwarrelen in de Dom van Siena, en weer neerdalen in de slotaccoorden, precies zoals de grote meester dat ook voor zich zei te zien. Hij was volkomen gegrepen door de schoonheid van de kathedraal, en ook ik laat geen zomer voorbijgaan of ik zit er wel een paar uur naar te staren, volledig in de ban van zijn bijna volmaakt symmetrische schoonheid.

 

Duomo di Siena

 

Tot tranen toe geroerd

Wagner was verliefd op Italië, vooral op Napels, de Amalfi-kust, Sorrento, Palermo en Venetië, waar hij, tijdens een knallende ruzie met zijn grote liefde, Cosima, op 13 februari 1883 overleed. In augustus en september 1880 bezocht hij Siena, volgens mij de mooiste stad ter wereld, en Cosima schrijft in haar dagboek: ‘Richard is tot tranen toe geroerd, hij zegt dat dit de sterkste indruk is die hij ooit van een gebouw heeft gekregen.’ De kathedraal van Siena blijft het echtpaar betoveren en Wagner komt telkens weer terug bij de Dom, met Cosima en de kinderen. Van Parsifal, waaraan de grote meester al ruim 20 jaar werkte, waren de eerste twee akten voltooid, en de Dom van Siena, vooral de koepel en de zijbeuken, inspireerde hem bij de derde: hij schreef wel 12 pagina’s partituur per dag en vroeg een decorontwerper Paul Joukowski de kerk voor hem te schetsen, zodat het decor voor de eerste uitvoering, in Bayreuth (1882), daarnaar zou kunnen verwijzen: het was het ideale beeld voor de Graalsonthulling. In een brief aan zijn weldoener Ludwig II van Beieren, van 28 september van dat jaar (Wagner is nog steeds in Siena), schrijft hij dat Parsifal zijn artistieke testament zal zijn.

 

Kobalt en lithium

In het kleurrijke en drukke toneelbeeld dat Mimi Lien ons voorschotelde geen spoor van Siena te ontwaren, maar veel video’s en graafmachines, die waarschijnlijk iets te maken hadden met de obsessie voor de gevaarlijke en dodelijke winning van kobalt en lithium voor onze smartphones en electrische auto’s, waarover (de regisseur?) ons bladzijdenlang in het programmaboek onderhoudt. Het zal allemaal wel iets met de zoektocht naar de Graal te maken hebben, of de Graalsonthulling, maar al deze relaties zijn te gezocht en gekunsteld in vergelijking met de filosofieën van Wagner om ook maar heel even te boeien. Maak toch lekker je eigen voorstellingen over de misstanden in de wereld, en val ons (en Bayreuth) er niet mee lastig!

 

 

VR-bril

Ook de Virtual Reality-bril die 330 bezoekers konden boeken waardoor ze tussen zichzelf en het toneel extra beelden konden zien, boeide weinigen, zo bleek in de pauzen: velen geloofden het na 10 minuten wel met al die extra vogeltjes en bloemen, en zetten de bril weer af. Zelf had ik er geen, dus kon het niet beoordelen, maar de foto’s in het programmaboekje voegden inderdaad weinig toe aan het toch al overvolle toneelbeeld, waarin ook nog vele video’s te zien waren, die overigens soms wél iets toevoegden.

 

Eindeloos filmpje

Het Vorspiel in het orkest was mooi, maar werd helaas nergens spannend, een hele prestatie voor een stuk dat al in de eerste twee maten unisono van As naar c moduleert, terwijl een cameraman op het toneel enkele (ook vrijende!) protagonisten in close-up neemt en groot projecteert: 100 jaar na de uitvinding van de speelfilm reuze vernieuwend, maar volkomen overbodig en afleidend. Gurnemanz (Georg Zeppenfeld), ‘uiteraard’ in korte broek, deed het goed en hield de hele opera stand in zijn enorme rol, maar ook hij werd nergens indrukwekkend: hij heeft een wat matte uitstraling die nergens betrokkenheid verraadt, hoewel hij in de derde akte meer presentie heeft. Dit is misschien ook niet zijn ideale rol, en in Titurel zou hij mijns inziens beter gecast zijn. Het eindeloze filmpje van een open wond (die Wunde van Amfortas) hielp natuurlijk niet mee: waarom moet dat in hemelsnaam 10 minuten duren?

 

 

Ondergeschikt aan regieconcept

In het afzichtelijke decor lopen enkele Knapen rond in rok (even een woke-graantje meepikken?) en Parsifal (Andreas Schager, twee dagen eerder nog als Tristan op het toneel, ik geef het je te doen) komt op in een soort veiligheidshesje, dat, zoals later blijkt, een vest is om opgehesen te kunnen worden als waren we in het circus. Hij was weer prima bij stem, zong vurig en acteert prima: zelf bedacht waarschijnlijk, want van enige vorm van personenregie leek geen sprake. Alles lijkt ondergeschikt aan het regieconcept, en zoals mijn trouwe lezers weten: dat is een recept voor mislukking, zeker als je moet concurreren met dat van Wagner.

 

Essentiële stemmen in het orkest

Ook Kundry (Ekatarina Gubanova) leed onder deze tekortkoming: ze zong heel mooi, maar het acteren moest ze kennelijk zelf maar uitzoeken. Het licht van Rainer Casper is wel mooi, flexibel en suggestief. De beroemde Verwandlungsmusik, toch het hoogtepunt van de eerste akte, klonk mat en er misten enkele essentiële stemmen in het orkest, vooral in het koper, dat vaker te zwak klonk. Het mannenkoor was geweldig, maar met 44 man erg onderbezet, waardoor de massaliteit die Wagner voor ogen had niet helemaal uit de verf kwam. De belangrijke ‘modulatiemaat’ (van C naar es, dat doet Wagner met het grootste gemak) voor ‘Den sündigen Welten’ klonk dan weer wél geweldig! Het vrouwenkoor was prachtig: het maakte mooie vocale kleuren, en dat onder een kroon van 54 witte tl-balken: knap werk.

 

Verstaanbaar en toch imperatief

De Titurel van Tobias Kehrer was geweldig: zuiver, goed hoorbaar, helder, verstaanbaar en toch imperatief: uitstekend gedaan! Amfortas (Derek Welton) zingt fantastisch en heeft een prachtige, soms iets te lyrische klank, hoewel sommige hoge noten moeizaam klonken. Dat Parsifal zijn hand medelijdend naar hem uitstrekt is een grote regiefout, die definitief duidelijk maakt dat regisseur Jay Scheib weinig van Parsifal begrepen heeft, wat de kenners al in de eerste maten opviel, uiteraard. (Ik weet dat Parsifal naar zijn hart grijpt, volgens de partituur, maar een gebaar van medelijden zou hij in deze akte nooit maken.)

 

 

Karikaturaal geregisseerd

De pijn die Amfortas en Titurel voelen was zo karikaturaal geregisseerd dat ze lachwekkend werd, en ook dat bedoelde Wagner te genen dele. Parsifal bleef als enige prachtig spelen: verbaasd en verwonderd, zoals Wagner dat wilde. Dat hij een druppel bloed dronk is dan weer heel vreemd. De stem uit de hoogte (Marie Henriette Reinhold) klonk prachtig.

Frivool dansje

De tweede akte wordt gedomineerd door een heerlijk zingende Klingsor (Jordan Shanahan), die met zijn grote, volle en gemene stem het hele theater vult, ook als acteur. Zijn iets te frivole dansje maakt zijn personage wat ongeloofwaardig, maar daar kan hij ook niets aan doen. Kundry en het orkest zijn naar mijn smaak iets te kamermuzikaal, maar Parsifal, en later weer Klingsor, compenseren dat daarna weer geheel.

Bevrijdende climaxen ontbreken

De derde akte heeft weer een monsterlijk decor, compleet met een graafmachine (zijn we naar lithium aan het zoeken?), maar Gurnemanz zingt beter en is meer betrokken. De inleiding is weer zacht en geraffineerd in het orkest, maar wie de partituur kent ziet dat Wagner ook heftige uitbarstingen componeert, die helaas nergens hoorbaar zijn. Een duidelijke muzikale opvatting, maar wel de verkeerde. De tempi zijn traag en Wagners bevrijdende climaxen ontbreken, behalve in de ‘Goede Vrijdagsmuziek’, dus het kán wel. Het koor zingt weer geweldig, klinkt door de kleine bezetting weer iets te licht maar benadrukt uitstekend-sterk de none-voorhoudingen, die het hele werk eigenlijk domineren.

 

 

Muzikale wonderwereld

Amfortas overtuigt nog steeds, en zingt zeer mooi en imposant, net als het orkest in zijn aria en daarna: vol en sterk, hoewel alweer een hoge noot wat aarzelend klinkt. De traditionele schreeuw van het koor bij het zien van het lijk van Titurel (ook in de partituur genoteerd, maar tegenwoordig soms weggelaten) is groots en indrukwekkend, en bewijst dat hij onontbeerlijk is.

Parsifal glorieert gelukkig, zij het ook uitsluitend vocaal: de graalsonthulling is namelijk een onbegrijpelijke handeling van een stukvallend stuk steen (erts?), en het witte tl-licht doet pijn aan de ogen. Mooi is dat het zeer lang donker blijft na de laatste, wonderschone, noten, zodat iedereen zich kan bezinnen op datgene wat zich de afgelopen zes uren had afgespeeld: een magische, zelfs door de regie niet stuk te krijgen, muzikale wonderwereld, die een storm van applaus ontlokte.

Peter Schlamilch”

 

Info:

https://www.wagneropera.net/bayreuth/bayreuth-festival-2024.htm

 

* Van huis uit zanger en dirigent, ontwikkelde recensent Peter Schlamilch een grote liefde voor de opera. Tijdens zijn muzikale opleiding assisteerde hij vijf jaar de Italiaanse dirigent Claudio Abbado (1933-2014), waarbij hij o.a. nauw betrokken was bij de uitvoering van de opera Elektra van Richard Strauss in Salzburg. Voor De Nieuwe Muze bezocht Schlamilch deze zomer een aantal belangrijke operafestivals in Europa en schreef daar recensies over. Dit is het tiende verslag vanuit Bayreuth (Parsifal)

You May Also Like

Muze van Zuid doorbreekt verwachtingspatronen

Pianiste Fedorova spetterend in Ravel en Brussels Phiharmonic o.l.v. Volkov dansant in Tsjaikovski

Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde

Carmen in Verona: een lust voor het oog